Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 maart 2018, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 24 oktober 2018 waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van comparitie van 4 februari 2019, met de daarin genoemde akte.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
bevoegdheid
door betalingeen regresrecht krijgt omdat de verzekerde
aan wie betaald iseen aanspraak had op een andere verzekeraar welke aanspraak niet (deels) ten goede komt aan de betalende verzekeraar bij gebreke van hoofdelijkheid en subrogatie. Aldus is de rechtbank van oordeel dat het voor toepassing van de samenloopregeling noodzakelijk is dat betaald wordt aan de verzekerde die de aanspraak op de andere verzekeraar had. In onderhavige procedure heeft ASR echter niet aan [bedrijf 3] betaald, zodat de samenloopregeling in dit geval niet van toepassing is. Het feit dat [bedrijf 3] als verzekerde kwalificeert onder beide verzekeringen is dus niet voldoende.