Op 5 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vennootschap, die werd beschuldigd van het niet (volledig) verstrekken van informatie aan de belastingdienst in het kader van de Invorderingswet 1990. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger], opzettelijk niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht. Dit leidde tot een veroordeling tot een geldboete van € 10.000. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt, ondanks herhaalde verzoeken van de belastingdienst. De verdediging voerde aan dat de geheimhoudingsplicht van [naam vertegenwoordiger] een rechtvaardigingsgrond vormde, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, als rechtspersoon, zelf verantwoordelijk is voor het voldoen aan de verplichtingen uit de Invorderingswet. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de geldboete op, waarbij ook de rol van [naam vertegenwoordiger] als feitelijk leidinggever werd meegenomen in de overwegingen.