ECLI:NL:RBAMS:2019:1611

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
AMS 19/739
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen op het recht tot betoging van pro-Palestina demonstrant door burgemeester ter voorkoming van wanordelijkheden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een pro-Palestina demonstrant, hierna te noemen [verzoeker]. De burgemeester van Amsterdam had op 1 februari 2019 een besluit genomen waarin beperkingen werden opgelegd aan het recht van [verzoeker] om te demonstreren op de Dam. Het besluit hield in dat [verzoeker] uitsluitend op zondagen in de even weken en maximaal drie uur per dag op en rond de Dam mocht demonstreren. De burgemeester rechtvaardigde deze beperkingen met het oog op de voorkoming van wanordelijkheden, gezien de gelijktijdige aanwezigheid van pro-Palestina en pro-Israël demonstranten op dezelfde dagen, wat leidde tot spanningen en ongeregeldheden.

Tijdens de zitting op 27 februari 2019 heeft [verzoeker] zijn bezwaren tegen het besluit toegelicht, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het recht tot betoging een grondrecht is, maar dat de burgemeester op basis van de Wet openbare manifestaties (Wom) beperkingen kan stellen ter voorkoming van wanordelijkheden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid beperkingen heeft kunnen opleggen, gezien de gegronde vrees voor escalatie van geweld en de noodzaak om de openbare orde te handhaven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat de beperkingen noodzakelijk zijn om de openbare orde te waarborgen. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen het recht op betoging en de bescherming van de openbare orde en veiligheid. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft vastgesteld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/739

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 maart 2019 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en
de burgemeester van Amsterdam, verweerder
(gemachtigden: mr. J. Pot en T.C. Temminck Tuinstra).

Procesverloop

Met het besluit van 1 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester bepaald dat [verzoeker] uitsluitend op zondagen in de even weken op en rond de Dam in Amsterdam mag demonstreren, maximaal drie uur per dag.
[verzoeker] heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, ertoe strekkende het bestreden besluit te vernietigen. De voorzieningenrechter vat dit op als een verzoek tot het schorsen van het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2019. [verzoeker] is verschenen, vergezeld van [naam 1] . De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens zijn namens de burgemeester verschenen [naam 2] en [naam 3] , beiden werkzaam bij de politie, eenheid Amsterdam.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Aanleiding van deze procedure
2. [verzoeker] houdt op zaterdagen en zondagen al geruime tijd pro‑Palestina demonstraties op de Dam in Amsterdam en wil dit ook blijven doen. Naast deze en andere pro-Palestina demonstraties, vinden er op dezelfde dagen ook pro-Israël demonstraties plaats op de Dam.
3. Met het bestreden besluit heeft de burgemeester op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) beperkingen gesteld aan het recht tot betoging van [verzoeker] , in die zin dat hij uitsluitend nog op zondagen in de even weken op en rond de Dam in Amsterdam mag demonstreren, maximaal drie uur per dag. [1] Dit volgens de burgemeester ter voorkoming van confrontaties en strafbare feiten, in het belang van het verkeer en ter voorkoming van verdere wanordelijkheden. Buiten het gebied op en rond de Dam staat het [verzoeker] vrij om in Amsterdam te demonstreren, mits hij 50 meter afstand houdt van andere protestvormen en evenementen, aldus de burgemeester.
4. Overigens heeft de burgemeester ten aanzien van de pro-Israël demonstaties het recht op betoging op dezelfde wijze beperkt, zij het dat dergelijke demonstraties uitsluitend op zondagen in de oneven weken mogen plaatsvinden.
Oordeel voorzieningenrechter
5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het recht tot betoging een grondrecht is. [2] De burgemeester kan aan dit grondrecht op grond van de Wom [3] beperkingen stellen, onder meer ter bestrijding en voorkoming van wanordelijkheden. Het is daarbij aan de burgemeester om aannemelijk te maken dat er sprake is van vrees voor wanordelijkheden en dat, gelet op die vrees, het stellen van beperkingen noodzakelijk is.
5.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester in redelijkheid beperkingen kunnen stellen aan het recht tot betoging van [verzoeker] ter voorkoming en bestrijding van wanordelijkheden op de wijze zoals in het bestreden besluit is gebeurd. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
5.3.1.
Uit de (mutatie)rapporten van de politie in het procesdossier [4] , alsmede uit de door [verzoeker] overgelegde filmopnames, blijkt genoegzaam dat de gelijktijdige aanwezigheid op de Dam van zowel pro-Palestina als pro-Israël demonstranten leidt tot spanningen, overlast en ongeregeldheden in de zin van fysieke en (non-)verbale confrontaties.
5.3.2.
Nog daargelaten welke groepering/beweging het ontstaan van deze ongewenste situatie (het meest) valt aan te rekenen, heeft de burgemeester op basis daarvan de bescherming van de vrijheden en (grond)rechten van andere gebruikers en bezoekers van de Dam zwaarder kunnen laten wegen dan het individuele belang van [verzoeker] dat hij heeft bij het onbeperkt gebruik kunnen maken van zijn recht tot betoging op de Dam. Zo heeft de burgemeester de belangenafweging in het bestreden besluit – samengevat – als volgt toegelicht. De grens voor de Amsterdamse driehoek – bestaande uit de burgemeester, de hoofdofficier van justitie en de hoofdcommissaris van de politie – is bereikt. Uit informatie van de politie blijkt dat zowel [verzoeker] als de pro-Israël demonstranten zich op de Dam steeds meer op onaanvaardbare wijze gedragen, dat de demonstraties (non-)verbaal en fysiek escaleren en dat dit invloed heeft op een ieder die zich daar begeeft. Ook blijkt uit deze informatie dat er sprake is van een toenemende gegronde vrees dat dergelijke incidenten zich zullen blijven herhalen en mogelijk verergeren. Het protest op de Dam over geweld dat buiten Amsterdam plaatsvindt, leidt zo uiteindelijk tot geweld op de Dam. Om verdere escalatie te voorkomen is daarom besloten om maatregelen te nemen. Hierbij wegen het beschermingsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en de bijzondere omstandigheden van de Dam als locatie zwaar mee.
5.3.3.
Het voorgaande, in samenhang bezien met wat onder 5.3.1. is genoemd, acht de voorzieningenrechter een voldoende deugdelijke motivering voor de gestelde beperkingen aan het recht tot betoging van [verzoeker] . Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat beperkingen uitsluitend zien op de locatie op en rond de Dam en dat er soortgelijke beperkingen gelden voor iedere andere pro-Palestina of pro-Israël demonstratie.
5.4.
Ten aanzien van het betoog van [verzoeker] dat de ontstane situatie met het bestreden besluit niet wordt opgelost, merkt de voorzieningenrechter op dat door de gemachtigden van de burgemeester ter zitting is erkend dat er vooralsnog geen sprake is van een ideale of definitieve oplossing, maar dat het bestreden besluit echter nu wel noodzakelijk is. Dat deze aan [verzoeker] (en andere pro-Palestina en pro‑Israël demonstraties) gestelde beperkingen mogelijk niet direct leiden tot een algehele oplossing, betekent niet dat, zoals hiervoor reeds is geoordeeld, de burgemeester niet heeft kunnen overgaan tot het stellen van deze beperkingen.
5.5.
In de op de zitting door [verzoeker] opgeworpen stelling dat het bestreden besluit alleen al disproportioneel is, omdat daarin geen einddatum is genoemd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft, zoals hierboven reeds is geoordeeld, op basis van de huidige situatie beperkingen kunnen stellen aan het recht tot betoging van [verzoeker] op de wijze zoals in het bestreden besluit is gebeurd. Met de beantwoording van de vraag of er een einddatum voor deze beperkingen moet worden vastgesteld is nu geen spoed gemoeid en deze vraag kan aan de orde komen in de bezwaarprocedure.
5.6.
Gelet op het bovenstaande heeft het bezwaar van [verzoeker] tegen het bestreden besluit bij deze stand van zaken naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.A. Lemmens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
7 maart 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Mits daar geen andere grootschalige evenementen of demonstraties plaatsvinden en [verzoeker] binnen het bij het bestreden besluit aangegeven omlijnd gebied blijft aan de paleiszijde op de Dam.
2.Artikel 9 van de Grondwet.
3.Artikel 2 en artikel 5, eerste lid, van de Wom.
4.In de mutatierapporten van de politie die zien op 6 januari 2019 en op 3 en 17 februari 2019 wordt ook de naam van [verzoeker] genoemd.