ECLI:NL:RBAMS:2019:1723

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 881
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake nabestaandenuitkering en meewerken aan onderzoek UWV

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van [verzoeker] tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB). [Verzoeker] ontving een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw), maar de SVB heeft deze uitkering per 1 januari 2019 stopgezet, omdat [verzoeker] niet heeft meegewerkt aan een onderzoek van het UWV naar zijn arbeidsongeschiktheid. Dit onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of [verzoeker] nog recht heeft op de uitkering. [Verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de SVB en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 6 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat [verzoeker] niet gekeurd is door het UWV, wat niet in geschil is. [Verzoeker] heeft aangegeven dat hij niet is verschenen voor het onderzoek vanwege eerdere slechte ervaringen en het verlangen om opnamen te maken van het onderzoek, wat door de keuringsarts is geweigerd. De voorzieningenrechter heeft echter geconcludeerd dat [verzoeker] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om mee te werken aan het onderzoek, ondanks herhaalde pogingen van de verzekeringsarts om contact met hem op te nemen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de SVB op grond van artikel 34 van de Anw de nabestaandenuitkering mocht stopzetten, omdat het aan [verzoeker] is om mee te werken aan het onderzoek. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar van [verzoeker] geen redelijke kans van slagen heeft. Tevens is er geen reden om de SVB te verplichten tot vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/881

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 maart 2018 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. L.T.M. Keet),
en

de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).
Partijen worden verder aangeduid als [verzoeker] en de SVB

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft de SVB aan [verzoeker] meegedeeld dat hij na 31 december 2018 geen nabestaandenuitkering meer zal ontvangen.
[verzoeker] heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2019. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
[verzoeker] ontving een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw). De SVB heeft met het besluit van 23 augustus 2018 die nabestaandenuitkering per 1 januari 2019 gestopt, omdat [verzoeker] geen gevolg heeft gegeven aan oproepen van het UWV [1] . Het UWV moet voor de SVB onderzoeken of [verzoeker] nog voor 45% of meer arbeidsongeschikt is. In dat geval bestaat er nog recht op een nabestaandenuitkering. Omdat [verzoeker] zich niet heeft laten onderzoeken, gaat de SVB ervan uit dat er geen recht meer bestaat op een nabestaandenuitkering.
2.2
[verzoeker] is niet gekeurd door het UWV. Dat is niet in geschil. [verzoeker] wijt dit aan het niet nakomen van afspraken die eerder zijn gemaakt in verband met slechte ervaringen die hij bij eerdere keuringen heeft gehad. Hij is wel op 8 mei 2018 bij de keuringsarts geweest, maar die arts was niet op de hoogte van de afspraken die [verzoeker] eerder met de SVB heeft gemaakt. [verzoeker] wilde (geluids)opnamen maken van het onderzoek door de keuringsarts. De keuringsarts heeft dat toen geweigerd, waarop [verzoeker] is vertrokken. [verzoeker] zit nu zonder geld en hij wil een voorschot van de SVB. Dat hij nog niet is gekeurd wijt hij aan de SVB.
De beoordeling door de voorzieningenrechter
3.1
De voorzieningenrechter constateert aan de hand van een telefoonnotitie van verzekeringsarts [naam] dat op 30 mei 2018 drie maal het antwoordapparaat van [verzoeker] is ingesproken door de verzekeringsarts. Dit heeft de verzekeringsarts herhaald op 31 mei 2018, op 4 juni 2018 en op 11 juni 2018. Ook heeft de verzekeringsarts [verzoeker] op 18 juni 2018 een brief gestuurd en hem gevraagd om zijn verhinderdata op te geven, zodat er een afspraak kan worden gepland. Op 2 juli 2018 heeft de verzekeringsarts [verzoeker] aan de eerdere brief herinnerd. Op 26 juli 2018 heeft de verzekeringsarts nogmaals schriftelijk geprobeerd om met [verzoeker] een afspraak te maken. Verder staat in die brief dat de verzekeringsarts bij het uitblijven van een reactie voor 10 augustus 2018, de SVB zal meedelen dat hij geen onderzoek heeft kunnen doen.
3.2
Op 14 augustus 2018 heeft de verzekeringsarts de mededeling aan de SVB gedaan dat [verzoeker] ondanks herhaalde pogingen niet op een onderzoek is verschenen. Vervolgens heeft de SVB de uitkering met een uitlooptermijn van vier maanden gestopt.
3.3
Gelet op wat onder 3.1 is overwogen, heeft [verzoeker] niet voldaan aan zijn verplichtingen om mee te werken aan een onderzoek naar zijn arbeidsongeschiktheid. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat de SVB dan wel het UWV zodanig hebben gehandeld, dat het niet meewerken niet aan [verzoeker] kan worden toegerekend.
De SVB heeft op grond van artikel 34 van de Anw [2] de nabestaandenuitkering dan ook mogen stoppen. Het is immers aan [verzoeker] om, wil hij aanspraak kunnen maken op een nabestaandenuitkering, mee te werken aan een onderzoek naar zijn arbeidsongeschiktheid. Dat hij tegen een dergelijk onderzoek zijn bedenkingen heeft, is geen reden om daar niet aan te hoeven meewerken.
3.4
Zoals het er nu voorstaat, heeft het bezwaar dan ook geen redelijke kans van slagen. In dat geval bestaat er ondanks de financiële nood van [verzoeker] , geen reden om het verzoek toe te wijzen.
4. Er bestaat ook geen reden om het griffierecht of de proceskosten door de SVB te laten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
2.Artikel 34 Anw. 1 Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering en terzake van weigering van uitkering, herziet de Sociale verzekeringsbank een dergelijk besluit of trekt zij dat in: (…)