ECLI:NL:RBAMS:2019:1979

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
7331081 CV EXPL 18-24864
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuurder vordert betaling van huurschuld voor snoepautomaten na beëindiging overeenkomst

In deze zaak vordert Vending@Work B.V., de verhuurder van snoepautomaten, betaling van een huurschuld van meer dan 1.000 euro van de gedaagde, die de automaten had geplaatst in twee scholen in Amsterdam. De huurovereenkomst, die op 19 januari 2015 werd gesloten, had een looptijd van 24 maanden en eindigde in beginsel op 20 januari 2017. De gedaagde, die een koffiehuisje/snackbar exploiteerde, had de automaten op verzoek van de scholen geplaatst. De overeenkomst bevatte bepalingen over de beëindiging en de verplichtingen bij schending van de overeenkomst.

De gedaagde heeft de huurtermijnen niet voldaan en erkent het bestaan van de huurovereenkomst, maar stelt dat de scholen in de zomer van 2016 hebben aangegeven dat de snoepautomaten niet langer gewenst waren. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde in beginsel gehouden was om de huur tot de einddatum te betalen, aangezien de overeenkomst niet tussentijds opzegbaar was. De gedaagde heeft geen voorbehoud gemaakt in de overeenkomst voor het geval de scholen de automaten zouden weigeren.

De kantonrechter wijst de vordering van Vending@Work toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet betalen, ook al kan zij in beroep gaan tegen de uitspraak.

Uitspraak

kRECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton
zaaknummer 7331081 CV EXPL 18-24864
datum uitspraak: 19 maart 2019 (bij vervroeging)

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

Vending@Work B.V.gevestigd te Groningen

eiseres,

hierna te noemen Vending@Work
gemachtigde mr. R.M. Werkman,
tegen

[gedaagde] wonende te [woonplaats]

gedaagde,

hierna te noemen [gedaagde] ,
procederend in persoon.

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Verwezen wordt naar de volgende stukken:
- de dagvaarding van 2 november 2018;
- het mondeling antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 12 november 2018.
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.
Op 8 maart 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Verschenen zijn [naam 1] namens Vending@Work bijgestaan door [naam 2] namens de gemachtigde alsmede [gedaagde] .
Ter comparitie heeft de gemachtigde van Vending@Work nog een productie over gelegd.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

De feiten1.Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist staan in dit geding de volgende feiten vast.

a.
Tussen Vending@Work als verhuurder en [gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam] als huurder is op 19 respectievelijk 20 januari 2015 een overeenkomst gesloten krachtens welke [gedaagde] 3 “Vendo 4000 snoepautomaten” huurde van voor een bedrag van € 75,-- per automaat per maand, voor een looptijd van 24 maanden, en eindigde derhalve in beginsel per 20 januari 2017.
b.
[gedaagde] exploiteerde ten tijde van het aangaan van deze overeenkomst een koffiehuisje/snackbar te Amsterdam.
c.
Eén van de drie gehuurde automaten is op verzoek van [gedaagde] geplaatst op het Iedersland College, en de twee andere – eveneens op aanwijzing van [gedaagde] - op de twee locaties van het Zuiderlicht College. Alle automaten zijn geplaatst op 10 februari 2015.
c.
In de huurovereenkomst is in artikel VI sub 2 van de huurovereenkomst is bepaald dat beëindiging van de overeenkomst uiterlijk 3 maanden voor het verstrijken van de overeengekomen duur schriftelijk kenbaar gemaakt dient te worden.
d.
In artikel VII sub 1 van de huurovereenkomst is bepaald dat de huurovereenkomst niet tussentijds opzegbaar is, en sub 2 is bepaald dat [gedaagde] bij (…) schending van de overeenkomst de resterende termijnen dient te voldoen, vermeerderd met € 150,-- verwijderingskosten per automaat.
d.
De automaat die geplaatst was op het Iederslandcollege is opgehaald op 15 juni 2016, en de twee andere automaten die geplaats waren op het Zuiderlichtcollege zijn opgehaald op 16 februari 2017.
e.
Vending@Work heeft [gedaagde] drie facturen gestuurd, te weten:
- factuur 4 juli 2016, nummer 201631072, betreffende 3e kwartaal 2016 huur Zuiderlichtcollege (2 automaten) en ophaalkosten Iedersland: € 726,-- inclusief BTW
- factuur 22 juli 2016, nummer 201631306, betreffende ophaalkosten 2x Zuiderlichtcollege:
€ 363,00 inclusief BTW
- factuur 4 april 2016, nummer 201630479, betreffende huur 2e kwartaal x 3 automaten
€ 20,25 inclusief BTW onbetaald.
f.
Deze facturen zijn onbetaald gebleven.

Vordering en verweer2.Vending@Work vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,gedaagde veroordeelt tot betaling van-€ 1.109,25 aan hoofdsom-€ 28,45 rente tot dagvaarding-€ 166,39 buitengerechtelijke kosten

met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd op de inhoud waarvan hierna zal worden in gegaan.

Beoordeling

4.
[gedaagde] erkent het bestaan en de inhoud van de huurovereenkomst. Ter zitting is ondanks herhaald doorvragen van de kantonrechter niet duidelijk geworden hoe het kan dat [gedaagde] zonder dat zij in dienst is van het Zuiderlichtcollege en/of het Iederslandcollege, en zonder dat (blijkbaar) sprake was van enige vorm van overeenkomst tussen haar en de scholen, in deze scholen snoepautomaten heeft (doen) plaatsen. Vast staat eveneens dat [gedaagde] de huurovereenkomst is aangegaan in de uitoefening van haar bedrijf en niet als consument.
5.
[gedaagde] heeft verklaard dat het Zuiderlichtcollege in de zomer van 2016 aan haar te kennen gaf dat snoepautomaten op school niet langer gewenst waren, waarop [gedaagde] op enig moment aan Vending@Work heeft verzocht de automaten op te halen.
6.
Vending@Work heeft ter zitting verklaard dat vanaf 2015 er reeds betalingsproblemen waren. [gedaagde] heeft in het najaar 2016 telefonisch verzocht of de apparaten opgehaald konden worden. Vending@Work heeft toen voorgesteld dat [gedaagde] het nog openstaande gedeelte van de factuur voor het tweede kwartaal zou betalen, de factuur voor het derde kwartaal en de ophaalkosten, waar tegenover de huur voor het 4e kwartaal kwijt gescholden zou worden. [gedaagde] heeft hiermee niet ingestemd.
7.
Gelet op het bepaalde in de huurovereenkomst is de vordering van Vending@Work opeisbaar. Daarbij wordt opgemerkt dat het huurcontract niet tussentijds opzegbaar was en dat [gedaagde] derhalve in beginsel gehouden was om tot de einddatum (20 januari 2017) huur te betalen. Vending@Work heeft echter ten aanzien van de in Iedersland geplaatste automaat, geen huur meer gerekend vanaf het 3e kwartaal (ophaal datum 15 juni 2016), en ten aanzien van de twee automaten die in het Zuiderlichtcollege waren geplaatst heeft zij het 4e kwartaal niet in rekening gebracht. Het feit dat de schoolleiding heeft besloten dat er geen snoep automaten meer in de school aanwezig mochten zijn vanaf de zomer van 2016 is een risico dat voor rekening van [gedaagde] komt, nu zij in de huurovereenkomsten geen voorbehoud heeft doen opnemen voor het geval de betreffende scholen de automaten zouden weigeren.
De gevorderde hoofdsom is gelet op het voorgaande voor toewijzing vatbaar.
8.
[gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat zij meerdere schuldeisers heeft en een omvangrijke schuldenproblematiek, en dat zij een aanvraag heeft gedaan voor civiele bewindvoering.
9.
De wettelijke rente is vanwege het betalingsverzuim van [gedaagde] eveneens toewijsbaar.
10.
[gedaagde] heeft door na te laten aan haar betalingsverplichting te voldoen Vending@Work genoodzaakt tot het treffen van incassomaatregelen. De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar nu deze stroken met het door de kantonrechter gehanteerde tarief.

De beslissing

De kantonrechter:
I veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Vending@Work van:
-€ 1.109,25 aan hoofdsom
-€ 28,45 rente tot dagvaarding
-€ 166,39 buitengerechtelijke kosten,
vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dagvaarding tot de dag van betaling.
II veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Vending@Work begroot op:
exploot € 96,86
salaris € 360,00
griffierecht € 476,00
-----------------
totaal € 932,86
voor zover van toepassing, inclusief btw;
III. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 50,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
III verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.S. Pieters en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.