3.3Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid herkenningen
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt temeer als deze herkenningen het enige bewijsmiddel zijn waaruit de betrokkenheid van een verdachte kan worden afgeleid.
Voor een beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen aan de hand van camerabeelden is onder meer van belang in hoeverre op deze afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Een mogelijke gezichtsherkenning heeft daarbij de hoogste diagnostische waarde. Eerst dient te worden onderzocht wat de kwaliteit van de afbeeldingen of bewegende beelden is en de mate waarin persoonskenmerken zichtbaar zijn. Voorts is van belang hoe goed de verbalisant de herkende kent. Daarbij geldt dat de visuele kennis waardevoller is als deze is ontstaan uit ontmoetingen in levenden lijve dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is. Daarbij is ook de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Bovendien is het aantal onafhankelijke herkenningen door verbalisanten van belang. Tot slot kan worden gekeken naar feiten en omstandigheden die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken
In zaak B zijn de bewegende camerabeelden niet meer beschikbaar. De rechtbank heeft zodoende ter terechtzitting geen kennis kunnen nemen van de bewegende beelden en daarom niet kunnen toetsen of de beelden van voldoende kwaliteit zijn om daar een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren. Op basis van de stills in het dossier kan de rechtbank de betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte dan ook niet toetsen aan de eigen waarneming. Daarbij komt dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen.
De officier van justitie heeft in haar requisitoir enkele feiten bewezen geacht op grond van het toepassen van schakelbewijs. Van schakelbewijs is sprake indien het bewijs van een feit mede steunt op specifieke en kenmerkende gelijkenissen van dat feit met een ander, soortgelijk strafbaar feit, waarvan is bewezen dat dat door de verdachte is begaan. De rechtbank stelt voorop dat schakelbewijs kan worden toegepast indien de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt met het reeds bewezen verklaarde feit.
De gehanteerde modus operandi dient telkens dezelfde specifieke kenmerken te vertonen.
Feit 1: poging tot inbraak bij lunchroom [naam lunchraam]
Op grond van de camerabeelden heeft de politie geen verdachte kunnen herkennen. De rechtbank stelt evenals de politie vast dat op de stills in het dossier een manspersoon, met baardgroei, een rugtas en een damesfiets te zien is. De rechtbank oordeelt dat dit signalement onvoldoende onderscheidend is om aan de hand daarvan een specifiek persoon te kunnen identificeren. De modus operandi die aan de hand van de camerabeelden wordt beschreven betreft het trappen tegen de deur en gooien van een parasolvoet tegen het glas van de lunchroom. Dit is een vrij algemene modus operandi bij inbraken en kan aldus niet worden gebruikt voor de toepassing van schakelbewijs. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 2: inbraak bij [naam restaurant]
De rechtbank oordeelt dat de stills van de camerabeelden te onduidelijk zijn om daar een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren en zal de herkenningen van de verbalisanten daarom niet gebruiken voor het bewijs. Ten aanzien van de herkenning door verbalisant [verbalisiant 2] merkt de rechtbank ten overvloede nog op dat niet blijkt dat deze verbalisant de verdachte ooit in levende lijve heeft gezien. De in het proces-verbaal van bevindingen omschreven gebruikte modus operandi betreft het wrikken tussen de deur met een breekijzer en een schroevendraaier, het stoten van een voorwerp tegen de deur en het trappen tegen de deur. Deze modus operandi is onvoldoende specifiek om de toepassing van schakelbewijs te rechtvaardigen. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 3: poging tot inbraak bij [naam restaurant 2]
De rechtbank oordeelt op basis van de stills in het dossier dat de kwaliteit van de camerabeelden voldoende is om daar een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren. De dader van deze poging inbraak is echter, onder meer door het dragen van een pet, niet goed op de beelden zichtbaar, waardoor er geen onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Gezichtsherkenning is dan ook niet mogelijk. De rechtbank acht de kleding en postuur niet voldoende voor een betrouwbare herkenning. In het proces-verbaal van bevindingen is beschreven dat de dader met een koevoet heeft geprobeerd de deur te forceren. Toen dat niet slaagde, heeft hij de deur ingetrapt. Dit is een veelvoorkomende modus operandi bij inbraken. Schakelbewijs zal daarom geen toepassing kunnen vinden. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 4: inbraak bij voetbalvereniging [naam vereniging]
De rechtbank oordeelt aan de hand van de stills in het dossier dat de kwaliteit van de camerabeelden voldoende is om daar een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren. De dader van deze inbraak is echter, door het dragen van een capuchon en een sjaal over het gezicht, niet herkenbaar in beeld. Verbalisant [verfbalisant 1] baseert zijn herkenning onder meer op de houding, postuur, kleding en het loopje van verdachte. De rechtbank oordeelt dat houding, postuur en kleding niet voldoende onderscheidende persoonskenmerken zijn waarop in dit geval een herkenning met voldoende zekerheid kan worden gebaseerd. Verbalisant [verfbalisant 1] heeft niet nader gemotiveerd wat er herkenbaar is aan ‘het loopje’. Tevens kan de rechtbank de bewegende beelden niet bekijken en was verdachte niet ter terechtzitting aanwezig, waardoor ‘het loopje’ niet kan worden getoetst aan de eigen waarneming. Tot slot bevat de door de dief gebruikte modus operandi, het forceren van de deur met een schroevendraaier, onvoldoende specifieke elementen om schakelbewijs te kunnen toepassen. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 6: poging tot diefstal bij [naam restuarant 4]
De rechtbank oordeelt dat de stills van de camerabeelden van onvoldoende kwaliteit zijn om daar een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren. In het proces-verbaal van bevindingen is omschreven dat de dief de deur probeert te forceren met een breekijzer en met zijn lichaam tegen de deur beukt. Het zichtbare signalement op deze camerabeelden en deze modus operandi zijn niet voldoende onderscheidend om schakelbewijs te kunnen toepassen. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 7: poging tot inbraak bij [naam restaurant 5]
De rechtbank oordeelt dat de camerabeelden van onvoldoende kwaliteit zijn om te kunnen leiden tot de herkenning van een persoon. In het proces-verbaal van bevindingen is geschreven dat de dader getracht heeft het raam te forceren met een koevoet en tegen het raam heeft geschopt. Deze modus operandi is onvoldoende specifiek om schakelbewijs te kunnen toepassen. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 1: inbraak bij kapperszaak
De rechtbank acht op grond van de aangifte, het aantreffen bij verdachte van de gestolen kassalade en kappersspullen en de bekennende verklaring van verdachte de onder 1 ten laste gelegde inbraak bewezen. De raadsman heeft ten aanzien van dit feit geen verweer gevoerd. De rechtbank verwijst daarom voor dit feit naar de bewijsmiddelen.
Feit 2: inbraak bij voetbalvereniging [naam vereniging]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in het proces-verbaal herkenning contra verdachte niet verklaard welke camerabeelden door hem of haar zijn bekeken. Ook zijn de stills van de bekeken camerabeelden niet als bijlage bij het proces-verbaal van herkenning gevoegd. Zodoende kan de rechtbank niet toetsen of de herkenning van [verbalisant 3] gebaseerd is op beelden betreffende het onderhavige feit en of op grond van de gebruikte stills een betrouwbare herkenning mogelijk is. Dit proces-verbaal kan daarom niet voor het bewijs worden gebezigd.
Verbalisant [verfbalisant 1] heeft tevens een proces-verbaal van herkenning contra verdachte opgemaakt. [verfbalisant 1] verklaart de stills van de camerabeelden van [naam vereniging] te hebben bekeken en de stills van de camerabeelden die hij heeft bekeken zijn met datumvermelding achter het proces-verbaal gevoegd. Er bestaat zodoende geen onduidelijkheid dat hij de stills van het onderhavige feit heeft bekeken. De kwaliteit van de stills van de camerabeelden is voldoende om duidelijke, specifieke persoonskenmerken te kunnen onderscheiden. Tevens is het gezicht van verdachte zichtbaar. [verfbalisant 1] heeft verklaard verdachte te hebben herkend aan zijn gezicht. [verfbalisant 1] heeft verdachte in het verleden meerdere malen in levende lijve gezien, waaronder vrij recent. De rechtbank acht op grond van het voorgaande de herkenning door verbalisant [verfbalisant 1] betrouwbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aanwezig die deze herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken.
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden worden beschreven blijkt dat de dader met een voorwerp wringt tussen de deur. Op het plaats delict is een schroevendraaier aangetroffen. Deze is door een verbalisant veiliggesteld en bemonsterd. Uit het NFI-rapport blijkt dat uit één van deze bemonsteringen een DNA-hoofdprofiel is afgeleid dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Ondanks dat de schroevendraaier een verplaatsbaar object betreft en niet blijkt op welk moment het DNA van verdachte op de schroevendraaier is terechtgekomen, acht de rechtbank het resultaat van dit DNA-onderzoek in samenhang met de aangifte, de camerabeelden en de betrouwbare herkenning voldoende voor een bewezenverklaring. De rechtbank acht de onder 2 ten laste gelegde inbraak bewezen.
Feit 5: poging tot inbraak bij [naam restaurant 3]
De rechtbank oordeelt op basis van de stills in het dossier dat de camerabeelden van voldoende kwaliteit zijn, en dat daarop duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken van de dader zichtbaar zijn. Zelfs een gezichtsherkenning is mogelijk. Verbalisant [verfbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal duidelijk beschreven welke beelden hij heeft bekeken. Hij herkent verdachte op deze beelden. Verbalisant [verfbalisant 1] kon deze herkenning doen, omdat hij verdachte eens heeft aangehouden. De rechtbank is van oordeel dat deze herkenning betrouwbaar is en kan worden gebezigd voor het bewijs. Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hebben tevens, afzonderlijk van elkaar, een proces-verbaal herkenning opgemaakt. Uit hun processen-verbaal blijkt niet welke beelden zij hebben bekeken, maar de datum van de betreffende beelden is leesbaar op de bijgevoegde stills. Dit betreffen duidelijk de stills van het onderhavige feit. Verbalisant Van Soelen spreekt van een gezichtsherkenning en vermeldt dat hij verdachte herkent, omdat hij verdachte eerder dat jaar heeft aangehouden voor een andere inbraak. Ook verbalisant [verbalisant 6] baseert zijn herkenning op gezichtskenmerken en vermeldt dat hij verdachte ambtshalve kent. De rechtbank acht zodoende ook deze herkenningen betrouwbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aanwezig die deze herkenningen mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken. Op grond van de aangifte en de onafhankelijk herkenningen door deze drie verbalisanten, acht de rechtbank de onder 5 ten laste gelegde poging tot inbraak bewezen. De rechtbank gebruikt de overige herkenningen waarop de officier van justitie zich baseert voor dit feit niet voor het bewijs, omdat in die gevallen niet voldoende duidelijk is welke beelden zijn bekeken door de betreffende verbalisanten.