ECLI:NL:RBAMS:2019:117

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
13/665057-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake valse bommelding en cybercrime

Op 9 januari 2019 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op Facebook een valse bommelding heeft geplaatst. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder computervredebreuk, bedreiging, oplichting en het voorhanden hebben van hack-software. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zonder toestemming gebruik heeft gemaakt van de Facebook- en e-mailaccounts van anderen, waarbij hij berichten met strafbare inhoud heeft geplaatst. De verdachte heeft ook met behulp van gestolen creditcardgegevens cadeaukaarten besteld.

Tijdens de zittingen op 19 december 2018 en 9 januari 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A.E.P.M. Kersten, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. T.S.S. Overes, gehoord. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn acties veel overlast en schade heeft veroorzaakt, wat leidde tot een grootschalig politieonderzoek naar de valse bommelding.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 90 dagen jeugddetentie, waarvan 47 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 180 uur. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat. De benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665057-17 (Promis)
Datum uitspraak: 9 januari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 19 december 2018 (inhoudelijke behandeling) en 9 januari 2019 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E.P.M. Kersten en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.S.S. Overes naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij zonder toestemming gebruik heeft gemaakt van Facebook- en/of e-mailaccounts van anderen, waarbij Facebookberichten zouden zijn geplaatst met een strafbare inhoud. Ook zou verdachte met behulp van creditcardgegevens van één van die anderen cadeaukaarten hebben besteld.
De verschillende gedragingen zijn kort gezegd ten laste gelegd als
1. het doen van een valse bommelding via Facebook;
subsidiairbedreiging;
2. computervredebreuk;
3. het misbruik maken van identificerende persoonsgegevens;
4. bedreiging;
5. oplichting door met valse naam H&M cadeaukaarten te bestellen;
6. het voorhanden hebben van hack-software (Havij Pro).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt hiervan deel uit.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte alle zes de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van feit 5 vindt de officier van justitie bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gepleegd. Ten aanzien van de andere feiten gaat de officier van justitie ervan uit dat verdachte die feiten alleen (en dus niet samen met een ander) heeft gepleegd.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 primair en subsidiair (doen van een valse bommelding resp. bedreiging), 2 (computervredebreuk), 3 (misbruik maken van identificerende persoonsgegevens van [naam 1] en [naam 2] ) en 4 (bedreiging van [naam 3] ) voert de raadsvrouw primair aan dat niet is bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de accounts van [naam 1] en [naam 2] en de raadsvrouw verzoekt daarom verdachte van deze feiten vrij te spreken.
Ten aanzien van feit 1 primair voert de raadsvrouw daarnaast aan dat het vereiste oogmerk om een ander ten onrechte te doen geloven dat er bom op station Amsterdam Centraal was, niet is bewezen. Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 4 stelt de raadsvrouw ook dat niet is komen vast te staan dat met de gedane uitlatingen een redelijke vrees is opgewekt dat gevolg gegeven zou worden aan de bedreiging.
Verdachte heeft ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 verklaard dat hij niet degene is geweest die gebruik heeft gemaakt van de verschillende accounts. Hij heeft verklaard wel te weten wie hier gebruik van heeft gemaakt, maar niet te willen zeggen wie dat is geweest.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, geen verweer gevoerd maar wel gezegd er anders dan de officier van justitie van uit te gaan dat verdachte het feit alleen heeft gepleegd. De raadsvrouw verzoekt verdachte vrij te spreken van het ook ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank komt tot die conclusies op grond van de volgende feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen. [1]
[naam 1] heeft aangifte gedaan van het feit dat zijn Facebookaccount is gehackt. [2] Het Facebookaccount van [naam 1] is door de politie onderzocht. In de nacht van 18 december 2016 heeft iemand, de ‘hacker’, zonder toestemming van [naam 1] toegang gehad tot diens Facebookaccount. Aan de contactgegevens van het Facebookaccount is een e-mailadres toegevoegd, te weten [e-mailadres] . Door de hacker zijn verschillende berichten geplaatst op de tijdlijn van het Facebookaccount van [naam 1] , waaronder:
- [naam 1] heeft een foto van [naam 4] gedeeld
“…”
(18 december 2016 om 1:42 uur, UTC+01)
- [naam 1] heeft een foto van [naam 5] gedeeld
“wie is die boy??”
(18 december 2016 om 1:51 uur, UTC+01)
- “
“Vandaag om 1 uur zal Amsterdam Centraal niet meer staan en zullen alle mensen die er bij waren niet meer onder ons zijn. NOS Politie Amsterdam er zullen vershillende (sic!) explosieven tot ontploffing worden gebracht.”
(18 december 2016 om 2:31 uur, UTC+01);
Door de hacker zijn ook berichten gestuurd aan andere Facebookgebruikers, waaronder aan [naam 3] :
- “
“Morgen middag kom ik de boel overhoop schieten”
(18 december 2016 om 2:18 uur, UTC+01)
De hacker heeft ingelogd op het Facebookaccount van [naam 1] vanaf het IP-adres [nummer] , voor het eerst op 18 december 2017 om 1:37 uur (UTC+01). [3]
[naam 1] verklaarde in zijn aangifte dat de NOS en de politie Amsterdam getagd waren in het bericht over verschillende explosieven die tot ontploffing worden gebracht. [4]
[naam 3] heeft aangifte gedaan van bedreiging. Op 23 december 2018 hoorde hij van een medewerker van de politie Amsterdam dat hij via Facebook was bedreigd. Vervolgens nam hij via Facebook kennis van het bericht, verzonden vanuit het account van [naam 1] op 18 december 2016 om 2:18 uur (
morgen middag kom ik de boel overhoop schieten). Het baarde hem zorgen dat er iemand rondloopt met de gedachte om de boel overhoop te schieten en zijn omgeving voelt zich ook erg bang. [5]
In een aanvullende aangifte deed [naam 1] ook aangifte van het hacken van zijn hotmailaccount en er bleken enkele e-mails weg te zijn. [naam 1] verklaarde op dat moment ook dat iemand anders, zonder zijn toestemming, met zijn creditcard twee H&M giftcards van 25,- en 15,- euro had besteld op 16 december 2016. [6] De politie heeft de activiteitenlog van het hotmailaccount van [naam 1] bekeken. Hierin is te zien dat op 18 december 2016 omstreeks 01:20 uur was ingelogd via het IP-adres [nummer] . [7]
[naam 2] deed aangifte van computervredebreuk, omdat iemand anders op zijn Facebookaccount berichten had geplaatst. [8]
De politie heeft de Facebookpagina van [naam 2] bekeken en zag dat er meerdere berichten geplaatst waren, waaronder:
- “
“al spreek ik de meeste van van jullie niet meer vaak en dit niet de persoonlijkste manier om belangrijkste dingen de vertellen maar ik wil gewoon tot punt komen. ik heb prostaat kanker en het is uitgezaaid. ik ga niet meer lang leven (…)”
(23 december 2016 om 0:30 uur, UTC+01)
- Een foto van [naam 4] met de tekst: “
denk maar niet dat je van mij af bent, ik ga door tot jij of ik sterf”
(23 december 2016 om 0:49 uur, UTC+01)
- Een foto van [naam 5] , waarop zij staat met een jongen, met de tekst:
“wie is die boy???”
(23 december 2016 om 0:50 uur, UTC+01)
Uit de loggegevens van Facebook bleek dat op 23 december 2016 vanaf twee afwijkende IP‑adressen was ingelogd. Om 0:24 uur (UTC+01) vanaf IP-adres [nummer] en om 0:47 uur (UTC+01) vanaf IP-adres [nummer] . [naam Stichting] staat geregistreerd als eindgebruiker van het IP-adres [nummer] . Het IP-adres [nummer] is in beheer bij KPN, maar KPN heeft in haar systemen geen informatie voor dit IP-adres. [9]
[naam 5] is op 4 januari 2017 als getuige gehoord in verband met foto’s van haar die gedeeld waren op de Facebookaccounts van [naam 1] en [naam 2] . Zij verklaarde dat het is gedaan met de laptop van [verdachte] (verdachte), die woont aan de [adres] in [woonplaats] . [10]
Op 15 februari 2017 is binnengetreden in de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Daarbij werden verschillende gegevensdragers in beslag genomen in de slaapkamer van [verdachte] , waaronder een laptop van het merk Lenovo (itemnummer [nummer] ), een telefoon (itemnummer [nummer] ) en een externe harde schijf (itemnummer [nummer] ). [11] De in beslag genomen gegevensdragers zijn vervolgens onderzocht.
In de in beslag genomen Samsung S4 mini (itemnummer [nummer] ) is in het telefoonwoordenboek het e‑mailadres [e-mailadres] aangetroffen. [12]
Op de externe harde schijf (itemnummer [nummer] ) zijn meerdere bestanden, foto’s en bankafschriften aangetroffen van [verdachte] (verdachte). Ook zijn bestanden aangetroffen waarin uitgelegd wordt hoe men anoniem, via een Remote Desktop Protocol (RDP) en VPN-verbinding, gebruik kan maken van gestolen creditcardgegevens. Op deze harde schijf zijn ook de bestanden ‘Havij 1.17 Pro’ en ‘Havij 1.17.pro-patch’ aangetroffen. Havij is een SQL-injectietool en wordt door hackers gebruikt om de zwakheden in databases van websites op te sporen om deze vervolgens te kraken, met als gevolg dat de gegevens in de database inzichtelijk wordt voor de hacker. In het aangetroffen bestand ‘Amsterdam RDP.txt’ staan inloggegevens voor een Remote Desktop: [nummer] , gebruikersnaam: (…) en wachtwoord: (…). In verschillende bestanden staan de persoonsgegevens, creditcardgegevens en inloggegevens met gebruikersnamen en wachtwoorden van meerdere Nederlandse creditcardgebruikers, waaronder [naam 2] , [naam 1] en [naam 6] . [13] Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat de externe harde schijf van hem is. [14]
Op de Lenovo-laptop (itemnummer [nummer] ) is het IP-adres [nummer] aangetroffen in een snapshot-bestand van de applicatie Virtual Box Virtual Machine. Op deze laptop zijn installatiebestanden aangetroffen van Virtualbox Virtual Machine, Safer VPN en Mullvad VPN-software. Bij het onderzoeken van de internethistorie zijn onder andere resultaten aangetroffen van 18 november 2016, met als website-inhoud
  • how to hack WiFi that is near you?
  • Google result: Havij
  • Google result: How to SQL inject website?
  • How to download and install and patch Havij v1.7 Pro Cracked
  • Havij c. 1. 17 Pro Cracked by [naam 7] .rar
In de verwijderde data werden mappen met geïnstalleerde software aangetroffen van onder meer programma’s waarmee anonieme VPN-verbindingen opgezet kunnen worden, programma’s waarmee een virtual machine kan worden benaderd en het programma Havij Pro. [15]
Door de politie is ook het Windows Eventlog van de Lenovo-laptop geanalyseerd. Hierbij kwam naar voren dat op 17 december 2016 omstreeks 15:33 uur een verbinding tot stand is gebracht met een systeem op afstand via het programma Windows Remote Desktop. Op 18 december 2016 omstreeks 00:17 is de computer uit de standby-modus gehaald. Tussen 00:17 uur en 02:33 uur worden meerdere events geregistreerd, wat aangeeft dat de laptop actief was in dat tijdsbestek. [16] Door de politie is ook onderzoek gedaan naar de mogelijkheid dat een derde, op afstand, gebruik heeft kunnen maken van de Lenovo-laptop van de verdachte. Het programma Teamviewer is niet op de laptop aangetroffen en behalve het standaard meegeleverde ‘Windows Remote Desktop’ zijn er geen Remote Access Tools aangetroffen op de laptop van verdachte. In de eventlog is niet geregistreerd dat via Windows Remote Desktop op de laptop is ingelogd. [17]
Door de politie is ook nog nader onderzoek gedaan naar het IP-adres [nummer] (op naam van [naam Stichting] ), dat gebruikt is bij de hack van het Facebookaccount van [naam 2] . Gebleken is dat met enige kennis over het gebruiken van proxyservers het zeer eenvoudig is om van dit IP-adres gebruik te maken. De politie stelt ook vast dat op de Lenovo-laptop aanwijzingen zijn gevonden dat verdachte bekend lijkt te zijn met het gebruik van proxyservers. [18]
Verdachte heeft op zitting bekend dat hij de als feit 5 ten laste gelegde oplichting heeft begaan door met behulp van de creditcardgegevens van [naam 1] cadeaukaarten te bestellen bij de H&M. [19]
Nadere bewijsoverwegingen
Op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt reeds dat verdachte de feiten 5 (oplichting door met valse naam H&M cadeaukaarten te bestellen) en 6 (voorhanden hebben van hack-software) heeft begaan. Verdachte heeft bekend dat hij met behulp van de gegevens van [naam 1] H&M giftcards heeft besteld. Op de externe harde schijf die volgens verdachte aan hem toebehoort, zijn de bestanden ‘Havij 1.17 Pro’ en ‘Havij 1.17.pro-patch’ aangetroffen.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten overweegt de rechtbank nog als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat misbruik is gemaakt van identificerende persoonsgegevens van [naam 1] en [naam 2] . Dit is onder meer gebeurd door op hun Facebookaccounts in te loggen en berichten te plaatsen en door in te loggen in het Hotmail-account van [naam 1] en daar e-mailberichten te verwijderen.
Voor de rechtbank is aannemelijk geworden dat deze feiten door één en dezelfde persoon zijn gepleegd. Daarvoor is in het bijzonder van belang dat op beide Facebookaccounts foto’s van [naam 4] en [naam 5] zijn geplaatst en dat bij de foto van [naam 5] beide keren de tekst ‘wie is die boy’ is geplaatst.
Voor de rechtbank staat vast dat het verdachte is geweest die de feiten heeft gepleegd. Op verschillende gegevensdragers van verdachte is informatie aangetroffen over [naam 1] en [naam 2] . Ook is informatie aangetroffen over [naam 6] , van wie de naam is gebruikt bij de hack van het account van [naam 1] . De informatie op de gegevensdragers laat ook zien dat de gebruiker van die gegevensdragers de mogelijkheden had en in staat was om op afstand verbinding te maken met een computer en om via een proxyserver het internet op te gaan. In het bijzonder zijn de gegevens aangetroffen die nodig waren voor het gebruik maken van het IP-adres [nummer] (op de Lenovo-laptop is het IP-adres [nummer] aangetroffen in een snapshot-bestand van de applicatie Virtual Box Virtual Machine). Tot slot blijkt uit de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van feit 5 dat hij misbruik heeft gemaakt van gegevens van [naam 1] .
De enkele omstandigheid dat geen direct verband is vastgesteld tussen enerzijds de IP-adressen die bij de hack van het Facebookaccount van [naam 2] zijn gebruikt en anderzijds de gegevensdragers die bij verdachte zijn aangetroffen, maakt niet dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte ook dit account heeft gehackt. Uit het dossier volgt in elk geval dat verdachte in staat moet worden geacht om gebruik te kunnen maken van andere IP-adressen. Daarbij is ten aanzien van één van de twee IP-adressen vastgesteld dat dit eenvoudig gebruikt kon worden met behulp van een proxyserver. Ten aanzien van het tweede IP-adres is in elk geval niet gebleken dat dit onmogelijk of zeer lastig is voor iemand met de kennis en kunde van verdachte op dit gebied.
De verklaring van verdachte dat een derde gebruik heeft gemaakt van zijn computer (fysiek of op afstand) bij het plegen van de feiten 1, 2, 3 en 4 wordt enkel ondersteund door de verklaring van [naam 5] die stelt dat weliswaar van de computer van verdachte gebruik is gemaakt, maar dat verdachte het niet zelf was. Dat op afstand gebruik is gemaakt van de computer van verdachte wordt niet ondersteund door het onderzoek dat de politie hier naar aanleiding van de verklaring van verdachte heeft gedaan. Dat een ander fysiek gebruik heeft gemaakt van de laptop van verdachte blijkt verder niet uit het dossier. Verdachte heeft hierover verder ook niets willen verklaren, hoewel hij stelt te weten wie gebruik heeft gemaakt van zijn laptop. Hierdoor is de stelling van verdachte op geen enkele manier te controleren. Naar het oordeel van de rechtbank is die verklaring daarom onaannemelijk en de rechtbank gaat daarom aan die verklaring voorbij.
Ten aanzien van feit 1 primair is de rechtbank van oordeel dat wel sprake is geweest van het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat er een explosief op station Amsterdam Centraal was. In het bijzonder blijkt uit het taggen van de NOS en de Politie Amsterdam in het bericht de bedoeling van verdachte, dat de inhoud van zijn bericht breed bekend zou worden. Daaruit volgt ook dat verdachte kennelijk wilde dat zijn bericht geloofd zou worden. De omstandigheid dat verdachte kort daarvoor ook schrijft ‘
ik ben in een psychose’, maakt niet dat geen sprake was van dit oogmerk.
Ten aanzien van feit 4 is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat het in het bericht genoemde tijdstip (‘morgenmiddag’) reeds verstreken was op het moment dat [naam 3] kennis nam van de bedreigende tekst, niet maakt dat bij hem geen reële vrees kon ontstaan dat iemand hem iets wilde aandoen. Die vrees volgt namelijk niet zo zeer uit het genoemde tijdstip, maar uit de beschreven gedraging.
Ten aanzien van alle feiten ziet de rechtbank onvoldoende aanwijzingen dat verdachte de feiten tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gepleegd. In het bijzonder blijkt ten aanzien van feit 5 uit het dossier niet dat [naam 5] en/of [naam 8] ten tijde van de oplichting daarvan op de hoogte waren en daaraan nauw en bewust hebben meegewerkt. Voor zover steeds is ten laste gelegd dat verdachte de feiten samen met anderen heeft gepleegd, zal hij daarvan worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1 primair
op 18 december 2016 in Nederland, gegevens, te weten een Facebookbericht, heeft doorgegeven met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten Station Amsterdam Centraal, een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht,
immers heeft hij, verdachte, een Facebookbericht geplaatst via een gehackt account en waarin hij de NOS en de Politie Amsterdam heeft getagd met de volgende dreigende tekst:
"
Vandaag om 1 uur zal Amsterdam Centraal niet meer staan en zullen alle mensen die er bij waren niet meer onder ons zijn. NOS Politie Amsterdam er zullen vershillende explosieven tot ontploffing worden gebracht";
Ten aanzien van feit 2
in de periode van 18 december 2016 tot en met 23 december 2016 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, in (een gedeelte van) geautomatiseerde werken, te weten een Facebook-account en een Hotmail-account toebehorende aan [naam 1] en een Facebook-account toebehorende aan [naam 2] , is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten het onbevoegd gebruik maken van de gebruikersnaam en het e-mailadres en het wachtwoord;
Ten aanzien van feit 3
in de periode van 18 december 2016 tot en met 23 december 2016 in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van [naam 1] en [naam 2] heeft gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, doordat verdachte onder meer, berichten op de Facebook-accounts van voorgenoemde [naam 1] en [naam 2] heeft geplaatst en een e-mailadres op naam van [naam 1] heeft gebruikt, als ware hij, verdachte, die [naam 1] en [naam 2] ;
Ten aanzien van feit 4
in de periode van 18 december 2016 tot en met 6 januari 2017 in Nederland [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend via een Facebook-bericht vanaf een gehackt account voorgenoemde [naam 3] het volgende bericht gestuurd: "
morgen kom ik de boel overhoop schieten";
Ten aanzien van feit 5
in de periode van 16 december 2016 tot en met 20 januari 2017 in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid de H&M heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten cadeaukaarten, en ICS heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geldbedragen, door online met een valse naam en met onrechtmatig verkregen creditcardgegevens, voornoemde cadeaukaarten te bestellen en naar een eigen e-mailadres te laten sturen;
Ten aanzien van feit 6
in de periode van 18 november 2016 tot en met 15 februari 2017 te Lelystad, een technisch hulpmiddel, te weten het software programma Havij Pro, welk programma gebruikt wordt om databases van websites te hacken door middel van SQL-injecties, dat hoofdzakelijk ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid Wetboek van Strafrecht, namelijk te weten het binnendringen van een geautomatiseerd werk door middel van een manipulatie van de aanwezige SQL-database (SQL-injectie), voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn omschreven. Die bewijsmiddelen zijn vervat in (de voetnoten bij) paragraaf 3.3.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om het adolescentenstrafrecht (ASR) toe te passen en zij heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van negentig dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 48 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de jeugdreclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) wordt opgelegd.
6.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt om ASR toe te passen. De raadsvrouw verzoekt, mede gelet op het tijdsverloop sinds de ten laste gelegde feiten, om te volstaan met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel. De raadsvrouw vraagt verder geen onvoorwaardelijke jeugddetentie of taakstraf op te leggen, en om geen bijzondere voorwaarden of een GBM op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan verdachte een jeugddetentie op van 90 dagen, waarvan 47 dagen voorwaardelijk en met bijzondere voorwaarden, en een werkstraf van 180 uren. Daarvoor vindt de rechtbank het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende cybercrime-feiten. Verdachte heeft op twee momenten onrechtmatig gebruik gemaakt van Facebookaccounts van willekeurige derden, waarbij verdachte berichten op Facebook heeft geplaatst. Een deel van de door verdachte geplaatste berichten zijn door hun inhoud ook strafbaar. Zo heeft verdachte een valse bommelding geplaatst en zijn voormalige baas bedreigd. Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan creditcardfraude door voor veertig euro aan cadeaukaarten te bestellen. Tot slot heeft verdachte hacksoftware in zijn bezit gehad.
Verdachte heeft met zijn handelen veel overlast en nadeel veroorzaakt. Naar aanleiding van de bommelding is door de politie een grootschalig onderzoek gestart. De mensen van wie het Facebookaccount door verdachte is misbruikt, zijn geconfronteerd met strafbare feiten die uit hun naam, en ten overstaan van hun sociale omgeving zijn gepleegd. De mensen aan wie of over wie verdachte berichten op Facebook heeft geplaatst, zijn geconfronteerd met die ongewenste inhoud. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij het bepalen van straf kijkt de rechtbank ook naar de persoon van verdachte. In dat kader heeft de rechtbank in de eerste plaats gekeken naar het strafblad van verdachte van 27 november 2018. Hieruit volgt dat verdachte voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten niet eerder was veroordeeld. Nadien is verdachte wel veroordeeld ter zake van een misdrijf en een overtreding. De rechtbank houdt daarmee op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening.
De rechtbank heeft ook gekeken naar een psychologisch rapport van 11 augustus 2017. De psycholoog komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een lichte variant van een stoornis in het autismespectrum (ASS) en een lichte variant van de aandachtstekortstoornis (ADD). Het was voor de psycholoog echter niet mogelijk om een verband te leggen tussen deze diagnoses en de ten laste gelegde (en door de rechtbank bewezen verklaarde) feiten. De psycholoog adviseert wel om het ASR toe te passen, onder meer omdat de handelingsvaardigheden van verdachte nog in ontwikkeling zijn: verdachte kan zijn eigen gedrag wat moeilijk organiseren en hij kan de risico’s van zijn handelen niet goed inschatten.
Ook de reclassering adviseert in haar advies van 17 juli 2017 om het ASR toe te passen.
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie en de raadsvrouw, in deze adviezen aanleiding om ten behoeve van de straftoemeting het ASR toe te passen.
De rechtbank ziet op dit moment onvoldoende aanleiding om een GBM aan verdachte op te leggen. De met betrekking tot verdachte opgemaakte rapporten zijn enigszins gedateerd en daardoor is het niet mogelijk om een specifiek, op de huidige situatie toegespitst kader op te stellen voor de GBM. De rechtbank vindt het niet noodzakelijk om de behandeling van de strafzaak om deze reden aan te houden. Daarvoor is van belang dat de reclassering in haar advies van 17 juli 2017 een meer algemeen kader heeft geadviseerd, bestaande uit een meldplicht, een nog nader in te vullen ambulante behandeling en het opvolgen van aanwijzingen van de reclassering. Die voorwaarden kan de rechtbank ook opleggen in het kader van een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank vindt het ook noodzakelijk om die bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten en verdachte heeft ter zitting bij de rechtbank de indruk gewekt niet in te zien welke negatieve impact zijn handelen heeft gehad. Dat maakt dat de rechtbank een gevaar ziet dat verdachte opnieuw soortgelijke strafbare feiten zal gaan plegen. Toezicht door de reclassering en begeleiding/behandeling met betrekking tot de door de psycholoog vastgestelde stoornissen (ASS en ADD) kunnen eraan bijdragen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal gaan plegen.
De rechtbank ziet ook aanleiding om naast een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest [20] , ook een werkstraf aan verdachte op te leggen. Daarmee wordt de ernst van de bewezenverklaarde feiten tot uitdrukking gebracht en dit moet eraan bijdragen dat verdachte ondervindt dat zijn gedragingen niet worden geaccepteerd door de samenleving.

7.Benadeelde partij

7.1.
De vordering
De benadeelde partij [naam 3] vordert 750,- euro, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, als vergoeding van immateriële schade die hij stelt geleden te hebben als gevolg van het als feit 4 bewezenverklaarde feit.
7.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van 200,- euro en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de vordering af te wijzen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
In de vordering zoals die nu is ingediend, is onvoldoende onderbouwd dat sprake is van zodanige omstandigheden dat de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking komt voor vergoeding van de opgevoerde immateriële schade. Daarvoor is van belang dat enkel ‘psychisch onbehagen’ of ‘het zich gekwetst voelen’ geen geestelijk letsel oplevert in de zin van voornoemde wettelijke bepaling.
Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Dat maakt dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77p, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138ab, 139d, 142a, 231b, 285 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair
-
gegevens doorgeven met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig is waardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht;
Feit 2
-
computervredebreuk, meermalen gepleegd;
Feit 3
-
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
Feit 4
-
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 5
-
oplichting;
Feit 6
-
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk ontworpen is tot het plegen van zodanig misdrijf voorhanden hebben.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
- Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 47 (zevenenveertig) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd
1. moet melden bij het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering ( [adres 1] ) op door die jeugdreclassering te bepalen tijdstippen en zich zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht zal blijven melden;
2. wordt verplicht om zich te laten begeleiden/behandelen bij een nog nader door het NIFP te indiceren (forensisch) ambulante behandeling bij een nog nader te indiceren begeleidings-/behandelzorginstantie, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. wordt verplicht om zich te houden aan de aanwijzingen die hem door de reclassering worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering te Lelystad tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen.
Verklaart de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 januari 2019.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte, pag. 138.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 121-126.
4.Een proces-verbaal van aangifte, pag. 139.
5.Een proces-verbaal van aangifte, pag. 197-198.
6.Een aanvullend proces-verbaal van aangifte, pag. 150.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 100.
8.Een proces-verbaal van aangifte, pag. 359-360.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 191-193.
10.Een proces-verbaal getuigenverklaring, pag. 207-208.
11.Een verslag van binnentreden (pag. 46) en een geschrift, zijnde een beslaglijst [adres] [woonplaats] (pag. 332).
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 56.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 58-60.
14.Een proces-verbaal van verhoor, pag. 39.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 69-72.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 65-66.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 354.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 52-53.
19.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 december 2018.
20.De rechtbank gaat – anders dan de officier van justitie en de verdediging – ervan uit dat verdachte reeds 43 dagen in voorarrest heeft gezeten (18 april - 30 mei 2017). Daarvoor is van belang dat de rechtbank conform de huidige LOVS-afspraken niet de nachten, maar de dagen telt.