In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, Palace Hotel operational B.V. handelend onder de naam W Amsterdam. De werknemer had een verzoek ingediend om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst te vernietigen, nadat hij op staande voet was ontslagen wegens de verdenking van het verkopen van harddrugs aan undercoveragenten. De werknemer, die sinds 24 augustus 2015 in dienst was, had eerder waarschuwingen ontvangen voor overtredingen van de huisregels van het hotel. In maart 2018 werd de politie ingeschakeld vanwege geruchten over drugshandel door hotelpersoneel. Na een undercoveroperatie, waarbij de werknemer op 20 juli 2018 cocaïne aan politieagenten verkocht, werd hij op 16 oktober 2018 op staande voet ontslagen.
De werknemer betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en verzocht om een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De werkgever verweerde zich door te stellen dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege de ernstige verdenking van drugshandel, die voldoende was voor ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever voldoende bewijs had geleverd van de dringende reden voor ontslag en dat het ontslag onverwijld was gegeven. De rechter wees alle verzoeken van de werknemer af en veroordeelde hem in de proceskosten van de werkgever.