ECLI:NL:RBAMS:2019:2582

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
7287487 CV EXPL 18-23103
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurkosten voor vervangend vervoer na autopech

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap RentRunner van gedaagde, een Amsterdamse automobilist, betaling van € 353,96 voor huurkosten van een vervangende auto die aan gedaagde was verstrekt na autopech op 1 juni 2017. Gedaagde had contact opgenomen met zijn Porsche-dealer, die vervolgens RentRunner inschakelde voor vervangend vervoer. Gedaagde ontving op 15 juni 2017 een factuur van RentRunner voor de huurperiode van 6 tot 8 juni 2017, maar betwistte de vordering. Hij stelde dat hij nooit rechtstreeks met RentRunner had gecommuniceerd en dat de dealer de opdrachtgever was. Gedaagde voerde aan dat RentRunner niet aan haar substantiëringsplicht had voldaan en dat hij niet als opdrachtgever kon worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelde dat de dealer inderdaad een belangrijke rol had gespeeld in de totstandkoming van de overeenkomst en dat RentRunner onvoldoende bewijs had geleverd voor de gevorderde kosten. De vordering van RentRunner werd afgewezen, evenals de nevenvorderingen tot vergoeding van rente en buitengerechtelijke kosten. RentRunner werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden begroot, aangezien gedaagde in persoon had geprocedeerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7287487 CV EXPL 18-23103
vonnis van: 8 april 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap RentRunner

gevestigd te Gilze
eiseres
nader te noemen: RentRunner
gemachtigde: mr. H.A. Roos
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
  • de dagvaarding van 10 oktober 2018, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • het instructievonnis;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek, met een productie;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Op 1 juni 2017 had [gedaagde] pech met zijn auto. Hij heeft daarop contact opgenomen met de Porsche-dealer om vervangend vervoer voor hem te regelen.
1.2.
Bergingsbedrijf Bergnet heeft zich met een vervangende auto bij [gedaagde] gemeld en de auto van [gedaagde] geborgen. Bij het ter beschikking stellen van de vervangende auto is door de chauffeur van Bergnet aan [gedaagde] een document voorgelegd ter ondertekening. Dit document bevatte het logo van RentRunner en had als kop ‘huurovereenkomst’. Voorts stonden de onderstaande gegevens op het document, voor zover hier relevant:
Algemeen
(…) De huurauto dient uiterlijk ingeleverd te worden op de hieronder vermelde datum. De huurperiode is daadwerkelijk ten einde zodra de huurauto afgemeld is op www.rentrunner.eu of ingenomen is op een van onze depots. Extra tijd, dagen, bekeuringen en/of kilometers (…), zonder toestemming van de opdrachtgever, zijn voor rekening van de bestuurder.
Huurperiode
Inzetdatum: 01-06-2017 18:49
Huurperiode eindigt op: 06-06-2017 18:49
(…)
Retour op RentRunner inleverpunt: Nee
Machtiging
Hierbij machtigt de huurder/bestuurder RentRunner eenmalig van zijn/haar bankrekening de kosten, welke niet door de opdrachtgever vergoed worden (verkeersboetes, aftanken en/of schades), af te schrijven. (…)”
1.3.
Op 8 juni 2017, nadat de reparatie van zijn eigen auto was voltooid, heeft [gedaagde] de vervangende auto bij de dealer ingeleverd. Hij heeft zijn eigen auto vervolgens weer meegenomen.
1.4.
Op 15 juni 2017 heeft [gedaagde] een factuur van RentRunner ontvangen. De factuur vermeldt, voor zover van belang:
“Betreft inzet vervangend vervoer (…)
Periode 06-06-2017 t/m 08-06-2017
(…)
Op naam van: [gedaagde]
Prijs Bedrag
2 Huurkosten FKAT, per dag (meerdagen) € 115,00 € 230,00
1
Brandstofkosten € 47,53 € 47,53
1 Aftankkosten € 15,00 € 15,00
Subtotaal excl. BTW € 292,53
(…)
BTW 21% over 292,53 € 61,43
Te betalen € 353,96

Vordering

2. RentRunner vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 353,96 aan hoofdsom;
b. € 53,09 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 5,93 aan rente, berekend tot en met 10 oktober 2018;
d. rente over € 353,96 vanaf 4 oktober 2018;
e. de proceskosten.
3. Aan haar vordering legt RentRunner kort gezegd ten grondslag dat [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van het aanbod tot vervangend vervoer van RentRunner en daarvoor dient te betalen. De huurovereenkomst is hier duidelijk over. Hetgeen al dan niet tussen [gedaagde] en de dealer is besproken en/of afgesproken staat buiten de door RentRunner aangeboden en door [gedaagde] geaccepteerde dienstverlening.

Verweer

4. [gedaagde] voert in de eerste plaats aan dat RentRunner niet aan haar substaniëringsplicht heeft voldaan, doordat zij de vordering niet of nauwelijks heeft onderbouwd en niet is ingegaan op het door hem gevoerde verweer. Verder betwist [gedaagde] dat hij als opdrachtgever is aan te merken. Hij heeft nooit rechtstreeks contact gehad met RentRunner. De dealer heeft alles met RentRunner geregeld. Bij ondertekening van het formulier van RentRunner is gezegd dat dit slechts was om de staat van de auto vast te leggen. Over een huurprijs is niet gesproken, een huurovereenkomst en algemene voorwaarden zijn niet overhandigd. [gedaagde] verzoekt RentRunner om aanvullende informatie over wie RentRunner heeft verzocht om een vervangende auto ter beschikking te stellen en onder welke voorwaarden dit was. [gedaagde] heeft de vervangende auto weer bij de dealer ingeleverd en na inspectie van de staat van de auto en de (volgetankte) inhoud van de tank, de sleutels aan de dealer ter beschikking gesteld. Indien en voor zover er een overeenkomst tussen partijen wordt aangenomen, beroept [gedaagde] zich op dwaling en misbruik van omstandigheden.

Beoordeling

5. De kantonrechter merkt in de eerste plaats op dat [gedaagde] bij zijn conclusie van dupliek een productie heeft overgelegd. Nu deze productie voor de hiernavolgende beslissing niet van betekenis wordt geacht, is RentRunner niet in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over deze productie.
6. Het verweer van [gedaagde] dat RentRunner niet aan haar substaniëringsplicht zou hebben voldaan wordt verworpen. Hoewel de dagvaarding summier is, volgt hieruit voldoende duidelijk wat het eigenlijke geschil tussen partijen inhoudt. Ook is het verweer van [gedaagde] onder punt 6. vermeldt. Dat er ten tijde van dagvaarding nog andere of meerdere verweren van [gedaagde] bij RentRunner bekend waren die niet in de dagvaarding zijn genoemd, is door [gedaagde] niet aangevoerd.
7. RentRunner heeft gesteld dat de dealer volledig buiten de tussen haar en [gedaagde] gemaakte afspraken staat en dat de overeenkomst enkel te gelden heeft tussen partijen. Uit de vastgestelde feiten en overgelegde processtukken volgt echter voldoende duidelijk dat de dealer wel degelijk een belangrijke rol heeft gespeeld. In de eerste plaats is de overeenkomst tot stand gekomen door toedoen van de dealer. Onweersproken is dat [gedaagde] niet rechtstreeks contact heeft opgenomen met RentRunner, maar dat dit met tussenkomst van de dealer is gebeurd. Het is dus de dealer geweest die contact heeft opgenomen met RentRunner en haar een auto heeft laten sturen naar de locatie waar [gedaagde] met pech stond. Daarnaast is de rol van de dealer met zoveel woorden in de overeenkomst vastgelegd. Er wordt immers op meerdere plekken in de overeenkomst gesproken van ‘de opdrachtgever’ en daarbij wordt onderscheid gemaakt met de ‘huurder/bestuurder’. Evident is dat met de huurder/ bestuurder [gedaagde] moet worden bedoeld. Met de opdrachtgever moet, mede gelet op het feit dat de dealer de opdracht heeft verstrekt, logischerwijs de dealer worden bedoeld. Voorts speelt mee dat de factuur die in deze procedure ter discussie staat onder meer betrekking heeft op twee ‘meerdagen’ waarin de auto kennelijk na afloop van de huurperiode op 6 juni 2017 nog bij [gedaagde] in gebruik is geweest. RentRunner heeft niet gesteld wie er betaald heeft voor de initiële huurperiode van 1 juni 2017 tot en met 6 juni 2017. Het ligt in de rede dat dit de opdrachtgever, oftewel de dealer, is geweest. Dit geldt te meer, nu in de overeenkomst een machtiging is opgenomen waarin [gedaagde] RentRunner heeft gemachtigd om de kosten, ‘
welke niet door de opdrachtgever vergoed worden’, van zijn rekening af te schrijven. Tot slot heeft RentRunner aan [gedaagde] ook geen informatie verstrekt over de voorwaarden van de huurovereenkomst, zoals huurprijs, eigen risico, verzekering en dergelijke.
8. Daarmee dient de vraag zich aan of de onderhavige factuur betrekking heeft op kosten die niet door de opdrachtgever aan RentRunner vergoed worden. De factuur ziet zoals gezegd op twee meerdagen en brandstof- en aftankkosten. Ten aanzien van de meerdagen geldt dat in de overeenkomst onder het kopje ‘algemeen’ onder meer is opgenomen dat extra tijd en dagen, zonder toestemming van de opdrachtgever, voor rekening van de bestuurder zijn. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] geen toestemming van de opdrachtgever had om de vervangende auto nog tot 8 juni 2017 te gebruiken. Per slot van rekening was de auto van [gedaagde] ook pas op 8 juni 2017 gerepareerd, waarna [gedaagde] bij de dealer de twee auto’s weer heeft omgeruild. Hierbij doet niet ter zake dat [gedaagde] de auto niet juist zou hebben ingeleverd omdat hij de auto niet heeft afgemeld via www.rentrunner.eu of heeft ingeleverd op een van de depots van RentRunner. In de overeenkomst is aangevinkt dat [gedaagde] de auto niet hoefde te retourneren op een RentRunner inleverpunt. Daarnaast heeft RentRunner de auto op 8 juni 2017 (al dan niet via de dealer) teruggekregen. Niet gebleken is dat er na 8 juni 2017 nog extra huurdagen zijn gemaakt en daarnaast verbindt RentRunner ook geen andere gevolgen aan de door haar gestelde foutieve inlevering.
9. Daarmee resteren de in rekening gebrachte brandstof- en aftankkosten. In de overeenkomst staat onder het kopje ‘machtiging’ dat RentRunner eenmalig wordt gemachtigd om de kosten welke niet door de opdrachtgever vergoed worden van de bankrekening van de bestuurder af te schrijven. Als voorbeeld noemt de overeenkomst onder andere aftanken. In beginsel wordt dus aangenomen dat brandstof- en aftankkosten onder de verantwoordelijkheid van de bestuurder, oftewel [gedaagde] vallen. In de onderhavige situatie wordt echter geoordeeld dat RentRunner de gestelde kosten onvoldoende heeft onderbouwd. [gedaagde] heeft onweersproken aangevoerd dat de staat van de auto en de tankinhoud bij het inleveren van de sleutels zijn geïnspecteerd. Dit is ook algemeen gebruikelijk bij het inleveren van een huurauto. Gelet op de betwisting van [gedaagde] had het op de weg van RentRunner gelegen om de door haar gefactureerde kosten beter te onderbouwen. Zij had bijvoorbeeld een innamerapport of tankbonnen kunnen overleggen.
10. Gelet op al het voorgaande zal de door RentRunner gevorderde hoofdsom worden afgewezen. Nu de hoofdsom in het geheel is afgewezen, treffen de nevenvorderingen van RentRunner tot vergoeding van de rente en de buitengerechtelijke kosten hetzelfde lot. [gedaagde] heeft daarmee geen belang meer bij zijn vordering tot overlegging of afgifte van stukken ex art. 843a Rv.
11. RentRunner zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil nu [gedaagde] in persoon heeft geprocedeerd.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt RentRunner in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. Terwee, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.