ECLI:NL:RBAMS:2019:1582

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
13/665011-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor heling van goederen verkregen bij gewapende overval op waardetransport

Op 7 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van heling van goederen die waren verkregen bij een gewapende overval op een waardetransport op 15 december 2016. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 28, 29, 31 januari en 7 maart 2019. De officier van justitie, mr. F. Heus, heeft de vordering ingediend, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Rozendaal.

De tenlastelegging omvatte het verwerven en voorhanden hebben van horloges, echtheidscertificaten, sieraden en andere luxegoederen, waarvan de verdachte wist of had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 januari 2017 in zijn woning echtheidscertificaten en verpakkingsmateriaal heeft aangetroffen, die deel uitmaakten van de buit van de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van deze goederen, maar sprak hem vrij van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor samenwerking met anderen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en psychische problematiek, en de aanbevelingen van de reclassering. De benadeelde partijen, TNT Express B.V. en RLG, zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er onvoldoende rechtstreeks verband was tussen de heling en de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665011-17 (Promis)
Datum uitspraak: 7 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28, 29, 31 januari 2019 en 7 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F. Heus en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J. Rozendaal naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2016 tot en met 29 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer horloges en/of een of meer (bij deze/dit horloge(s) behorende) echtheidscertificaten en/of een of meer sieraden en/of een of meer andere luxegoederen en/of (bij deze/dit horloge(s) en/of siera(a)d(en) en/of andere luxegoed(eren) behorend) verpakkingsmateriaal (welke horloge(s) en/of echtheidscertifica(a)t(en)en/of siera(a)d(en) en/of andere luxegoed(eren) en/of verpakkingsmateriaal is/zijn weggenomen bij een overval op 15 december 2016 te Amsterdam) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl verdachte (en zijn mededader(s)) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van voornoemde horloge(s) en/of echtheidscertifica(a)t(en) en/of siera(a)d(en) en/of andere luxegoed(eren) en/of verpakkingsmateriaal wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2016 tot en met 29 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) een of meer horloges en/of een of meer (bij deze/dit horloge(s) behorende) echtheidscertificaten en/of een of meer sieraden en/of een of meer andere luxegoederen en/of (bij deze/dit horloge(s) en/of siera(a)d(en) en/of andere
luxegoed(eren) behorend) verpakkingsmateriaal verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl verdachte (en zijn mededader(s)) (telkens) wist(en) dat dit/deze horloge(s) en/of echtheidscertifica(a)t(en) en/of siera(a)d(en) en/of andere luxegoed(eren) en/of verpakkingsmateriaal geheel of gedeeltelijk – middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig was/waren.

3.Voorvragen

De verdediging heeft aangevoerd dat de term “andere luxegoederen” onvoldoende feitelijk is.
Voor zover de raadsman met deze stelling heeft willen aanvoeren dat de dagvaarding (partieel) nietig dient te worden verklaard, wordt dit verweer verworpen. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging in combinatie met het dossier voldoende duidelijk en begrijpelijk is.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
Op 15 december 2016 heeft er in Amsterdam een gewapende overval plaatsgevonden op een waardetransport. Daarbij zijn waardevolle horloges, armbanden, ringen, oorbellen en pennen buitgemaakt.
Op 5 januari 2017 zijn in de woning van verdachte echtheidscertificaten, paklijsten, enveloppen van RLG en verpakkingsmateriaal van sieraden en luxe artikelen aangetroffen. Dit betreft een deel van de buit van de overval op het waardetransport. Bij deze goederen werden ook 5 Montblanc dozen met pen, blok en etui aangetroffen. Gelet op de aard van deze goederen en de wijze van aantreffen gaat de rechtbank er vanuit dat ook deze 5 dozen afkomstig zijn van de overval op het waardetransport. De bij de overval buitgemaakte horloges en sieraden zijn niet in de woning van verdachte aangetroffen. Het heeft er evenwel alle schijn van dat de dozen met horloges en sieraden in de woning van verdachte aanwezig zijn geweest en dat de verpakkingen daar zijn uitgepakt. In de woning is immers een grote hoeveelheid verpakkingsmateriaal aangetroffen. Daarnaast zijn opengesneden witte en blauwe plastic verbindingsbanden aangetroffen in dezelfde ruimte als het verpakkingsmateriaal. Onder die verbindingsbanden lag een mes. Dat de buit op een andere locatie is uitgepakt en het verpakkingsmateriaal en de verbindingsbanden daarna naar de woning van verdachte zijn verplaatst, ligt niet voor de hand. Dat de horloges en de sieraden daadwerkelijk in de woning van verdachte zijn uitgepakt, kan echter niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld. Om die reden kan niet worden vastgesteld dat verdachte deze horloges en sieraden voorhanden heeft gehad. Verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.
De in de woning van verdachte aangetroffen echtheidscertificaten, paklijsten, verpakkingsmateriaal en vijf pennen van Mont Blanc zijn evenwel ook goederen die bij de overval zijn weggenomen. Verdachte heeft verklaard dat zijn vingerafdrukken op deze goederen zijn aangetroffen, omdat hij de goederen in zijn woning van de ene kamer naar de andere heeft verplaatst. Verdachte heeft daarmee voornoemde goederen voorhanden gehad. Gelet op de aard van deze goederen – waaronder dozen van Cartier, echtheidscertificaten, paklijsten en luxe pennen van het merk Montblanc – alsmede de hoeveelheid van het verpakkingsmateriaal en de gezamenlijkheid van deze goederen, heeft verdachte op z’n minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan opzetheling van de tenlastegelegde echtheidscertificaten, het verpakkingsmateriaal en de pennen van Montblanc.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld de in de tenlastelegging opgenomen term “luxe goederen” onvoldoende feitelijk is om hieronder de Montblanc pennen te kunnen vangen. Dit verweer wordt verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank is het – tegen de achtergrond van het dossier – voldoende duidelijk dat met de term “luxe goederen” de Montblanc pennen worden bedoeld. Naast de Montblanc pennen zijn immers geen andere luxe goederen in de woning van verdachte aangetroffen.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen. Anders dan de officier van justitie stelt kan niet worden vastgesteld dat verdachte deze voorwerpen samen met anderen voorhanden heeft gehad. Weliswaar zijn op deze voorwerpen van meerdere personen dactyloscopische sporen aangetroffen, maar op basis daarvan kan niet méér worden vastgesteld dan dat deze personen deze voorwerpen op enig moment hebben vastgepakt of aangeraakt. Dat is onvoldoende om te spreken van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en één of meer van deze personen. Dat verdachte kort na zijn heenzending met een medeverdachte contact heeft gehad over dozen die door de politie zijn gevonden, is naar het oordeel van de rechtbank eveneens onvoldoende om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het primair ten laste gelegde
in de periode van 15 december 2016 tot en met 5 januari 2017 te Amsterdam, echtheidscertificaten en luxegoederen en verpakkingsmateriaal (welke echtheidscertificaten en luxegoederen en verpakkingsmateriaal zijn weggenomen bij een overval op 15 december 2016 te Amsterdam) voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde echtheidscertificaten en luxegoederen en verpakkingsmateriaal wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur en een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, met een proeftijd van twee jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De raadsman heeft in dat kader gewezen op het advies van de reclassering. Een taakstraf zal vrijwel zeker mislukken. Verdachte zal dan de vervangende hechtenis moeten uitzitten, waardoor hij zijn huisvesting en begeleiding door de GGZ zal verliezen en een financiële debacle het gevolg zal zijn. Er is bovendien geen recidivegevaar. Verdachte wordt intensief begeleid door de GGZ en het is verdachte duidelijk dat hij weerbaar en alert moet zijn op misbruik van zijn goedheid. De raadsman heeft verzocht om – overeenkomstig het advies van de reclassering – een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in overweging genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling van bij een gewapende overval op een waardetransport buitgemaakte echtheidscertificaten, pennen van Montblanc en verpakkingsmateriaal. Heling is een vervelend en hinderlijk feit. Door heling wordt een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand gehouden. Verdachte heeft met zijn handelen ervoor gezorgd dat de daders van de gewapende overval een plek hadden waar zij in ieder geval een deel van de buit konden bewaren. De rechtbank rekent dit verdachte aan. De ernst van dit feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er evenwel rekening mee dat – op vijf pennen van Montblanc na – de inhoud van het verpakkingsmateriaal, te weten waardevolle sieraden en horloges, niet in de woning van verdachte zijn aangetroffen.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven. De enkele verklaring van verdachte dat een zekere (niet traceerbare) [naam] deze goederen op een onbekend moment in zijn woning heeft gebracht en achtergelaten is in dit verband ongeloofwaardig en onvoldoende. Verdachte heeft bovendien geen enkel inzicht getoond in het laakbare van zijn handelen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 20 december 2018, waaruit blijkt dat verdachte vóór het plegen van het onderhavige feit niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Wel is verdachte na het plegen van het onderhavige feit veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Om die redenen is de rechtbank van oordeel dat verdachte nog in aanmerking komt voor een taakstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op een rapport van de reclassering van 25 januari 2019. Daarin is door de reclassering het volgende over verdachte gerapporteerd. Er is bij verdachte sprake van een verstandelijke beperking en psychische problematiek waarvoor hij in behandeling is bij GGZ in Geest. Verdachte heeft zich vrijwillig aangemeld bij de Detox van de Jellinek voor zijn alcohol- en cocaïneverslaving. Verdachte ontvangt reeds zorg en staat op vrijwillige basis op de wachtlijst voor de Detox. In combinatie met de geringe delictsgeschiedenis van verdachte wordt de kans op recidive door de reclassering als laag ingeschat. De reclassering ziet het opleggen van een reclasseringstoezicht op dit moment niet als meerwaarde. De reclassering adviseert om bij een veroordeling van verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
De reclassering acht een taakstraf moeilijk uitvoerbaar, vanwege het verstoorde dag- en nachtritme van verdachte. De reclassering is van mening dat een geldboete – gezien de financiële situatie van verdachte – niet geïndiceerd is.
Ook de rechtbank heeft – mede door de door haar verkregen indruk van verdachte ter terechtzitting – de verwachting dat het verdachte enige moeite zal gaan kosten om een taakstraf te volbrengen. Voor de reclassering zal het waarschijnlijk lastig worden om verdachte hierbij te begeleiden. De rechtbank wil verdachte echter wel de kans geven om een taakstraf te verrichten en daarmee het alternatief – detentie - te voorkomen. Als het verdachte niet lukt om de taakstraf af te ronden, dan zal hij alsnog de vervangende hechtenis moeten uitzitten.
Alles afwegende, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uur, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, een passende straf.

9.Beslag

De rechtbank beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen zoals vermeld op de bij dit vonnis gehechte beslaglijst, dat de goederen met nummers 18, 24 en 25 zullen worden teruggegeven aan verdachte. De overige inbeslaggenomen goederen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten RLG.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen

De benadeelde partij TNT Express B.V. vordert € 3.902,26 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij RLG vordert € 265.258,20 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partijen zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu tussen de heling door verdachte van de echtheidscertificaten, het verpakkingsmateriaal en de pennen enerzijds en de schade die de benadeelde partijen hebben geleden ten gevolge van de overval anderzijds een onvoldoende rechtstreeks verband bestaat.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
 Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
 Gelast de
teruggave aan verdachtevan de inbeslaggenomen goederen met nummers 18, 24 en 25, zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
 Gelast de
teruggave aan RLGvan de inbeslaggenomen goederen met nummers 1 tot en met 17, 19 tot en met 23 en 25 tot en met 29, zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
 Verklaart de benadeelde partij
TNT Express B.V. niet-ontvankelijk in haar vordering.
 Verklaart de benadeelde partij
RLGniet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. Riggelink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 maart 2019.