Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
4.Bewezenverklaring
5.De strafbaarheid van de feiten
6.De strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de straffen
8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
6 (zes) maanden.
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
2 (twee) jaarvast.
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- zich gedurende de behandeling bij [naam FPK] zal melden bij de reclassering, op het adres [adres reclassering 2] , op de door de reclassering te bepalen tijdstippen en zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zijn behandeling bij de forensische polikliniek [naam FPK] voortzet, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt.
240 (tweehonderdveertig) uur, met bevel voor het geval verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen.
[slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer] , toe tot € 7.105,82 (zevenduizend honderdvijf euro en tweeëntachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 april 2017) tot aan de dag van betaling.
[slachtoffer]aan de Staat € 7.105,82 (zevenduizendhonderdvijf euro en tweeëntachtig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 april 2017) tot aan de dag van betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 70 (zeventig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.