Uitspraak
[gedaagde in conventie sub 2],
[gedaagde in conventie sub 3],
- dagvaarding van 7 februari 2018, met producties;
- conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van 11 april 2018, met producties;
- het tussenvonnis van 18 juli 2018, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 26 september 2018, met producties;
- producties 12 tot en met 18 die RCM c.s. ten behoeve van de comparitie heeft ingebracht;
- het proces-verbaal van comparitie van 15 november 2018;
- fax van mr. Woudenberg van 30 november 2018; en
- fax van mr. Bollen van 3 december 2018.
2.De feiten
upon receipt by the Group Companies of the management fees due by MERE to [naam bedrijf 1] -FB under its management agreement dated 18 February 2010 (theManagement Fee), an amount equal to 50% (i.e. 25% for each of Seller 1 and Seller 2) of the amounts received by the Group Companies for the Management Fee above a threshold of EUR 800,000 (… ) per annum, and amounts equal to 75% (i.e. 37.5% to each of Seller 1 and Seller 2), of all amounts received as part of the Management Fee above a threshold of EUR 1,000,000 (…) per annum, up to a maximum amount of EUR 1,000,000 (...) (i.e. EUR 500,000 (in words: five hundred thousand euro) for each of Seller 1 and Seller 2).; and
an amount equal to 75% (in words: seventy five percent) (i.e. 37.5% for each of Seller 1 and Seller 2) of any cash payment received any Group Company pursuant to a disposal, other transfer or liquidation of a Balance Sheet Asset against payment of a cash consideration (in case of shares sold and transferred or in case of receivables assigned), or payment in respect of a Balance Sheet Asset to the Group (in case of payment in respect of a receivable) (anAsset Realisation);
waiver of right to initiate proceedings”, gedateerd 19 december 2011 (hierna: de Waiver Letter). De Waiver Letter, ondertekend door RCM c.s., bevat de volgende bepalingen, voor zover van belang:
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
to waive their right to hold liable, claim damages or initiate any other proceedings against any of the Indemnified Persons”. Met [eiseressen in conventie en verweersters in reconventie] is de rechtbank van oordeel dat de woorden “
or initiate any other proceedings”na de opsomming
“hold liable, claim damages”duiden op een ruime uitleg van de soort procedures die binnen het bereik van de Waiver Letter vallen. Daar zou een beklagprocedure onder kunnen vallen. De zin gaat evenwel verder met “
proceedings against any of the Indemnified Persons”. Daarvan is bij een beklagprocedure geen, althans niet direct, sprake. In de beklagprocedure gaat het immers om de vraag of de beslissing van de officier van justitie om een beklaagde niet te vervolgen op goede gronden is genomen. Deze procedure is dan ook niet rechtsreeks gericht
tegende beklaagde, terwijl de beklaagde wel een belangrijke positie inneemt als direct belanghebbende (namelijk potentiële verdachte). Het vorenstaande betekent dat er geen voor de hand liggende taalkundige uitleg van de Waiver Letter is die antwoord geeft op de vraag of een beklagprocedure onder de Waiver Letter valt.
management feesdoor [eiseres in conventie en verweerster in reconventie sub 2] en haar dochtervennootschappen. Van de ontvangen bedragen per jaar wordt boven de drempel van € 800.000,00 50% betaald aan de Sellers (waarbij 25% toekomt aan RCM) en boven de drempel van € 1.000.000,00 75% betaald aan de Sellers (waarbij 37,5% toekomt aan RCM). Daarnaast geldt een maximum van € 500.000,00 per Seller (hierna: het maximum). De verschuldigde bedragen maken onderdeel uit van de Loans Agreement (zie 2.8).
by the end of every quarter (…) of the expected dates and values of Asset Realisations”. Anders dan RCM heeft gesteld betekent dit niet dat [eiseres in conventie en verweerster in reconventie sub 2] gehouden is ten aanzien van alle Balance Sheet Assets elk kwartaal informatie te verstrekken. De verplichting ziet immers op de verwachte data en waardes van Asset Realisations. Van een Asset Realisation is pas sprake als, kort gezegd, bij vervreemding van een Balance Sheet Asset een opbrengst is gerealiseerd (zie 2.6; artikel 3.2 (ii) sub b van de SPA). Uit de tekst van artikel 7.5.1 van de SPA volgt evenmin dat als een Asset Realisation heeft plaatsgevonden, [eiseres in conventie en verweerster in reconventie sub 2] gehouden is over het verleden de waardeontwikkeling per kwartaal te verschaffen, welke uitleg RCM heeft verdedigd maar [eiseressen in conventie en verweersters in reconventie] heeft betwist. Dit betekent dat de vorderingen van RCM die zien op de kwartaalinformatie zullen worden afgewezen nu de aangevoerde grondslag die vorderingen niet kunnen dragen.
“adequate proof”(deugdelijk bewijs) te verschaffen van de
“agreed revenues”(ontvangen opbrengsten). De vorderingen van RCM op dit punt worden onderbouwd met de stelling dat de verkopen voor een te laag bedrag hebben plaatsgevonden en dat [eiseres in conventie en verweerster in reconventie sub 2] daarover onvoldoende verantwoording heeft afgelegd. Die stelling kan de vorderingen evenwel niet dragen nu artikel 7.5.1 van de SPA geen verplichting voor [eiseres in conventie en verweerster in reconventie sub 2] bevat om verantwoording af te leggen over de omvang van de verkoopprijs. Artikel 7.5.1 kent weliswaar de verplichting om een Asset Realisation alleen “
at fair value”te doen, waar RCM ook op heeft gewezen, maar verbindt daaraan niet de verplichting tot het afleggen van een vorm van verantwoording. [eiseres in conventie en verweerster in reconventie sub 2] is slechts gehouden om
deugdelijk bewijste verschaffen van de
ontvangen opbrengsten. [eiseressen in conventie en verweersters in reconventie] heeft aangevoerd dat ze dat heeft gedaan en daartegenover heeft RCM onvoldoende concreet aangegeven dat aan die specifieke verplichting niet voldaan zou zijn. Dit maakt dat de vorderingen van RCM die zien op deugdelijk bewijs van ontvangen opbrengsten zullen worden afgewezen.
at no consideration”aan de verkopers, waaronder RCM, worden overgedragen. Hieruit volgt geen aanbiedingsplicht. De overige omstandigheden die door RCM zijn aangedragen zijn onvoldoende om een dergelijke aanbiedingsplicht op te baseren zodat ook deze vordering zal worden afgewezen.