ECLI:NL:RBAMS:2019:1585

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
13/665054-7 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van horloges en contant geld, en bezit van hennep na gewapende overval

Op 7 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van heling, witwassen en het aanwezig hebben van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij wist dat de horloges, die hij in zijn bezit had, afkomstig waren van een gewapende overval. Wel werd hij schuldig bevonden aan opzetwitwassen van deze horloges, omdat hij de horloges voorhanden had terwijl hij de aanmerkelijke kans aanvaardde dat deze van misdrijf afkomstig waren. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan witwassen van een contant geldbedrag van € 7.405,00, dat hij niet kon verklaren met legale inkomsten. De rechtbank oordeelde dat het geld van misdrijf afkomstig was. Tot slot werd de verdachte schuldig bevonden aan het aanwezig hebben van één kilo hennep. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uur en een gevangenisstraf van 90 dagen op, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er onvoldoende rechtstreeks verband bestond tussen het witwassen en de schade die zij hadden geleden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665054-7 (Promis)
Datum uitspraak: 7 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28, 29 en 31 januari 2019 en 7 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F. Heus en van wat de raadsman van verdachte mr. D.H. Woelinga, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2016 tot en met 29 maart 2017 te Amsterdam en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer horloge(s) (Merken: één Panerai, vier van IWC, één Jaeger Le Coultre), (welke horloge(s) is/zijn weggenomen bij een overval op 15 december 2016 te Amsterdam) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij (en zijn mededader(s)) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van voornoemde horloge(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2016 tot en met 29 maart 2017 te Amsterdam en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) een of meer horloges (merken: één Panerai, vier van IWC, één Jaeger Le Coultre) verworven en/of voorhanden gehad
terwijl verdachte (en zijn mededader(s)) (telkens) wist(en) dat dit/deze horloge(s) geheel of gedeeltelijk - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig was/waren;
Feit 2
hij op of omstreeks 29 maart 2017 te Utrecht, in elk geval in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
immers heeft hij een contant geldbedrag van (in totaal) 7405 euro, althans een contant geldbedrag, voorhanden gehad,
terwijl verdachte wist dat dit contante geldbedrag geheel of gedeeltelijk - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig was;
Feit 3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 15 februari 2017 tot en met 29 maart 2017 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 1.5 tot 2 kilo hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

3.De waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan heling (feit 1 primair), witwassen (feit 2) en het aanwezig hebben van 1 kilo hennep (feit 3).
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde heling heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. In de woning van verdachte zijn horloges aangetroffen die bij een overval op een waardetransport zijn buitgemaakt. Daarmee heeft verdachte de horloges aanwezig gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij deze horloges eind maart 2017 in bewaring heeft gekregen van [medeverdachte 1] . Verdachte moet ten tijde van het voorhanden krijgen van de horloges hebben geweten dat deze van misdrijf afkomstig waren, al dan niet in voorwaardelijke zin. Immers, hij heeft zelf verklaard dat hij dacht dat het niet pluis was, omdat hij de horloges in Weesp moest ophalen op basis van een vaag verzoek van [medeverdachte 1] bij een vaag contactpersoon en hij bovendien wist dat [medeverdachte 1] “een waslijst” heeft. De overdracht van de horloges vond bovendien plaats nadat de buit was aangetroffen in de woning van [medeverdachte 2] en verdachte met [medeverdachte 2] (namens [medeverdachte 1] ) telefoongesprekken had gevoerd over dozen die zijn meegenomen door de politie.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde witwassen van de in de woning van verdachte aangetroffen contante geldbedragen ter hoogte van € 7.405,00, heeft de officier van justitie aangevoerd dat er sprake is van een vermoeden van witwassen vanwege de hoogte van het contante geldbedrag, de in de woning van verdachte aangetroffen hennep en telefoongesprekken die duiden op drugshandel. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven over de herkomst van het contante geld, zodat – gelet op zijn legale inkomsten – het niet anders kan dan dat het geld van misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde drugshandel heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Wel kan volgens de officier van justitie worden bewezen dat verdachte één kilo hennep aanwezig heeft gehad, gelet op de vondst van de hennep en de erkenning van verdachte dat hij een kilo hennep in zijn woning bewaarde voor een coffeeshop-eigenaar.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er bij verdachte geen wetenschap bestond over de mogelijke herkomst van de horloges op het moment dat hij de horloges in ontvangst nam. Pas nadat hij was thuisgekomen – en na eerst nog gedacht te hebben dat het ‘neppers’ waren – is hij gaan bedenken dat de horloges weleens niet pluis zouden kunnen zijn en heeft hij [medeverdachte 1] gevraagd om de horloges op te halen.
Ook kan niet worden bewezen dat er sprake is van opzetwitwassen. Er kan hoogstens gezegd worden dat verdachte pas kort ná 15 februari 2017 redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de horloges van misdrijf afkomstig waren. Schuldwitwassen is echter niet ten laste gelegd.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een contant geldbedrag van € 7.405,00. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aannemelijk heeft gemaakt dat het spaargeld betreft. Hij heeft dit geld verdient met zijn werk bij een restaurant in 2015 en 2016. Door de eigenaar van het restaurant is geen volledige inzage gegeven in de financiële gang van zaken en de verklaring van verdachte is – door de gebrekkige informatieverstrekking door de eigenaar van het restaurant – niet overtuigend weersproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich – overeenkomstig de officier van justitie – op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte één kilo hennep aanwezig heeft gehad.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen van horloges (feit 1, subsidiair), opzetwitwassen van een geldbedrag (feit 2) en aanwezig hebben van hennep (feit 3). De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
3.1.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair
Op 15 december 2016 heeft er in Amsterdam een gewapende overval plaatsgevonden op een waardetransport. Daarbij zijn onder meer waardevolle horloges buitgemaakt.
Op 29 maart 2017 zijn in de woning van verdachte, in een wasmand, zes horloges aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat de horloges afkomstig waren van bovengenoemde overval.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de horloges ergens in februari in Weesp heeft opgehaald. Hij heeft dit gedaan op verzoek van [medeverdachte 1] . In Weesp heeft hij van een man in een taxi een plastic Albert Heijn tas aangepakt. Hij is vervolgens naar huis gegaan. Thuis heeft verdachte in de tas gekeken. Hij zag toen dat er horloges in de tas zaten en bedacht zich ‘dat het geen zuivere koek’ was. Bovendien wist hij dat [medeverdachte 1] ‘een waslijst’ heeft. Omdat hij dacht dat er iets niet pluis was, heeft hij de horloges uit het zicht verstopt in een wasmand in de badkamer.
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat op grond van het voorgaande niet kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de horloges wist dat de horloge van misdrijf afkomstig waren. Verdachte heeft verklaard dat hij niet in de plastic Albert Heijn tas heeft gekeken toen hij deze in ontvangst nam. Hij wist dus niet wat er in de tas zat. Het enkel in ontvangst nemen van een Albert Heijn tas, op verzoek van een neef, zonder dat de inhoud van de tas bij verdachte bekend was, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring van heling te kunnen komen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde heling.
Op grond van het voorgaande kan wel worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen. Eerst nadat verdachte was thuisgekomen heeft hij in de Albert Heijn tas gekeken en zag hij dat er horloges in zaten. Vanaf dat moment bedacht hij zich dat ‘het geen zuivere koek was’. Verdachte wist bovendien dat [medeverdachte 1] ‘een waslijst’ heeft. Desondanks heeft verdachte de horloges voor [medeverdachte 1] uit het zicht bewaard door deze in de badkamer in een wasmand te verstoppen. Daarmee heeft verdachte horloges voorhanden gehad, terwijl hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze horloges van misdrijf afkomstig waren. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen.
3.2.
Bewezenverklaring feit 2
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring heeft voor de herkomst van dat voorwerp. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Vermoeden van misdrijf afkomstig
Op 29 maart 2017 is in de woning van verdachte een geldbedrag van € 7.405,00 en één kilo hennep aangetroffen. Naar aanleiding daarvan heeft de politie financieel onderzoek verricht naar de legale inkomsten en uitgaven van verdachte.
Uit door iCOV verstrekte gegevens blijkt dat verdachte in de jaren 2015 en 2016 alleen in 2015 geregistreerd inkomen had, te weten € 3.300,00. In 2016 heeft verdachte geen geregistreerd inkomen ontvangen.
Gelet op het voorgaande ontstaat naar het oordeel van de rechtbank een gerechtvaardigd vermoeden dat het contante geldbedrag van misdrijf afkomstig is. De aantoonbaar legale inkomsten van verdachte kunnen het contante geldbedrag van € 7.405,00 niet verklaren. In de woning van verdachte is bovendien één kilo hennep aangetroffen. Onder deze omstandigheden mag van verdachte worden verwacht dat hij over het aangetroffen geldbedrag een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring aflegt.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor in maart 2017 verklaard dat het contante geldbedrag spaargeld is. Hij heeft dit gespaard met zijn baan als bedrijfsleider in het ‘ [naam] ’ in Amsterdam, alwaar hij in 2016 het hele jaar heeft gewerkt. De fooi betrof elke dag € 60,00 à € 70,00. Zijn salaris betrof ongeveer € 2.000,00. Daarvan ontving hij ongeveer de helft op zijn rekening en de helft contant.
Deze verklaring is geverifieerd bij de eigenaar van Restaurant [naam restaurant] (gevestigd in het ‘ [naam] ’) de heer [naam eigenaar restaurant] . Hij verklaarde dat verdachte in 2015 in zijn restaurant heeft gewerkt. Een bedrag van € 5,00 tot € 10,00 fooi per dag zou volgens [naam eigenaar restaurant] in de lijn van de omzet liggen. Een bedrag van € 60,00 à € 70,00 fooi zou misschien incidenteel kunnen voorkomen bij een evenement zoals de marathon. [naam eigenaar restaurant] heeft verder verklaard dat verdachte niet als bedrijfsleider in zijn restaurant heeft gewerkt. Verdachte heeft als servicemedewerker geholpen in de keuken en hij heeft achter de bar gestaan, aldus [naam eigenaar restaurant] .
In een door [naam eigenaar restaurant] verstrekte salarisspecificatie is te zien dat verdachte van 1 maart 2015 tot en met 1 augustus 2015 in dienst was van het restaurant [naam restaurant] en in totaal een bedrag van € 3.435,96 heeft ontvangen. Het salaris is volgens [naam eigenaar restaurant] contant uitgekeerd.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het in de woning van verdachte aangetroffen contante geldbedrag ter hoogte van € 7.405,00 is gespaard uit legale inkomsten. De verklaring van verdachte over zijn werk bij Restaurant [naam restaurant] is – voor wat betreft de duur, de functie, het ontvangen salaris en fooi – noch door de eigenaar van het restaurant noch door de salarisspecificatie bevestigd. Verdachte heeft een aantal maanden in 2015 bij het restaurant gewerkt. Niet is gebleken dat verdachte daar ook in 2016 heeft gewerkt. De fooi per dag was volgens [naam eigenaar restaurant] aanzienlijk lager en verdachte heeft volgens [naam eigenaar restaurant] niet als bedrijfsleider gewerkt. Het totaalbedrag dat verdachte volgens de door [naam eigenaar restaurant] overgelegde salarisspecificatie heeft ontvangen in 2015, ligt beduidend lager dan verdachte heeft verklaard.
Daar komt bij dat uit onderzoek is gebleken dat verdachte in 2016 grote contante uitgaven heeft gedaan. Zo heeft verdachte een Opel Corsa gekocht voor € 7.800,00. Verdachte heeft dit bedrag contant betaald. Daarnaast betaalde verdachte vanaf eind oktober 2015 € 1.250,00 huur per maand voor zijn woning en heeft hij zes maanden huur contant vooruit betaald. Voorts heeft verdachte in de periode van 29 februari 2016 tot en met 1 december 2016 in totaal € 6.945,00 contant geld op een bankrekening gestort. Op deze rekening zijn geen legale inkomsten ontvangen. Er is in totaal € 1.360,00 contant opgenomen op de rekening, zodat er per saldo € 5.585,00 contant geld op deze bankrekening is gestort. Hieruit volgt dat verdachte in 2016 in totaal € 20.885,00 aan contante uitgaven heeft gedaan.
Zelfs al zou ervan worden uitgegaan dat verdachte in de periode van 1 maart 2015 tot en met 1 augustus 2015 elke dag heeft gewerkt en dat hij per dag € 70,00 fooi heeft ontvangen, dan nog beschikte verdachte niet over voldoende legaal verklaarbare inkomsten (€ 3.435,96 salaris + € 10.500,00 (150 dagen x € 70,00 fooi) = € 13.935,96) die zijn contante uitgaven zouden kunnen verklaren (€ 13.935,96 legale inkomsten - € 20.885,00 contante uitgaven = - € 6.949,04), laat staan dat verdachte ook nog € 7.405,00 heeft kunnen sparen.
Namens verdachte is door de raadsman gesteld dat [naam eigenaar restaurant] geen volledige inzage heeft gegeven in de werkelijke financiële gang van zaken en dat het er alle schijn van heeft dat verdachte veel meer heeft gewerkt en zwart betaald werd en dat verdachte mogelijk ook werkzaamheden heeft verricht als bedrijfsleider, maar dat hij wit uitbetaald kreeg als servicemedewerker. Zou dat waar zijn, dan had het op de weg van verdachte gelegen om een meer concrete verklaring af te leggen over zijn werk bij het restaurant. Dat heeft verdachte niet gedaan. Zo heeft hij niet alsnog concreet verklaard over de periode waarin hij bij het restaurant heeft gewerkt, welke diensten hij heeft gedraaid, welke werkzaamheden hij heeft verricht en hoeveel hij telkens heeft verdiend. De enkele stelling dat verdachte zwart betaald heeft gekregen is niet voldoende om het vermoeden dat het contante geld van misdrijf afkomstig is, te kunnen weerleggen.
Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat het contante geldbedrag van € 7.405,00 – middellijk of onmiddellijk – van misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit wist.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan witwassen en zal verdachte voor dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
3.3.
Bewezenverklaring feit 3
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan handel in drugs, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Wel kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad. De hennep is op 29 maart 2017 aangetroffen in zijn woning. Verdachte heeft verklaard dat hij de hennep bewaarde voor een eigenaar van een coffeeshop. Door de verbalisanten is waargenomen dat het 1,5 a 2 kilogram hennep betreft. Het dossier bevat geen proces-verbaal waaruit blijkt dat het exacte gewicht van de henneptoppen is vastgesteld. De rechtbank gaat daarom – overeenkomstig de officier van justitie – in het voordeel van verdachte uit van zijn verklaring dat het om één kilo hennep gaat.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

Feit 1:
in de periode van 15 december 2016 tot en met 29 maart 2017 te Utrecht zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen
immers heeft hij horloges (merken: één Panerai, vier van IWC, één Jaeger Le Coultre) voorhanden gehad
terwijl verdachte wist dat deze horloges - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig waren;
Feit 2
hij op 29 maart 2017 te Utrecht, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
immers heeft hij een contant geldbedrag van in totaal 7405 euro, voorhanden gehad,
terwijl verdachte wist dat dit contante geldbedrag - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig was;

Feit 3
hij op 29 maart 2017 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van één kilo hennep, in elk geval een hoeveelheid van méér dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uur en een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om er bij het bepalen van de straf rekening mee te houden dat verdachte zijn huurwoning is kwijtgeraakt door zijn voorarrest. De raadsman heeft voorts verzocht er rekening mee te houden dat verdachte – door mee te werken aan het onderzoek – is mishandeld en bedreigd door medeverdachten, waardoor hij zich niet meer veilig voelt. Door zijn proceshouding mag het onderzoek dan zijn geholpen, verdachte ondervindt hier nog iedere dag schade van.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van zes horloges die bij een gewapende overval op een waardetransport zijn buitgemaakt alsmede witwassen van een contant geldbedrag van € 7.405,00. De totale waarde van de horloges bedraagt € 54.000,00.
Witwassen is een ernstig misdrijf. Hierdoor worden de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer gebracht. Dit is een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken.
Verdachte heeft daarnaast één kilo hennep in zijn woning aanwezig gehad. Verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het creëren van een aanbod voor softdrugs. De handel in deze middelen gaat vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, die verdachte door zijn handelen heeft bevorderd, dan wel mede in stand heeft gehouden.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van hennep waarvan het gewicht tussen 500 en 2500 gram bedraagt, is een taakstraf voor de duur van 100 uur.
Voor de witwasfeiten heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor fraudezaken. Het oriëntatiepunt voor fraudezaken met een benadelingsbedrag tussen de € 10.000,00 en € 70.000,00 is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee tot vijf maanden of een taakstraf. In deze zaak is het totale benadelingsbedrag € 61.405,00. Dit ligt tegen de bovengrens van deze categorie aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 20 december 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek, waarmee hij ook zichzelf heeft belast.
Alles afwegende, zal de rechtbank – overeenkomstig de eis van de officier van justitie – aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 180 uur en een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren.

8.Ten aanzien van de benadeelde partijen

De benadeelde partij TNT Express B.V. vordert € 3.902,26 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij RLG vordert € 265.258,20 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partijen zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu tussen het witwassen door verdachte van de zes horloges en de schade die de benadeelde partijen hebben geleden ten gevolge van de overval een onvoldoende rechtstreeks verband bestaat.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
 Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen geachte:
witwassen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het 3 bewezen geachte:
handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
50 (vijftig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
 Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
 Verklaart de benadeelde partij
TNT Express B.V. niet-ontvankelijk in haar vordering.
 Verklaart de benadeelde partij
RLGniet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. Riggelink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 maart 2019.