3.3.1.Bewezenverklaring van de feiten 1 primair, 2, 3 en 4
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.De bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens slechts gebruikt voor het bewijs van dat feit of die feiten waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Op 15 december 2016 omstreeks 19.20 uur kwam er bij de politie een melding binnen om te gaan naar de Riekerweg, omdat er een bestelauto in brand stond. De ter plaatse gekomen verbalisanten zagen dat de vlammen tot circa drie meter hoog boven de bestelauto uitkwamen. De verbalisanten zagen op 40 meter afstand van de brandende bestelauto twee mannen staan. Dat waren [naam collega] (hierna: [naam collega] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Zij verklaarden dat de bestelauto van hen was en dat ze waren overvallen. De verbalisanten zagen dat [naam collega] emotioneel was en dat hij rode ogen had. Ze hoorden [naam collega] stotteren. Later bleek dat [naam collega] in zijn broek had geplast.
Op het moment dat een tweede politie-eenheid ter plaatse kwam, was de bestelbus volledig uitgebrand. Op ongeveer een meter afstand van de bestelbus lag een jerrycan op de grond. De geur van benzine was nog te ruiken.
De bestelbus stond op naam van W&S Security. De bestelbus is total loss verklaard.
Namens Richemont Luxery Group (hierna: RLG) is aangifte gedaan. RLG is een distributiecentrum van luxe goederen zoals juwelen, horloges en schrijfgerei van merken van het hogere segment (te weten o.a. Cartier en Van Cleef & Arpels).
Op 15 december 2016 is er een beveiligd transport georganiseerd vanaf de Herengracht te Amsterdam naar het TNT Express depot op Schiphol. Op die dag waren in totaal 388 zendingen opgehaald. Daarvan zijn 170 zendingen teruggevonden. De overige, te weten 218 zendingen, zijn niet teruggevonden. De totaalwaarde hiervan bedraagt € 288.935,17.
[naam collega] heeft later die avond aangifte gedaan. In zijn aangifte heeft hij verklaard dat dit de eerste keer was dat hij deze rit heeft gedaan. Hij is niet bekend in Amsterdam en was ook niet bekend met de werkwijze van deze rit. Hij was die dag vrij, maar hij werd omstreeks 11:00 uur gebeld door zijn werkgever W&S safety.nl met de vraag of hij vandaag een rit zou kunnen doen. Zijn collega (
de rechtbank leest: [medeverdachte 2]) wist de werkwijze en de route en dus zou het geen probleem zijn dat hij de rit nooit eerder had gedaan.
[naam collega] heeft verder verklaard dat hij de bus heeft opgehaald bij zijn werkgever, dat hij de bus heeft afgetankt en dat hij vervolgens naar TNT is gereden, alwaar [medeverdachte 2] is ingestapt. Hij kende [medeverdachte 2] niet. Vanaf het TNT gebouw is hij naar Cartier in Amsterdam gereden. [medeverdachte 2] is naar binnen gegaan en kwam weer naar buiten met een pakketje. Vervolgens zijn ze verder gereden naar de volgende locatie. [naam collega] bestuurde nog steeds de bus.
Ergens bij een gracht zijn ze gewisseld en is [medeverdachte 2] de bus gaan besturen, omdat [medeverdachte 2] de route wist. Ze zijn naar ROG (
de rechtbank begrijpt: RLG) gereden. Vanaf daar zouden ze terugrijden naar de eindbestemming TNT op Schiphol-Rijk. Het was erg druk op de weg, daarom reden ze erg langzaam. [naam collega] en [medeverdachte 2] waren een sigaretje aan het roken in de auto en hadden daarom de ramen opengedaan. De deuren konden niet van buiten worden geopend. Uit het niets stond er iemand naast de bus die iets in de zij van [naam collega] drukte. Het was iets zwarts. [naam collega] hoorde dat deze persoon riep dat hij de deur open moest doen. Nadat [naam collega] de deur had opengedaan, is die persoon naast hem in de bus komen zitten. [naam collega] moest opschuiven en zijn hoofd tussen zijn knieën doen. [naam collega] hoorde dat de persoon aanwijzingen gaf aan [medeverdachte 2] over de richting die hij op moest rijden. Opeens werd de bus tot stilstand gebracht. [naam collega] hoorde dat er andere voertuigen aan kwamen rijden. [naam collega] hoorde de persoon in de bus zeggen dat hij en [medeverdachte 2] hun hoofden tussen hun knieën moesten houden, anders zou hij hun schieten. [naam collega] voelde dat er nog steeds iets hards in zijn zij drukte. [naam collega] hoorde dat de onbekende persoon riep dat ze snel de laadruimte moesten openmaken, waarna [medeverdachte 2] de knop indrukte waarmee de laadruimte en de achterdeuren werden geopend. [naam collega] hoorde vervolgens veel lawaai en hij voelde de bus schudden. Hij schat dat er vier à vijf personen in de laadruimte waren gestapt. Dit duurde ongeveer tien minuten. [naam collega] hoorde vervolgens dat er werd geroepen: “Steek hem in de fik, steek hem in de fik”. De onbekende persoon is toen uitgestapt. [naam collega] en [medeverdachte 2] moesten vervolgens hun mobiele telefoons bij deze persoon inleveren, waarna hun mobiele telefoons door de onbekende persoon zijn meegenomen. [naam collega] hoorde vervolgens dat de voertuigen wegreden. [naam collega] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens uitgestapt, waarna ze naar de achterzijde van de bus zijn gelopen. Ze zagen toen dat er brand in de bus was.
Tussenconclusie rechtbank:
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat op 15 december 2016 een waardetransport van het beveiligingsbedrijf W&S Security in Amsterdam door meerdere personen is overvallen. Het waardetransport vervoerde op dat moment 388 pakketten met daarin luxegoederen, zoals waardevolle horloges, sieraden en pennen. In totaal zijn er 218 pakketten weggenomen, met een totaalwaarde van € 288.935,17.
Door de daders van de overval is tegen [naam collega] gedreigd met geweld. Ook is er sprake geweest van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam collega] .
De rechtbank merkt in dat verband op dat [naam collega] wisselende verklaringen heeft afgelegd over het moment waarop hij en [medeverdachte 2] hun telefoons moesten afgeven en over waar zij zich bevonden toen de overvallers wegreden (binnen of buiten de bestelbus).
De rechtbank merkt voorts op dat uit de telefoongegevens van [naam collega] is gebleken dat hij tijdens de overval een inkomend gesprek heeft ontvangen van drie minuten. Verder heeft [naam collega] verklaard dat [medeverdachte 2] niet aan het bellen was in de bestelbus, terwijl uit het onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 2] wel degelijk heeft gebeld.
Alhoewel deze omstandigheden enigszins verwonderlijk zijn, roepen deze omstandigheden bij de rechtbank niet zoveel vragen op dat zij om die reden twijfelt aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam collega] . De rechtbank neemt in haar overweging mee dat [naam collega] op het allerlaatste moment – te weten slechts een paar uur van te voren – is ingedeeld op desbetreffende transportopdracht. Hij was eigenlijk vrij die dag. Daar komt bij dat [naam collega] nog nooit eerder een rit voor RLG had gereden en hij niet bekend was in Amsterdam. Bovendien kenden [naam collega] en [medeverdachte 2] elkaar vóór 15 december 2016 niet en is ook niet gebleken dat [naam collega] banden heeft met andere medeverdachten. Voorts is op generlei wijze gebleken dat [naam collega] na 15 december 2016 in contact is geweest met de buit dan wel op enige wijze aan de buit is te linken. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging dat [naam collega] niet bij de overval betrokken was door de waarneming van de eerste ter plaatse gekomen verbalisanten dat [naam collega] emotioneel was, rode ogen had, stotterde en in zijn broek had geplast. Voor wat betreft het moment dat [naam collega] de telefoon moest afgeven en er in de laadruimte van de bestelauto brand was gesticht, gaat de rechtbank uit van zijn verklaring bij de politie, nu hij deze verklaring slechts een paar uur na de overval heeft afgelegd. Het is immers voorstelbaar dat [naam collega] – als hij 2,5 jaar later door de rechter-commissaris wordt gehoord – op dit punt anders verklaart.
Het verweer van de verdediging dienaangaande, wordt verworpen.
Aangetroffen deel van de buit - vingerafdrukken
Een deel van de buit is op 5 januari 2017 in Amsterdam aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] . Verbalisanten stuitten hierop, nadat zij de woning van [medeverdachte 4] betraden naar aanleiding van een melding van een geweldsincident. In de woning lagen onder meer lege Cartier dozen, echtheidscertificaten, paklijsten, RLG enveloppen en vijf dozen met pennen van Montblanc.
De buit is onderzocht op forensische sporen. Daarbij zijn meerdere dactyloscopische sporen aangetroffen van diverse personen, waaronder medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte.
Van [medeverdachte 1] zijn dactyloscopische sporen aangetroffen op een papier met lakzegel, een doos van “Cartier”, een stuk karton en een witte doos.
Van verdachte zijn dactyloscopische sporen aangetroffen op de scheurranden van zakjes van “Cartier” en op postkratten, luchtkussentjes, een vuilniszak, stroken papier en op een stuk transparant plastic van een kartonnen doos.
Op 29 maart 2017 zijn in de woning van medeverdachte [medeverdachte 3] , in een wasmand, zes horloges aangetroffen.Uit een door RLG verschafte lijst van weggenomen goederen bleek dat de horloges als gestolen staan vermeld.Deze horloges zijn dus afkomstig van de overval.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij deze horloges op verzoek van verdachte bij een persoon in Weesp heeft opgehaald en dat hij die horloges vervolgens in zijn wasmand heeft verstopt.
Telefoonnummers * [nummer] en * [nummer]
Door de politie is onderzoek gedaan naar bij [medeverdachte 1] en verdachte in gebruik zijnde telefoonnummers. Op basis daarvan zijn ten aanzien van het nummer * [nummer] de volgende bevindingen gedaan:
- Het telefoonnummer eindigend op * [nummer] peilde ’s morgens en ’s avonds regelmatig uit op de verkeersmasten Slotermeerlaan en Nolenstraat. Deze verkeersmasten staan in de nabijheid van de woning van [medeverdachte 1] ;
- Andere telefoonnummers van [medeverdachte 1] peilden ook uit op verkeersmasten Slotermeerlaan en Nolenstraat.Deze telefoonnummers hebben overeenkomende contacten met het telefoonnummer eindigend op * [nummer] ;
- De vriendin van [medeverdachte 1] – [naam vriendin] – heeft tot en met 14 december 2016 veelvuldig contact met het nummer eindigend op * [nummer] ;
- Uit de woning van medeverdachte [medeverdachte 3] is een mobiele telefoon en een simkaart in beslag genomen, waarin onder de naam “ [medeverdachte 1] ” het telefoonnummer eindigend op * [nummer] en het telefoonnummer + [nummer] zijn opgeslagen. Dit laatstgenoemde telefoonnummer is opgeslagen in een telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 5] onder de naam “ [medeverdachte 1] ”;
- Het telefoonnummer eindigend op * [nummer] staat onder de naam “ [medeverdachte 1] ” in de telefoon die in de woning van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in beslag is genomen. Deze telefoon is vermoedelijk in gebruik bij hun broer [naam broer] .
Ten aanzien van het nummer * [nummer] zijn door de politie de volgende bevindingen gedaan:
- Het telefoonnummer eindigend op * [nummer] staat op naam van de moeder van verdachte.
- Het telefoonnummer * [nummer] staat onder de naam “ [verdachte] ” in de huistelefoon van zijn ouderlijk huis.
- Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij er voor 99% zeker van is dat het nummer * [nummer] van verdachte is.
- In een telefoon die uit de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in beslag is genomen staat in de contactenlijst bij het nummer * [nummer] “ [verdachte] niffo”. Deze telefoon is vermoedelijk van [medeverdachte 2] . Verdachte is een neef van [medeverdachte 2] .
Tussenconclusie rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het voorgaande met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de telefoonnummers * [nummer] en * [nummer] in gebruik waren bij respectievelijk verdachte en [medeverdachte 1] .
Het is denkbaar dat een mobiele telefoon door meerdere personen wordt gebruikt. Met het enkele bestaan van die mogelijkheid is evenwel niet gegeven dat die mogelijkheid zich daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Door de verdediging is niets naar voren gebracht op basis waarvan een begin van aannemelijkheid is ontstaan dat de telefoon op 15 december 2016 door een ander dan verdachte is gebruikt.
Het telefoonnummer * [nummer]
Door verbalisanten is onderzoek verricht naar historisch gegevens van de door [medeverdachte 2] – de chauffeur van het waardetransport – opgegeven telefoonnummers eindigend op * [nummer] en * [nummer] . Daarbij hebben verbalisanten geconstateerd dat het nummer * [nummer] tot en met 27 oktober 2016 is gebruikt en dat het toestel waarin dit nummer is gebruikt, op 15 december 2016 was voorzien van het nummer * [nummer] . Uit de historische gegevens van * [nummer] en * [nummer] is gebleken dat deze telefoonnummers met dezelfde telefoonnummers contact hebben gehad.Bovendien is op de camerabeelden van RLG te zien dat [medeverdachte 2] op 15 december 2016 om 17.34 uur belten uit de historische gegevens blijkt dat * [nummer] op dat moment belt met * [nummer] .
Tussenconclusie rechtbank:
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat kan worden vastgesteld dat het nummer * [nummer] in gebruik is bij [medeverdachte 2] en dat dit ook het geval was op 15 december 2016.
De route van het waardetransport – de telefoonnummers * [nummer] en * [nummer]
Op basis van de GPS-coördinaten van het waardetransport is onderzoek gedaan naar de route die het waardetransport op 15 december 2016 heeft gereden. Op basis daarvan is door verbalisanten vastgesteld dat het waardetransport omstreeks 15.30 uur is aangekomen in de P.C. Hooftstraat te Amsterdam. Tussen 16.30 uur en 17.45 uur reed het waardetransport in de omgeving van de Herengracht / Keizersgracht. Omstreeks 18.13 uur heeft het waardetransport stilgestaan op de Amstelveenseweg ter hoogte van het Vondelpark. Vervolgens is het waardetransport via de Zeilstraat en Hoofddorpplein in de richting van de Riekerweg gereden. Omstreeks 18.30 uur peilde het waardetransport uit op de Riekerweg.
Door de politie is vervolgens op tussen 10 en 13 juli 2017 een dynamische netwerkmeting uitgevoerd op de route die het waardetransport heeft gereden van de Amstelveenseweg naar de Riekerweg. In deze meting heeft de telecomspecialist geen relevante afwijkingen geconstateerd, die er voor zouden kunnen zorgen dat een toestel verbonden is met een andere dan de sterkste cel.
Door verbalisanten is het volgende in kaart gebracht ten aanzien van de telefoonnummers * [nummer] en * [nummer] :
16:33 waarde transport [adres 1] bij RLG
16:38 * [nummer] ( [adres 2] ) belt uit met * [nummer] (geen mastlocatie)
16:43 * [nummer] ( [adres 3] ) belt uit met ONBEKEND geen contact
16:54 * [nummer] ( [adres 3] ) belt uit naar * [nummer] (geen mastlocatie)
17:10 * [nummer] ( [adres 3] ) belt uit met * [nummer] ( [adres 2] )
17:13 * [nummer] ( [adres 3] ) belt uit met * [nummer] ( [adres 4] )
17:24 * [nummer] ( [adres 3] ) belt uit met * [nummer] ( [adres 5] )
17:34 * [nummer] ( [adres 3] ) belt uit naar * [nummer] (geen mastlocatie)
17:34 * [nummer] ( [adres 5] ) belt uit met * [nummer] ( [adres 3] )
17:45 waarde transport [adres 6]
17:45 * [nummer] ( [adres 3] ) belt uit met * [nummer] (Slotermeerlaan)
17:52 waarde transport [adres 7]
17:52 * [nummer] ( [adres 3] ) belt uit met * [nummer] ( [adres 8] )
17:56 waarde transport [adres 9]
17:58 waarde transport [adres 10]
18:01 * [nummer] ( [adres 3] ) belt uit met * [nummer] ( [adres 3] )
18:03 waarde transport [adres 11]
18:04 * [nummer] ( [adres 12] ) belt uit met * [nummer] ( [adres 13] )
18:07 waarde transport [adres 14]
18:07 * [nummer] ( [adres 12] ) belt uit met * [nummer] ( [adres 13] )
18:08 waarde transport [adres 14]
18:13 waarde transport [adres 15]
18:14 * [nummer] ( [adres 12] ) belt uit met * [nummer] ( [adres 16] )
18:15 * [nummer] ( [adres 12] ) belt uit met * [nummer] ( [adres 16] )
18:18 waarde transport 3 [adres 17]
18:22 * [nummer] ( [adres 18] ) belt uit met * [nummer] ( [adres 19] )
18:23 waarde transport [adres 20]
18:26 waarde transport [adres 21]
18:26 * [nummer] ( [adres 22] belt uit met * [nummer] ( [adres 23] )
18:27 * [nummer] (Anthony Fokkerweg) belt uit met * [nummer] (Anthony Fokkerweg)
18:27 waarde transport [adres 24]
18:28 waarde transport [adres 25]
18:28 * [nummer] ( [adres 22] belt uit met * [nummer] (onbekende mastlocatie) geen contact
18:29 waarde transport Jaagpad
18:29 * [nummer] ( [adres 26] ) belt uit met ** [nummer] (onbekende mastlocatie)
geen contact
18:30 waarde transport [adres 27]
18:30 * [nummer] ( [adres 22] belt uit met * [nummer] (onbekende mastlocatie) geen contact
18:31 waarde transport [adres 28]
18:41 * [nummer] (onbekende mastlocatie) stuurt sms naar * [nummer] ( [adres 29] )
18:43 * [nummer] ( [adres 29] ) belt uit met * [nummer] ( [adres 13] ).
Het nummer * [nummer] is op 15 december 2016 te 19.11 uur voor het laatst in gebruik geweest.
Tussenconclusie:
Op basis van de historische gegevens kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] (met nummer * [nummer] ) en verdachte (met nummer * [nummer] ) vlak vóór en tijdens de overval meermalen met elkaar telefonisch contact hebben gehad.
Ook kan worden vastgesteld dat er tussen 17.24 uur en 18.01 uur vier maal contact is geweest tussen [medeverdachte 1] en het telefoonnummer eindigend op * [nummer] . Het waardetransport bevond zich tijdens de eerste drie contactmomenten op het terrein van RLG. Tijdens het vierde contactmoment om 18.01 uur reed het waardetransport op de Overtoom. Dit betreft een uitgaande oproep van * [nummer] naar [medeverdachte 1] .
Verder kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] (met telefoonnummer * [nummer] ) en verdachte met nummer (* [nummer] ) vanaf 18.04 uur met hun telefoons telkens een zendmast in hetzelfde celgebied hebben aangestraald als waar het waardetransport zich op dat moment bevond. Dit geldt ook op het moment dat het waardetransport om 18.30 uur tot stilstand is gekomen op de Riekerweg. [medeverdachte 1] heeft immers met zijn telefoonnummer om 18.27 uur de zendmast aan de Anthony Fokkerweg aangestraald. De Riekerweg bevindt zich in het celgebied van deze zendmast. Vanaf in ieder geval 18.41 uur bewegen de telefoons van [medeverdachte 1] en verdachte zich van de Riekerweg vandaan en stralen hun telefoons zendmasten aan die in een ander celgebied liggen dan het celgebied waar de Riekerweg in ligt. Dit past bij de verklaring van [naam collega] dat het leeghalen van de bestelbus ongeveer tien minuten heeft geduurd.
Naar het oordeel van de rechtbank geven deze bevindingen voldoende indicaties dat [medeverdachte 1] en verdachte vanaf 18.04 uur met het waardetransport zijn meebewogen in de richting van de Riekerweg, dat zij zich in de omgeving van de Riekerweg hebben bevonden toen het waardetransport op de Riekerweg stond, en zij na ongeveer tien minuten vanuit de richting van de Riekerweg zijn weggegaan.
De rechtbank acht deze telecomgegevens voldoende betrouwbaar. In de netwerkmeting Amstelveenseweg – Riekerweg zijn geen relevante afwijkingen geconstateerd, die er voor zouden kunnen zorgen dat een toestel verbonden is met een andere dan de sterkste cel. Wel neemt de rechtbank hierbij in ogenschouw dat een exacte locatie van de telefoon niet kan worden vastgesteld. De maximale nauwkeurigheid van locatiebepaling is immers de grootte van het celgebied. Ook omliggende straten worden bediend door dezelfde zendmasten. Om die reden moet de vraag naar de bewijsbetekenis van het aanstralen van zendmasten niet slechts op zichzelf maar in het licht van andere onderzoeksbevindingen worden beantwoord. De rechtbank zal derhalve behoedzaam omgaan met de resultaten van de netwerkmetingen en deze bekijken in het relatie tot de overige feiten en omstandigheden die op basis van het dossier kunnen worden vastgesteld.
Betrokkenheid [medeverdachte 2] ?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of [medeverdachte 2] betrokken is geweest bij de overval en of er in zoverre sprake is geweest van een ‘inside job’.
Allereerst is van belang dat [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] elkaar kennen. Zo zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] broers en is verdachte een neef van hen.
Voorts is van belang dat het waardetransport niet als zodanig herkenbaar was, zodat de vraag rijst hoe de overvaller wist dat de bestelbus die op de Amstelveenseweg stil stond, een waardetransport betrof en kort daarvoor was volgeladen met waardevolle goederen. Dat deze informatie door [medeverdachte 2] is doorgegeven, blijkt uit het volgende.
Het was de beslissing van [medeverdachte 2] om over de Amstelveenseweg te rijden. Hij bestuurde op dat moment de bestelbus. Op de Overtoom heeft hij er op het laatste moment ervoor gekozen om af te slaan naar de Amstelveenseweg. Hij heeft verklaard dat hij die keuze heeft gemaakt omdat hij op de route over de Overtoom, richting het het Surinameplein, veel auto’s zag staan. Uit de GPS-gegevens van de bestelbus blijkt echter dat er op dat moment 50 kilometer per uur werd gereden, terwijl de bestelbus op de Amsterdamseweg juist vanwege de drukte stil kwam te staan.
In dat verband is opvallend dat [medeverdachte 2] op het terrein van RLG drie keer telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1] en dat hij daarna – toen het waardetransport zich op de Overtoom bevond – nog een keer telefonisch contact heeft gemaakt met [medeverdachte 1] . Kort daarna sloeg [medeverdachte 2] af naar de Amstelveenseweg, alwaar de overvaller klaarstond.
Op het moment dat de overvaller naast de bestelbus verscheen, stond het raam van de bestelbus aan de passagierszijde open. Daarmee is het voor de overvaller mogelijk gemaakt om [naam collega] met een vuurwapen te bedreigen door zijn hand naar binnen te steken. De deuren van de bestelbus konden immers niet van buitenaf geopend worden, zodat het voor het bedreigen van [naam collega] cruciaal was dat de ramen open zouden staan. Uit de aangifte van [naam collega] waarin hij verklaart dat de ramen geopend waren omdat [medeverdachte 2] en hij sigaretten rookten en de ramen al eerder open waren omdat “hij” (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 2] ) “de hele tijd aan het hoesten was voor frisse lucht”, leidt de rechtbank af dat de ramen vooral op initiatief van [medeverdachte 2] open stonden.
De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging dat [medeverdachte 2] bij de overval betrokken is geweest, nu hij bij de politie heeft verklaard dat hij het telefoonnummer * [nummer] niet kent, terwijl op basis van het onderzoek kan worden vastgesteld dat dit nummer bij hem in gebruik was op de dag van de overval. Als [medeverdachte 2] door de politie wordt gevraagd of hij bij het kantoor van RLG nog heeft gebeld dan verklaart hij: “Niet dat ik weet. Weet ik niet.”. Dit is opmerkelijk, omdat [medeverdachte 2] maar liefst drie keer telefonisch contact heeft met [medeverdachte 1] terwijl hij zich bij RLG bevindt.
Tussenconclusie rechtbank
Alles in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 2] de ‘inside man’ was en dat mede op basis van de door hem gegeven inlichtingen het voor [medeverdachte 1] en verdachte mogelijk was om het waardetransport te overvallen.
Betrokkenheid [medeverdachte 1] en verdachte
Voor het vaststellen van de betrokkenheid van verdachte acht de rechtbank mede redengevend dat van [medeverdachte 1] en verdachte dactyloscopische sporen zijn aangetroffen op het in de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] aangetroffen verpakkingsmateriaal behorende bij de buit.
Verdachte is voorts te linken aan de buit doordat zes bij de overval weggenomen horloges bij [medeverdachte 3] zijn aangetroffen en [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij deze voor [verdachte] heeft bewaard. Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank deze verklaring voldoende betrouwbaar, nu [medeverdachte 3] hiermee ook zichzelf belast. De rechtbank acht zich in dit verband voldoende voorgelicht en acht het – nog daargelaten dat het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om [medeverdachte 3] als getuige te horen niet of nauwelijks is onderbouwd – niet noodzakelijk om [medeverdachte 3] (nader) als getuige te horen.
Bovendien zijn op een USB-stick, die is aangetroffen in de woning waar verdachte verbleef, foto’s van sieraden van Cartier en Van Cleef & Arpels aangetroffen die zeer vermoedelijk deel uitmaken van de buit.
Tot slot is van belang dat het nummer * [nummer] van [medeverdachte 1] na 15 december 2016 te 19.11 uur niet meer is gebruikt.
Zoals reeds door de rechtbank is vastgesteld bestaan er op grond van de GPS-gegevens van de bestelbus in samenhang met de resultaten van de netwerkmetingen van de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en verdachte indicaties dat zij tijdens de overval hebben meebewogen met het waardetransport én, nadat de bestelbus was leeggehaald, van de locatie van de bestelbus wegbewogen. Tegen deze achtergrond dienen de overige feiten en omstandigheden te worden beoordeeld.
De rechtbank komt dan tot het oordeel dat het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, zodanig bezwarend is dat dit schreeuwt om een verklaring van verdachte. Zwijgen is een aan verdachte toekomend recht, maar geen rechtsregel verzet zich ertegen ook het zwijgen een rol te laten spelen bij de beoordeling van het bewijs. Het zwijgen van de verdachte kan niet op enig moment een zelfstandig bewijsmiddel worden waarmee een leemte in de bewijsvoering van een zwakke zaak kan worden aangevuld. Er dient ten minste significant bewijsmateriaal aanwezig te zijn, wil de rechtbank voor het bewijs redengevende conclusies kunnen trekken uit het stilzwijgen van de verdachte op een punt waarover juist die verdachte opheldering kan geven.
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Hij is niet verschenen bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Nu verdachte er kennelijk telkens bewust en weloverwogen voor heeft gekozen om op vragen geen antwoord te geven, kan het, gelet op alle feiten en omstandigheden, die naar het oordeel van de rechtbank gezamenlijk significant bewijsmateriaal opleveren, niet anders zijn dan dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde gewapende overval, wederrechtelijke vrijheidsberoving, brandstichting en vernieling.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, kan worden bewezen dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte – in ieder geval met z’n drieën – zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing (feit 1, primair), wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2), brandstichting (feit 3) en vernieling (feit 4). Daarbij was er sprake van een gezamenlijk plan, waarbij [medeverdachte 2] van te voren met (één van) de daders heeft besproken dat er een waardetransport zou plaatsvinden, op welke dag en tijdstip dit zou plaastvinden en met welke auto. Bij het inladen van de waardevolle goederen en tijdens de rit hield [medeverdachte 2] telefonisch contact met [medeverdachte 1] . Ook heeft hij ervoor gezorgd dat de bestelbus over de Amstelveenseweg reed, alwaar de overvaller klaar stond en heeft hij ervoor gezorgd dat het raam op dat moment openstond zodat de overvaller een wapen naar binnen kon richten. Nadat de overvaller was ingestapt heeft [medeverdachte 2] ‘het toneelstukje’ meegespeeld en de bestelbus naar de afhaallocatie op de Riekerweg gereden. Onderweg hebben [medeverdachte 1] en verdachte met elkaar contact gehouden en zijn zij naar de kennelijk afgesproken plek op de Riekerweg gereden. Op de Riekerweg heeft [medeverdachte 2] de laadbak opengemaakt, waarna de bestelbus is leeggehaald. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan worden vastgesteld dat er sprake was van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen in ieder geval [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte, dat van medeplegen kan worden gesproken.
Ten aanzien van de tenlastegelegde brandstichting overweegt de rechtbank in het bijzonder dat door in een laadbak van de bestelbus brand te stichten, terwijl er benzine in de tank van de bestelbus zat, er een zodanige ontploffingsgevaar is ontstaan, dat daardoor levensgevaar voor [naam collega] te duchten was. Uit de verklaring van [naam collega] bij de politie volgt immers dat hij nog in de bestuurderscabine van de bestelbus zat toen in de laadruimte brand werd gesticht. De rechtbank gaat wat betreft dit punt uit van de verklaring van [naam collega] bij de politie, nu hij deze verklaring kort na het incident heeft afgelegd en de verklaring bij de rechter-commissaris pas 2,5 jaar later.
3.3.2.Bewezenverklaring feit 5
Op 29 maart 2017 is in de woning aan de [verblijfadres] in [plaats] de volgende voorwerpen aangetroffen: 2 generatoren, 1 thermostaat, 20 transformatoren, 1 opticlimate koelsysteem, 4 assimilatielampen, 2 drukspuiten, 3 kachels, 2 luchtafzuigers en 8 stuks voedingsmiddelen.
Ook werd een grote hoeveelheid zakken met tuinaarde, een groot aantal opgestapelde lege plantenbakken, luchtafvoerbuizen, een waterton, gasleidingen, houten balken en plastic handschoenen aangetroffen. Verdachte is in de woning aangehouden.Uit een technische actie op het huisnummer van de familie van verdachte blijkt dat verdachte verblijft op het [verblijfadres] in [plaats] .
Volgens vaste jurisprudentie kan er van worden uitgegaan dat een gebruiker/bewoner van een woning geacht wordt bekend te zijn met alles wat zich in de woning bevindt en afspeelt. Gelet op de hoeveelheid, zoals ook blijkt uit de foto’s, zijn voornoemde voorwerpen evident bestemd voor grootschalige hennepteelt. Op grond van het voorgaande kan worden bewezenverklaard dat verdachte bovenvermelde voorwerpen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze bestemd waren voor grootschalige hennepteelt.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Feit 1
op 15 december 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- 218 zendingen bestaande uit een grote hoeveelheid van horloges en sieraden en andere luxegoederen met een verzekerde waarde van in totaal 288.935,17 euro en
- een mobiele telefoon,
ten dele toebehorende aan Richemont Luxury Group en aan en [naam collega] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam collega] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders opzettelijk dreigend
- naast de bestelbus zijn gaan staan waarin [naam collega] zich bevond en een hand door het raam van voornoemde bestelbus hebben gestoken en hebben gezegd "open maken nu" en
- een vuurwapen tegen de zij van voornoemde [naam collega] hebben gedrukt en gedrukt gehouden en
- voornoemde [naam collega] de woorden hebben toegevoegd: "Schuiven, Schuiven" en "overval, overval" en dreigend gezegd dat [naam collega] , laag moest blijven en zijn hoofd tussen zijn knieën moest doen en "anders schiet ik jullie", en
vervolgens tegen voornoemde [naam collega] dreigend hebben gezegd dat voornoemde [naam collega] zijn hoofd naar beneden moest houden en
- vervolgens dreigend tegen voornoemde [naam collega] hebben gezegd dat hij de telefoon van voornoemde [naam collega] wilde hebben en heeft geroepen 'Steek hem in de fik, steek hem in de fik', waarna verdachte en zijn mededaders voornoemde bestelbus in brand hebben gestoken en
- vervolgens dreigend tegen voornoemde [naam collega] heeft gezegd "hoofd omlaag" (waarbij) verdachte en/of één van zijn mededaders met een getrokken (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, gericht op voornoemde [naam collega] , achteruit is weggelopen;
op 15 december 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door met bedreiging met geweld [naam collega] hebben gedwongen tot de afgifte van
- een mobiele telefoon,
toebehorende aan voornoemde [naam collega] ,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders opzettelijk dreigend
- naast de bestelbus zijn gaan staan waarin [naam collega] zich bevond en een hand door het raam van voornoemde bestelbus hebben gestoken en hebben gezegd "open maken nu" en
- een vuurwapen tegen de zij van voornoemde [naam collega] hebben gedrukt en gedrukt gehouden en
- voornoemde [naam collega] de woorden hebben toegevoegd: "Schuiven, Schuiven" en "overval, overval" en dreigend gezegd dat [naam collega] , laag moest blijven en zijn hoofd tussen zijn knieën moest doen en "anders schiet ik jullie", en
- vervolgens tegen voornoemde [naam collega] dreigend hebben gezegd dat voornoemde [naam collega] zijn hoofd naar beneden moest houden en
- vervolgens dreigend tegen voornoemde [naam collega] hebben gezegd dat hij de telefoon van voornoemde [naam collega] wilde hebben en heeft geroepen 'Steek hem in de fik, steek hem in de fik', waarna verdachte en zijn mededaders voornoemde bestelbus in brand hebben gestoken en
- vervolgens dreigend tegen voornoemde [naam collega] heeft gezegd "hoofd omlaag" (waarbij) verdachte en/of één van zijn mededader(s) met een getrokken (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, gericht op voornoemde [naam collega] , achteruit is weggelopen;
Feit 2
op 15 december 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [naam collega] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders,
- naast de bestelbus zijn gaan staan waarin [naam collega] zich bevond en een hand door het raam van voornoemde bestelbus hebben gestoken en hebben gezegd "open maken nu" en
- een vuurwapen tegen de zij van voornoemde [naam collega] hebben gedrukt en gedrukt gehouden en
- voornoemde [naam collega] de woorden hebben toegevoegd: "Schuiven, Schuiven" en "overval, overval" en dreigend gezegd dat [naam collega] , laag moest blijven en zijn hoofd tussen zijn knieën moest doen en "anders schiet ik jullie", en
-vervolgens tegen voornoemde [naam collega] dreigend hebben gezegd dat voornoemde [naam collega] zijn hoofd naar beneden moest houden en
- vervolgens dreigend tegen voornoemde [naam collega] hebben gezegd dat hij de telefoon van voornoemde [naam collega] wilde hebben en heeft geroepen 'Steek hem in de fik, steek hem in de fik', waarna verdachte en zijn mededaders voornoemde bestelbus in brand hebben gestoken en
- vervolgens dreigend tegen voornoemde [naam collega] heeft gezegd "hoofd omlaag" , althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (waarbij) verdachte en/of één van zijn mededader(s) met een getrokken (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, gericht op voornoemde [naam collega] , achteruit is weggelopen;
Feit 3
op 15 december 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een bestelbus, immers hebben verdachte en zijn mededaders toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met voornoemde bestelbus, ten gevolge waarvan die bestelbus geheel is verbrand, terwijl daarvan levensgevaar voor [naam collega] , te duchten was;
Feit 4
op 15 december 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een bestelbus, toebehorende aan W&S Safety, heeft vernield gemaakt door opzettelijk open vuur in aanraking te brengen met voornoemde bestelbus, ten gevolge waarvan voornoemde bestelbus geheel is verbrand.
Feit 5
op 29 maart 2017 te Amsterdam voorwerpen voorhanden gehad, te weten meerdere generators en een thermostaat en ventilatoren en een opticlimate koelsysteem en assimilatielampen en drukspuiten en kachels en een koolstoffilter en voedingsmiddelen en luchtafzuigers, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.