Uitspraak
kRECHTBANK AMSTERDAM
datum uitspraak: 19 maart 2019 (bij vervroeging)
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
Vending@Work B.V.gevestigd te Groningen
eiseres,
gemachtigde mr. R.M. Werkman,
[gedaagde] wonende te [woonplaats]
gedaagde,
procederend in persoon.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- de dagvaarding van 2 november 2018;
- dagbepaling comparitie.
Ter comparitie heeft de gemachtigde van Vending@Work nog een productie over gelegd.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
De feiten1.Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist staan in dit geding de volgende feiten vast.
Tussen Vending@Work als verhuurder en [gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam] als huurder is op 19 respectievelijk 20 januari 2015 een overeenkomst gesloten krachtens welke [gedaagde] 3 “Vendo 4000 snoepautomaten” huurde van voor een bedrag van € 75,-- per automaat per maand, voor een looptijd van 24 maanden, en eindigde derhalve in beginsel per 20 januari 2017.
[gedaagde] exploiteerde ten tijde van het aangaan van deze overeenkomst een koffiehuisje/snackbar te Amsterdam.
c.
Eén van de drie gehuurde automaten is op verzoek van [gedaagde] geplaatst op het Iedersland College, en de twee andere – eveneens op aanwijzing van [gedaagde] - op de twee locaties van het Zuiderlicht College. Alle automaten zijn geplaatst op 10 februari 2015.
In de huurovereenkomst is in artikel VI sub 2 van de huurovereenkomst is bepaald dat beëindiging van de overeenkomst uiterlijk 3 maanden voor het verstrijken van de overeengekomen duur schriftelijk kenbaar gemaakt dient te worden.
In artikel VII sub 1 van de huurovereenkomst is bepaald dat de huurovereenkomst niet tussentijds opzegbaar is, en sub 2 is bepaald dat [gedaagde] bij (…) schending van de overeenkomst de resterende termijnen dient te voldoen, vermeerderd met € 150,-- verwijderingskosten per automaat.
De automaat die geplaatst was op het Iederslandcollege is opgehaald op 15 juni 2016, en de twee andere automaten die geplaats waren op het Zuiderlichtcollege zijn opgehaald op 16 februari 2017.
Vending@Work heeft [gedaagde] drie facturen gestuurd, te weten:
- factuur 4 juli 2016, nummer 201631072, betreffende 3e kwartaal 2016 huur Zuiderlichtcollege (2 automaten) en ophaalkosten Iedersland: € 726,-- inclusief BTW
- factuur 22 juli 2016, nummer 201631306, betreffende ophaalkosten 2x Zuiderlichtcollege:
€ 363,00 inclusief BTW
- factuur 4 april 2016, nummer 201630479, betreffende huur 2e kwartaal x 3 automaten
€ 20,25 inclusief BTW onbetaald.
Deze facturen zijn onbetaald gebleven.
Vordering en verweer2.Vending@Work vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,gedaagde veroordeelt tot betaling van-€ 1.109,25 aan hoofdsom-€ 28,45 rente tot dagvaarding-€ 166,39 buitengerechtelijke kosten
[gedaagde] heeft verweer gevoerd op de inhoud waarvan hierna zal worden in gegaan.
Beoordeling
[gedaagde] erkent het bestaan en de inhoud van de huurovereenkomst. Ter zitting is ondanks herhaald doorvragen van de kantonrechter niet duidelijk geworden hoe het kan dat [gedaagde] zonder dat zij in dienst is van het Zuiderlichtcollege en/of het Iederslandcollege, en zonder dat (blijkbaar) sprake was van enige vorm van overeenkomst tussen haar en de scholen, in deze scholen snoepautomaten heeft (doen) plaatsen. Vast staat eveneens dat [gedaagde] de huurovereenkomst is aangegaan in de uitoefening van haar bedrijf en niet als consument.
[gedaagde] heeft verklaard dat het Zuiderlichtcollege in de zomer van 2016 aan haar te kennen gaf dat snoepautomaten op school niet langer gewenst waren, waarop [gedaagde] op enig moment aan Vending@Work heeft verzocht de automaten op te halen.
Vending@Work heeft ter zitting verklaard dat vanaf 2015 er reeds betalingsproblemen waren. [gedaagde] heeft in het najaar 2016 telefonisch verzocht of de apparaten opgehaald konden worden. Vending@Work heeft toen voorgesteld dat [gedaagde] het nog openstaande gedeelte van de factuur voor het tweede kwartaal zou betalen, de factuur voor het derde kwartaal en de ophaalkosten, waar tegenover de huur voor het 4e kwartaal kwijt gescholden zou worden. [gedaagde] heeft hiermee niet ingestemd.
Gelet op het bepaalde in de huurovereenkomst is de vordering van Vending@Work opeisbaar. Daarbij wordt opgemerkt dat het huurcontract niet tussentijds opzegbaar was en dat [gedaagde] derhalve in beginsel gehouden was om tot de einddatum (20 januari 2017) huur te betalen. Vending@Work heeft echter ten aanzien van de in Iedersland geplaatste automaat, geen huur meer gerekend vanaf het 3e kwartaal (ophaal datum 15 juni 2016), en ten aanzien van de twee automaten die in het Zuiderlichtcollege waren geplaatst heeft zij het 4e kwartaal niet in rekening gebracht. Het feit dat de schoolleiding heeft besloten dat er geen snoep automaten meer in de school aanwezig mochten zijn vanaf de zomer van 2016 is een risico dat voor rekening van [gedaagde] komt, nu zij in de huurovereenkomsten geen voorbehoud heeft doen opnemen voor het geval de betreffende scholen de automaten zouden weigeren.
De gevorderde hoofdsom is gelet op het voorgaande voor toewijzing vatbaar.
De wettelijke rente is vanwege het betalingsverzuim van [gedaagde] eveneens toewijsbaar.
[gedaagde] heeft door na te laten aan haar betalingsverplichting te voldoen Vending@Work genoodzaakt tot het treffen van incassomaatregelen. De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar nu deze stroken met het door de kantonrechter gehanteerde tarief.
De beslissing
-€ 1.109,25 aan hoofdsom
-€ 28,45 rente tot dagvaarding
-€ 166,39 buitengerechtelijke kosten,
vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dagvaarding tot de dag van betaling.
salaris € 360,00
griffierecht € 476,00
-----------------
totaal € 932,86
voor zover van toepassing, inclusief btw;