Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 22 januari 2019
[eiser] ,
- [eiser] in persoon,
- mr. Rastegar voornoemd,
- de heer [naam vertegenwoordiger gedaagde] , [functie] van [gedaagde] ,
- mr. Van Eijsden voornoemd.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak staat de zorgplicht van de assurantietussenpersoon centraal. De eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Rastegar, stelt dat de tussenpersoon zijn zorgplicht heeft geschonden, wat heeft geleid tot schade. Hij beroept zich op twee aspecten van deze zorgplicht: ten eerste dat hij niet is gewaarschuwd voor de gevolgen van een betalingsachterstand, en ten tweede dat er fouten zijn gemaakt met betrekking tot de schorsing van de verzekering.
De kantonrechter, mr. R.H.C. Jongeneel, oordeelt dat de tussenpersoon geen zorgplicht had om de eiser te waarschuwen, omdat de premie-incasso volledig door de verzekeraar werd geregeld. De verzekeraar had de eiser al eerder gewezen op de betalingsachterstand en de gevolgen daarvan, waaronder de opschorting van de dekking. De kantonrechter concludeert dat de tussenpersoon niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de gevolgen van de betalingsachterstand, omdat hij niet op de hoogte was van deze situatie.
Wat betreft de gestelde fouten met betrekking tot de schorsing van de verzekering, oordeelt de kantonrechter dat er geen schade is geleden door de eiser. De dekking was al opgeschort wegens wanbetaling, en de betalingen die de eiser heeft gedaan, waren niet voldoende om de dekking te herstellen. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op € 720,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde de kosten kan vorderen, zelfs als de eiser in beroep gaat.