Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 17 september 2018,
- het (aanvullend) verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 19 november 2019,
- de beschikking van 22 november 2018 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het verweerschrift van [verweerster sub 1] , met bijlagen, ingekomen ter griffie op 22 januari 2019,
- het verweerschrift van [verweerster sub 2] , met bijlagen, ingekomen ter griffie op 23 januari 2019,
- de fax van 25 januari 2019 van [verzoekster] met daarin het verzoek tot verwijdering van twee producties uit het verweerschrift van [verweerster sub 1] ,
- de fax van 28 januari 2019 van [verzoekster] met één productie,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 30 januari 2019, en de verder daarin genoemde stukken,
- de fax van 12 februari 2019 van [verweerster sub 1] met daarin een opmerking over het proces-verbaal.
2.De feiten
zich ten aanzien van melder[ [naam interne klant] , toevoeging rechtbank]
op een onwenselijke en grensoverschrijdende wijze heeft gedragen. Zij heeft haar gedrag, zoals schelden, aanhoudende berichten sturen, zich negatief over de organisatie en leidinggevenden uitlaten, niet ontkend. Zij ziet dit echter als een gerechtvaardigde reactie op het gedrag van melder (…)”
3.De verzoeken en de verweren
4.De beoordeling
a) worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is („rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie”);
a) de betrokkene heeft toestemming gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor een of meer specifieke doeleinden;
‘to conduct an investigation of reports of udesirable forms of conduct on your part’). Bij deze e-mail heeft [verweerster sub 1] de procedure voor het onderzoek aan [verzoekster] verstrekt, waarin de onderzoeksprocedure staat omschreven. Vervolgens heeft [verweerster sub 1] , naar aanleiding van nadere vragen van [verzoekster] , bij e-mail van 30 april 2018 aan [verzoekster] (zie 2.10) een nadere toelichting gegeven en laten weten van wie de melding afkomstig was ( [naam interne klant] ) en wie van [verweerster sub 2] contact heeft gezocht met [verweerster sub 1] ( [naam functionaris] ). Met de hiervoor genoemde informatie moet [verzoekster] voldoende duidelijk geïnformeerd worden geacht over het doel en de strekking van het onderzoek. Weliswaar heeft [verzoekster] gesteld dat zij niet is geïnformeerd over de precieze inhoud van de melding van [naam interne klant] , maar een meer specifieke omschrijving was niet noodzakelijk om [verzoekster] inzicht te geven in het doel van het onderzoek.