ECLI:NL:RBAMS:2019:2060

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
13/654154-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor verschillende bedrijfsinbraken en gevaarlijk rijden met personenauto tijdens vlucht voor de politie

Op 24 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere bedrijfsinbraken en gevaarlijk rijgedrag tijdens een vlucht voor de politie. De zaak kwam ter terechtzitting op 10 januari 2019, waar de officier van justitie, mr. F.R. Bons, zijn vordering indiende. De verdachte, geboren in 1997 en gedetineerd, werd beschuldigd van inbraken op 26 en 27 september 2018 en op 5 oktober 2018, alsook van de diefstal of heling van een personenauto op 13 februari 2018. Tijdens de achtervolging door de politie op 5 oktober 2018 zou de verdachte gevaarlijk hebben gereden en voorwerpen uit de auto hebben gegooid, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs.

De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege onherstelbare vormverzuimen, waaronder het ontbreken van een schriftelijk bevel voor stelselmatige observatie. De rechtbank oordeelde echter dat de verweren van de verdediging faalden en dat er geen sprake was van onherstelbare vormverzuimen. De rechtbank vond voldoende bewijs voor de inbraken en het gevaarlijk rijgedrag, en sprak de verdachte vrij van de diefstal van de Volkswagen, omdat hij ten tijde van de diefstal gedetineerd was.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van tien maanden op, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf maanden. Daarnaast werd een moker, die bij de feiten was gebruikt, verbeurd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige feiten die veel schade en onveiligheid in de buurt hadden veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/654154-18 en 23/000301-17 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 24 januari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres]
, gedetineerd in het Justitieel Complex [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.R. Bons en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.J.M. Laurier naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting, – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende bedrijfsinbraken op 26 en 27 september 2018 en op 5 oktober 2018. Verder zou verdachte zich schuldig gemaakt hebben aan de diefstal van een personenauto op 13 februari 2018 dan wel de heling van deze auto op 5 oktober 2018. Tenslotte wordt verdachte verweten dat hij samen met een ander op
5 oktober 2018 gevaarlijk heeft gereden in een personenauto door daarin met hoge snelheid weg te vluchten voor de politie, waarbij tijdens het rijden voorwerpen uit de auto zijn gegooid terwijl verdachte niet in het bezit is van een rijbewijs.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vervolging van verdachte, omdat in deze zaak sprake is van onherstelbare vormverzuimen. Zij heeft hiertoe het volgende naar voren gebracht.
Bij de start van het onderzoek door de politie zou de officier van justitie op
28 september 2018 een mondeling bevel tot stelselmatige observatie hebben afgegeven. Hiertoe is onder andere een volgbaken geplaatst op een Volkswagen Golf die betrokken zou zijn bij inbraken. Op geen enkele wijze valt uit het dossier af te leiden wanneer het volgbaken op de Volkswagen is geplaatst, nu de datum van plaatsing ontbreekt. Bovendien is, gelet op de aanvraag van het bevel, onduidelijk tegen wie het bevel was gericht. Pas op 18 oktober 2018 is een schriftelijk bevel tot observatie afgegeven. Dit is ruim 20 dagen later, maar had volgens de wet binnen 3 dagen op schrift moeten worden gesteld. Dat dit niet is niet gebeurd, levert op zichzelf al een vormverzuim op.
Verder kan het schriftelijk bevel niet beschouwd worden als een bevestiging van het mondeling bevel van 28 september 2018, omdat dit niet in het bevel staat aangekruist en er geen datum genoemd wordt van het mondeling bevel. Dit maakt dat ernstig getwijfeld kan worden aan de juistheid, betrouwbaarheid en rechtmatigheid van het observeren. Als er geen mondeling bevel geweest is op 28 september 2018, zou dat namelijk betekenen dat pas op
18 oktober 2018 een bevel van kracht is geworden en is er onrechtmatig geobserveerd. Dit levert dan ook een onherstelbaar vormverzuim op.
Voorts is informatie achtergehouden, nu de verdediging geen inzage heeft gehad in de onderliggende stukken waarop de stelselmatige observatie is gebaseerd. Daarbij zijn mededelingen van getuigen in het dossier terechtgekomen, waarvan de verklaringen niet zijn neergelegd in een proces-verbaal van getuigenverhoor. Er staan onjuistheden over de aangifte van 12 november 2018 van [naam] in het dossier. Ten slotte is nader onderzoek naar schoensporen en een glasmonster achterwege gebleven, terwijl dit wel was aangekondigd.
Dit alles, in samenhang bezien, levert ook een onherstelbaar vormverzuim op en is strijd met artikel 6 EVRM, het recht op een eerlijk proces.
Verdachte is door deze vormverzuimen ernstig geschaad in zijn belangen.
3.2
Bewijsuitsluiting
Mocht de rechtbank het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk verklaren in de vervolging dan dient volgens de raadsvrouw voor feit 1 bewijsuitsluiting plaats te vinden van alle stukken over het volgbaken, de geplaatste camera en de melding van de inbraak in [plaats naam] (pagina 3van het relaas). Daarnaast dienen de aangifte van [naam] op 12 november 2018 en de verklaringen van de getuigen van de inbraak op de [adres] (op pagina C37) die zien op feit 2 ook te worden uitgesloten van het bewijs, aangezien al dit bewijs is verkregen door de hiervoor genoemde vormverzuimen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Net als de officier van justitie vindt de rechtbank dat de verweren van de raadsvrouw falen. Het volgende is hiervoor redengevend.
Het enige verzuim dat de rechtbank heeft kunnen constateren is dat in het schriftelijke bevel observatie niet is aangekruist dat het een bevestiging was van het mondelinge bevel van
28 september 2018 en dat het schriftelijk bevel laat is opgemaakt. Voor zover dit al een vormverzuim zou opleveren, ziet de rechtbank niet in hoe en welk belang van verdachte hierdoor zou zijn geschaad. Het bevel was immers gericht tegen een ander dan verdachte en de geobserveerde Volkswagen Golf staat niet op naam van verdachte.
Daarnaast is van belang dat van het ontbreken van stukken dan wel het mogelijk onthouden van stukken door het Openbaar Ministerie de rechtbank niet is gebleken. De rechtbank heeft geen enkele reden te twijfelen aan de mededeling van de officier van justitie dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan het dossier zijn toegevoegd. Indien de raadsvrouw nader onderzoek had gewenst naar bijvoorbeeld naar glas- of schoensporen, dan had zij
- zoals de officier van justitie terecht heeft opgemerkt - een daartoe strekkend verzoek kunnen indienen. De raadsvrouw heeft daar voldoende gelegenheid voor gehad, maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van enig vormverzuim jegens verdachte komt zij niet toe aan de bespreking van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in het vervolgen van verdachte of het verweer tot bewijsuitsluiting.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt de feiten 1, 3 subsidiair, 4 en 5 bewezen op grond van de bewijsmiddelen in het dossier. Voor feit 3 primair heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, omdat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft voor de feiten 2, 3 primair, 4 en 5 vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw zich voor het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de inbraken op 26 en 27 september 2018 (feit 2) heeft de raadsvrouw gesteld dat het enkele aantreffen van een bloedspoor van verdachte aan een ruit van het pand waarin de inbraak heeft plaatsgevonden onvoldoende bewijs oplevert om verdachte aan deze inbraak te koppelen. Verdachte is niet op de plaats delict gezien en processen-verbaal van getuigenverklaringen over het kenteken van de auto die is gezien tijdens de inbraak ontbreken in het dossier.
Ten tijde van de diefstal van de Volkswagen op 13 februari 2018 zat verdachte gedetineerd. Hij kan de auto dus niet gestolen hebben.
De raadsvrouw heeft verder bepleit dat voor de beschuldigingen van het gevaarlijk rijden en het niet hebben van een geldig rijbewijs niet vast is komen te staan dat verdachte bestuurder was van de Volkswagen op 5 oktober 2018. Van medeplegen kan geen sprake zijn, nu niet valt vast te stellen welke bijdrage verdachte heeft geleverd aan de rijstijl van de bestuurder van de Volkswagen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak voor feit 3
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 3; de diefstal dan wel heling van de Volkswagen. De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van de diefstal gedetineerd zat wat maakt dat hij de Volkswagen niet gestolen kan hebben. Ook de heling kan niet worden bewezen, nu uit de stukken onvoldoende blijkt dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de Volkswagen heeft geweten of moest vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was. Het feit dat het chassisnummer met een stukje karton was afgedekt maakt dat niet anders nu niet duidelijk is wie dat heeft gedaan, en wanneer.
4.3.2
Het bewijs voor feit 1, 2, 4 en 5
De inbraak bij [naam bedrijf] te Amsterdam (feit 2)
De rechtbank vindt bewezen, dat verdachte samen met iemand anders heeft ingebroken bij [naam bedrijf] op de [adres] op 27 september 2018. Na de inbraak op 27 september 2018 is op 28 september 2018 een bloedspoor aangetroffen in de sponning van een ingeslagen raam. Dit bloedspoort blijkt na DNA-onderzoek van verdachte te zijn. Samen met de aangifte en de beelden van de inbraak op 27 september 2018 vindt de rechtbank bewezen dat verdachte daar samen met een ander heeft ingebroken en IMac computers heeft gestolen. Dat verdachte daar ook op 26 september 2018 zou hebben ingebroken, kan de rechtbank aan de hand van de beschikbare bewijsmiddelen niet vaststellen en verdachte zal dan ook voor dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De inbraak bij makelaarskantoor op 5 oktober 2018 in [plaats naam] (feit 1) en de daarop volgende achtervolging en gevaarzetting (feit 5)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte samen met [naam medeverdachte] (verder: [naam medeverdachte] ) een inbraak heeft gepleegd bij een makelaarskantoor in [plaats naam] op 5 oktober 2018.
De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte na deze inbraak samen met [naam medeverdachte] in een Volkswagen Golf is weggevlucht voor de politie, waarbij verdachte de bestuurder was van de auto en zeer gevaarlijk heeft gereden en waarbij [naam medeverdachte] tijdens die rit voorwerpen uit de Volkswagen op straat heeft gegooid.
Uit het dossier blijkt dat in de nacht van 4 op 5 oktober 2018 rond middernacht is ingebroken in het pand aan [plaats naam] Dit is een makelaarskantoor. Er is een ruit van de voordeur ingeslagen en er zijn zes Imac computers en computer-accessoires weggenomen.
Er zijn twee getuigen gehoord in deze zaak. Getuige [naam getuige] hoort harde klappen en ziet vanuit haar woning twee personen bij het makelaarskantoor staan die een raam stukslaan. Zij ziet de personen naar binnen gaan en naar buiten komen met computerbeeldschermen in hun handen. De personen gaan een aantal keren naar binnen en komen weer naar buiten.
De personen leggen de beeldschermen in een kleine zwarte auto die lijkt op een Volkswagen Golf. Zij ziet dat de auto vervolgens wegrijdt. Getuige [naam getuige 2] , die boven het makelaarskantoor woont, hoort rond middernacht doffe klappen, voelt dat zijn huis trilt en denkt dat er iemand bij hem naar binnen wil komen. [naam getuige 2] ziet vanuit zijn woning een man heen en weer rennen tussen het pand en een donkere auto, mogelijk een Volkswagen Golf of Polo. De man heeft een Imac computer in zijn handen en legt die in de auto. Daarna gaat de auto er met hoge snelheid vandoor.
Het onderzoek in deze zaak wordt gestart naar aanleiding van een afschermproces-verbaal waaruit blijkt dat een Volkswagen Golf GTI in een parkeergarage aan de [adres 2] staat die gebruikt wordt bij inbraken. Op de Volkswagen zijn valse kenteken-platen bevestigd met kentekennummer [kenteken] . Hierop wordt een volgbaken op de Volkswagen geplaatst.
Uit de gegevens van het volgbaken blijkt dat deze op 4 oktober 2018 omstreeks 23.12 uur actief wordt. De Volkswagen rijdt vanaf [adres 2] richting [plaats naam 2] . Omstreeks
23.50 uur staat de Volkswagen geruime tijd stil in de omgeving van de [plaats naam] in [plaats naam] . Rond middernacht rijdt de Volkswagen richting snelweg A8 richting Amsterdam. Gelijktijdig hoort verbalisant [naam verbalisant] via een melding dat een inbraak in een makelaarskantoor gevestigd aan de [plaats naam] heeft plaatsgevonden en dat er computers zouden zijn wegegenomen door twee mannen die zijn weggereden in een donkere Volkswagen.
Uit de gegevens van het volgbaken blijkt dat de Volkswagen omstreeks 00.06 uur via de rijksweg A7 richting de A8 en A10 naar [adres 3] in Amsterdam rijdt. Daar komt de Volkswagen in het zicht van verschillende verbalisanten die in onopvallende politieauto’s de Volkswagen vanaf dat moment volgen.
Inmiddels is de politiehelikopter aanwezig die de Volkswagen ook volgt en beelden maakt. Uit de verklaringen van de verbalisanten die achter de Volkswagen aanrijden en de beelden die gemaakt zijn vanuit de politiehelikopter blijkt dat er twee personen in de Volkswagen zitten, dat de auto met hoge snelheid door [plaats naam 3] rijdt en dat er tijdens het rijden aan de bijrijderszijde objecten uit het raam worden gegooid.
Tijdens de achtervolging door de politie waarbij de maximum snelheid door de Volkswagen ruimschoots wordt overschreden, deze meermalen op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer rijdt en de bestuurder stoptekens van de politie negeert raakt de Volkswagen op enig moment één van de politieauto’s aan de achterzijde. De Volkswagen rijdt hierop weer op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer en passeert met hoge snelheid tegemoetkomende auto’s waarvan enkele moeten uitwijken.
Ter hoogte van het [adres 4] rijdt de Volkswagen een talud op, botst tegen de betonnen rand van een viaduct en komt tot stilstand. Er stappen twee personen uit de auto, een aan de bestuurderskant en een aan de bijrijderskant. Uit de beelden van de politiehelikopter blijkt dat deze personen wegrennen richting [adres 5] en dat verdachte de bestuurder van de auto was. Verdachte wordt vrijwel direct aangehouden op de [adres 5] bij perceel nummer 14. Medeverdachte [naam medeverdachte] wordt een minuut later aangehouden bij [adres 5] perceel nummer 68.
Op de vluchtroute van de Volkswagen worden later op diverse plaatsen computers aangetroffen. In de Volkswagen worden goederen aangetroffen die door het makelaarskantoor als gestolen zijn opgegeven.
In het licht van deze feiten en omstandigheden vindt de rechtbank bewezen dat verdachte samen met [naam medeverdachte] heeft ingebroken bij het makelaarskantoor in [plaats naam] en dat zij daar Apple apparatuur en accessoires hebben weggenomen. Zij zijn daarna samen teruggereden in de Volkswagen naar Amsterdam. Vervolgens hebben zij, nadat zij in het vizier van de politie waren gekomen, op gevaarlijke wijze en met hoge en op momenten met zeer hoge snelheden met de Volkswagen door [plaats naam 3] gereden in een poging om aan de politie te ontkomen. Dat dit alles in nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam medeverdachte] is gepleegd blijkt uit de camerabeelden van de politiehelikopter waaruit volgt dat verdachte de Volkswagen bestuurde en dat [naam medeverdachte] als bijrijder tijdens het rijden meermalen goederen uit het raam van de auto heeft gegooid. Dit terwijl ook andere weggebruikers op de afgelegde route aanwezig waren.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
omstreeks 5 oktober 2018 te [plaats naam] , omstreeks 00.05 uur, in de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf, (makelaarskantoor) gevestigd in een pand aan [plaats naam] heeft weggenomen zes l-MAC computers en accessoires, van het merk Apple, toebehorende aan [benadeelde partij] en/of aan het bedrijf [benadeelde partij 2] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door een ruit van dat pand in te slaan;
ten aanzien van feit 2:
hij op 27 september 2018 te Amsterdam, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf gevestigd in een pand aan de [adres] heeft weggenomen l-MAC computers, van het merk Apple, toebehorende aan [naam] en/of aan het bedrijf [naam bedrijf] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door een ruit van dat pand in te slaan;
ten aanzien van feit 4:
hij op 5 oktober 2018 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, [adres 6] en op de route van de Rijksweg A10 naar het [adres 4] zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
ten aanzien van feit 5:
hij op 5 oktober 2018 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg [adres 3] en [adres 6] en op de route van de Rijksweg A10 naar het [adres 4] tezamen en in vereniging met een ander, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, bestaande dat gedrag hieruit, dat verdachte en zijn mededader hebben gereden over [adres 3] en de [adres 6] en [adres 7] en op de hiervoor genoemde route:
- terwijl hij niet in het bezit was van een voor het besturen van die personenauto vereist rijbewijs en terwijl verdachte en zijn mededader achtervolgd werden door politievoertuigen, en verdachte en zijn mededader vanaf de [adres 2] hebben gereden met een snelheid die hoger lag dan, gelet op de omstandigheden ter plaatse, verantwoord was en verdachte en zijn mededader hebben, al rijdend computerschermen en goederen uit het raam, de weg op gegooid, en hebben verdachte en zijn mededader op de [adres 2] en de [adres 7] en [adres 8] op de rijstrook bestemd voor het aan hem, verdachte en zijn mededader, tegemoetkomende verkeer gereden, en
- verdachte en zijn mededader zijn ter hoogte van het [adres 4] het talud af gereden en met het voertuig tegen de betonnen rand van het viaduct aangereden, waardoor het voertuig tot stilstand werd gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan deze straf de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd zullen worden gekoppeld. De officier van justitie heeft verder voor feit 4 een hechtenis voor de duur van 2 weken en voor feit 5 een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 maanden gevorderd.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de moker zal worden verbeurd verklaard en dat de overige goederen, waaronder de kleding van verdachte aan hem teruggegeven zullen worden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
7.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 2, 3 primair, 4 en 5. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de oriëntatiepunten van het LOVS en het advies van de reclassering en de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan twee bedrijfsinbraken waarbij grof geweld is gebruikt. Er is met veel geweld een ruit ingeslagen en onder andere dure computers zijn losgerukt en meegenomen. Op 5 oktober 2018 is verdachte na de inbraak samen met [naam medeverdachte] gevlucht voor de politie in een auto waarbij hij zeer gevaarlijk heeft gereden. Verdachte heeft zich als een spookrijder gedragen door meermalen te hard en op de verkeerde weghelft te rijden. De rechtbank vindt dit zeer ernstige feiten omdat de inbraken zoals die door verdachte en zijn mededader zijn gepleegd niet alleen voor veel schade en overlast hebben gezorgd. Buurtbewoners zijn erg geschrokken van het geweld dat is gebruikt bij de inbraken waardoor verdachte en zijn mededader voor gevoelens van onveiligheid bij deze mensen hebben gezorgd. Gelet op het bij de inbraak gebruikte geweld en de impact die dit in de buurt heeft gehad, heeft deze inbraak veel weg van een zogenaamde ‘ramkraak’ en daarmee houdt de rechtbank dan ook rekening.
Verder heeft verdachte met zijn onverantwoordelijke rijgedrag het verkeer in gevaar gebracht. Dit alles terwijl hij bovendien geen rijbewijs heeft behaald en daarvoor drie keer eerder is veroordeeld. Zijn verklaring op de zitting, dat een rijbewijs niet nodig is, maakt dit een des te ergerlijk feit en laat inzien dat verdachte zich helemaal niets aantrekt van de veroordelingen.
De reclassering heeft op 17 december 2018 een rapport uitgebracht over verdachte. Uit dit rapport blijkt dat verdachte wil meewerken aan een ambulant hulpverleningstraject. De reclassering wil verdachte deze kans bieden. Gezien het aantal veroordelingen van verdachte voldoet hij aan de harde ISD-criteria. Omdat hij nu wel wil meewerken aan begeleiding, voldoet verdachte nog niet aan de zachte criteria van de ISD. De reclassering adviseert een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen gelet op de weinig coöperatieve houding van verdachte in het verleden.
Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank afwijken van het advies van de reclassering. Ook zal de rechtbank de eis van de officier van justitie niet volgen omdat die naar het oordeel van de rechtbank geen recht doet aan de ernst van de bewezen geachte feiten en de mate van recidive. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wel wil meewerken met de reclassering maar, kort gezegd, alleen op zijn eigen voorwaarden.
Uit het strafblad van verdachte komt een aanzienlijke recidive naar voren zowel op het gebied van vermogensdelicten als het rijden zonder rijbewijs. Verdachte heeft van alle kansen die hij in het verleden inmiddels al heeft gehad geen gebruik gemaakt. De rechtbank vindt dat verdachte nu al zijn kansen heeft verspeeld door zich weer schuldig te maken aan strafbare feiten en zal hem in deze zaak een onvoorwaardelijke gevangenis van forse duur opleggen. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank mede aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS met betrekking tot een ramkraak.
Beslag
Teruggave goederenOnder verdachte zijn verschillende USB-sticks, een telefoon, een entreebewijs, een sleutel, een jas, een broek, schoenen en handschoenen in beslag genomen. Deze goederen zullen aan verdachte worden terug gegeven.
Verbeurdverklaring
Onder verdachte is ook een moker in beslag genomen. Het voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu dit voorwerp tot het begaan van het onder 1 en 2 bewezen geachte is bestemd, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Geld
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ook een geldbedrag bij hem in beslag is genomen. De rechtbank heeft op basis van het dossier niet kunnen vaststellen dat daadwerkelijk geld bij verdachte in beslag is genomen, zodat de teruggave van dit geld geen beslissing kan worden genomen.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 12 oktober 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/000301-17, betreffende het onherroepelijk geworden arrest van 14 juli 2017 van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 62, 311, van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 107, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en 2:
diefstal, door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
overtreding van artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 5:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte
ten aanzien van feit 1 en 2:
tot een gevangenisstraf van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ontzegt verdachte ten aanzien van feit 4 de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
5 (vijf) maanden.
Veroordeelt verdachte voor feit 5 tot een hechtenis van
4 (vier) weken.
Verklaart verbeurd:
een moker
3 1.00 STK Moker
SENCYS 5640453
Gelast de teruggave aan [naam verdachte] van:
1 1.00 STK USB-stick (memorykaart) 5640960
2 1.00 STK USB-stick (memorykaart) 5640961
4 1.00 STK Zaktelefoon, IPHONE 7 5640947
5 1.00 STK Entreebewijs PATHE 5640454
6 1.00 STK USB-stick (memorykaart)PHILIPS 5640468
7 1.00 STK Sleutel 5640467
Tevens: een broek, schoenen, een jas en handschoenen (niet op de beslaglijst vermeld).
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd arrest van 14 juli 2017, namelijk gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Jaakke-van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2019.
[..]
.
[..]

1.[..]

4.[..]

5.[..]

6.[..]

8.[..]

Wij hoorden dat het voertuig achtervolgd werd door [plaats naam 3] , waar diverse goederen, vermoedelijk laptops uit het voertuig gegooid werden. Wij reden vervolgens
[..]

11.[..]

13.[..]