ECLI:NL:RBAMS:2019:2606

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
C/13/662629 / KG ZA 19-200
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot aanstelling bewindvoerder over aandelen in Victoriabank

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, hebben twee eisers, beiden woonachtig in Duitsland, een kort geding aangespannen tegen VB Investment Holding B.V. De eisers vorderden de aanstelling van een bewindvoerder over aandelen in Victoriabank, die zij claimden te bezitten. De eisers stelden dat zij door middel van onrechtmatige handelingen hun aandelen waren kwijtgeraakt aan de Moldavische belanghebbende, die volgens hen gebruik had gemaakt van vervalste vonnissen. De rechtbank heeft op 10 april 2019 uitspraak gedaan in deze zaak.

Tijdens de zitting op 20 maart 2019 hebben de eisers hun vorderingen toegelicht, terwijl de gedaagde partij, VB, verweer voerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet de juridische rechthebbenden zijn van de aandelen in Victoriabank, maar mogelijk wel economisch eigenaar. De rechtbank oordeelde dat artikel 710 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing was, omdat er geen geschil bestond over de juridische eigendom van de aandelen. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de eisers niet kon worden toegewezen, omdat zij niet konden aantonen dat zij de rechthebbenden waren.

De rechtbank heeft de vordering van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van het geding. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van VB, die de aandelen op transparante wijze had verworven, zwaarder laten wegen dan de vrees van de eisers voor verduistering van de aandelen. De uitspraak benadrukt het belang van juridische eigendom in geschillen over aandelen en de noodzaak voor eisers om hun aanspraken goed te onderbouwen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/662629 / KG ZA 19-200 MDvH/MB
Vonnis in kort geding van 10 april 2019
in de zaak van

1.[eiser bij dagvaarding sub 1] ,

wonende te [woonplaats] (Duitsland),
2.
[eiser bij dagvaarding sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] (Duitsland),
eisers bij dagvaarding van 7 maart 2019,
advocaat mr. H.J. Menger te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VB INVESTMENT HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mrs. P.J. Soede en A. Al Mansouri te Utrecht.

1.De procedure

Ter zitting van 20 maart 2019 hebben eisers, hierna gezamenlijk ook de [eisers] , gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, hierna ook VB, heeft, aan de hand van een op voorhand toegezonden conclusie van antwoord, verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Tegen het indienen van de producties 14 en 15 van eisers heeft VB bezwaar gemaakt, aangezien dat niet tijdig (tenminste 24 uur voorafgaand aan de zitting) is gebeurd. Dit bezwaar wordt gepasseerd. De producties zijn beperkt van omvang en VB wordt door de indiening ervan niet in haar processuele belangen geschaad.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van de [eisers] : mr. Menger;
aan de zijde van VB: D.E.F. Schaminee, directeur van Act Management Service, bestuurder van VB, mrs. Soede en Al Mansouri.
2. De feiten
2.1.
De [eisers] woonden tot medio 2010 in Moldavië. Ze zijn geen familie van elkaar, maar vrienden en zakenrelaties. [eiser bij dagvaarding sub 1] was in Moldavië minister van Transport en Telecommunicatie. [eiser bij dagvaarding sub 2] was [functie 1] van de Moldavische Banca de Economii. In 2010 zijn de [eisers] Moldavië ontvlucht en thans wonen zij in Duitsland.
2.2.
[naam belanghebbende] is een Moldavische [functie 2] . [naam belanghebbende] is UBO (ultimate beneficial owner) van OTIV Prime Holding B.V. (OPH) en haar dochteronderneming OTIV Prime Financial B.V. (OPF).
2.3.
[naam belanghebbende] hield via zijn zuster ( [naam zuster] ) een middellijk belang in de Moldavische verzekeringsmaatschappij Victoria Asigurari SRL. [naam 1] en
[naam 2] hielden ook een belang in Victoria Asigurari, van 50,4%. Victoria Asigurari hield op haar beurt een aandelenbelang van 3,88% in Victoriabank SRL (een Moldavische bank, hierna: Victoriabank). [naam belanghebbende] had daarnaast een aandelenbelang van 17,1% in Victoriabank via zijn onderneming Victoria Invest Ltd.
2.4.
[naam 3] hield een 100% belang in AVB Prim SRL. AVB Prim hield een belang van 5,76% in Victoriabank.
2.5.
Bij verstekvonnissen van 11 en 19 maart 2010 heeft het Economisch Gerecht in Chiṣinău (Moldavië) enkele aandelentransacties, onder meer betrekking hebbend op Victoria Asigurari en AVB Prim vernietigd, althans ontbonden. De executie van deze vonnissen had tot gevolg dat de aandelen van [naam 1] en [naam 2] zijn overgegaan naar [naam zuster] , en de aandelen van [naam 3] naar Financial Investment Corporation ltd (FIC) waarvan [naam belanghebbende] de uiteindelijk belanghebbende is.
2.6.
Op 22 oktober 2010 hebben Victoria Asigurari en AVB Prim hun aandelenbelangen in Victoriabank overgedragen aan Victoria Invest, waardoor het belang van deze laatste vennootschap in Victoriabank steeg tot (afgerond) 26,75%.
2.7.
OPF heeft op 24 februari 2011 een 26,76% aandelenbelang gekregen in Victoriabank tegen uitgifte van nieuwe aandelen, die dezelfde dag zijn overgedragen aan OPH.
2.8.
Volgens een verklaring van 14 december 2011 van [naam 3] was hij de ‘legal owner’ van de aandelen in AVB Prim van 3 oktober 2006 tot 17 mei 2010 en hield hij deze aandelen “
in fact for the benefit of” de [eisers] . In deze verklaring staat ook:

I also confirm that as the legal owner of AVB Prim SRL, I give my consent for [eiser bij dagvaarding sub 2] and [eiser bij dagvaarding sub 1] to pursue any action they deem necessary in respect of their beneficial ownership of Victoriabank SA held through AVB Prim SRL.”
Op diezelfde datum hebben [naam 1] en [naam 2] ten aanzien van hun aandelenbelangen in Victoria Asigurari verklaringen van dezelfde strekking afgelegd, ten aanzien van een deels overlappende periode. In (al) deze verklaringen staat ook dat de beslissingen van 11 en 19 maart 2010 van het Economisch Gerecht in Chiṣinău ertoe hebben geleid dat dit ‘legal ownership’ hen is afgenomen (‘misappropriated’).
2.9.
Op 15 december 2011 heeft OPH de aandelen die zij hield in OPF verkocht en geleverd aan [naam 4] tegen een koopprijs van 80 miljoen USD.
2.10.
In 2014 hebben de [eisers] bij deze rechtbank een bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen [naam belanghebbende] en twee anderen (de Moldavische gedaagden) en tegen OPH en haar bestuurder (de Nederlandse gedaagden). De [eisers] hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld, doordat zij langs oneigenlijke weg en zonder enige tegenprestatie de aandelen van de [eisers] in Victoriabank in handen hebben gekregen. Deze procedure is in twee delen gesplitst. Ten aanzien van de Moldavische gedaagden ligt thans in cassatie bij de Hoge Raad een bevoegdheidsvraag voor. Ten aanzien van de Nederlandse gedaagden heeft deze rechtbank bij vonnis van 8 maart 2017 de vorderingen van de [eisers] in eerste aanleg afgewezen. De [eisers] hebben hoger beroep aangetekend.
2.11.
VB is opgericht op 23 maart 2015 door de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD). De EBRD is in 1990 opgericht door 40 landen, waaronder de toenmalige twaalf lidstaten van de Europese Unie, met als doel destijds de bevordering van de overgang van de voormalige communistische landen in Centraal- en Oost-Europa naar markteconomieën, met speciale aandacht voor de versterking van de democratie en pluralisme. De EBRD verstrekt middelen in de vorm van participaties, leningen en garanties en geeft technische assistentie, zoals bij de voorbereiding en coördinatie van projecten.
Het doel van VB is het beheren van haar investering in Victoriabank.
2.12.
Op 20 november 2017 hebben de [eisers] een ‘Notification’ gestuurd naar de EBRD. Daarin hebben de [eisers] vermeld dat de EBRD samen met de Roemeense Banca Transilvania (BT) (kennelijk) bezig is aandelen te verwerven, met name een door [naam 5] te verkopen belang van 39%, terwijl deze (uiteindelijk door [naam belanghebbende] ) gestolen zijn door middel van ‘raider attacks’ in 2010.
2.13.
In een brief van 22 november 2017 van de Nationale Bank van Moldavië is vermeld dat [naam 5] de ‘declared beneficial owner’ is van Insidown Ltd.
2.14.
Op 16 januari 2018 heeft VB op de beurs van Moldavië 9.800.473 aandelen Victoriabank gekocht van Insidown. Op 18 januari 2018 heeft VB aandelen uitgegeven aan BT. Thans houdt ERBD 38,18% en BT 61,28% van de aandelen in VB.
2.15.
Onder de gedingstukken (productie 6 van de [eisers] ) bevindt zich een oproep van [naam voormalig zakenpartner] , voormalig zakenpartner van [naam 4] , aan de ambassadeurs van Moldavië in Europa, in hun functie van vertegenwoordiger van de EBRD, van 18 september 2018. In de oproep attendeert [naam voormalig zakenpartner] de EBRD erop dat deze zich, door samen met BT te investeren in de Victoriabank, heeft ingelaten met diefstal van aandelenbelangen door [naam belanghebbende] .
2.16.
Op 27 november 2018 heeft het hof Amsterdam tussenarrest gewezen in het onder 2.10 genoemde beroep. Dit arrest (hierna ook: het tussenarrest) bevat onder meer een ongedateerde, gedetailleerde verklaring van [naam 6] , zichzelf presenterend als voorzitter van het Economisch Gerecht in Chiṣinău, waarin onder meer staat dat hij en anderen onder druk zijn gezet door, of op instigatie van, onder anderen [naam belanghebbende] , om hem welgevallige ‘illegale’ rechterlijke beslissingen tot stand te brengen. Het Hof heeft in het tussenarrest OPH gelast om stukken in het geding te brengen om aan te tonen dat OPH voor de aandelen OPF in 2011 aan de toenmalige vervreemder een reële tegenprestatie heeft geleverd. Het tussenarrest bevat onder meer de volgende overwegingen:

4.5 (…)
[eisers] stellen (…) schade te hebben geleden,. In dit verband voeren zij aan dat de vonnissen van het Economisch Gerecht niet door de Nederlandse rechter kunnen worden erkend (…). Daarom kunnen deze vonnissen (…) niet geacht worden te hebben geresulteerd in een geldige overdracht van de desbetreffende aandelen, zodat [eisers] geacht moeten worden immer hun aandelen te hebben behouden. Hiervan uitgaande heeft de transactie met [naam 4] tot schade geleid, althans is de mogelijkheid van schade aannemelijk. De nietige onteigening werd geheeld door de verkoop aan [naam 4] , een derde te goeder trouw, zo stellen [eisers]
4.6.
Het hof verwerpt de stelling van [eisers] dat de mogelijkheid van schade op deze grond aannemelijk is (…)
4.12
In hoger beroep leggen [eisers] aan hun vordering (…) voorts ten grondslag dat OPH ten koste van hen op ongerechtvaardigde wijze is verrijkt.”

3.Het geschil

3.1.
De [eisers] vorderen dat de door VB gehouden aandelen in Victoriabank onder bewind worden geplaatst van een door de voorzieningenrechter aan te wijzen curator, althans notaris uit het arrondissement Amsterdam als bewindvoerder, met veroordeling van VB in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
3.2.
VB voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 710 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

1. Indien over één of meer goederen geschil bestaat aan wie van twee of meer partijen zij toekomen, kunnen zij op vordering van elk der partijen in kort geding onder bewind worden gesteld door de voorzieningenrechter van de rechtbank in welker rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken bevinden of waarvoor de hoofdzaak aanhangig is of die naar de gewone regels bevoegd zou zijn van de hoofdzaak kennis te nemen.
4.2.
Ter ondersteuning van hun vordering hebben de [eisers] gesteld dat zij rechthebbende waren op een substantieel aandelenbelang in de Victoriabank. Dit betrof aandelen die werden gehouden door verschillende aan de [eisers] gelieerde vennootschappen, waaronder Victoria Asigurari en AVB Prim. Volgens de [eisers] zijn deze aandelenbelangen van hen afgenomen ten gunste van (uiteindelijk) [naam belanghebbende] , op grond van op leugens gebaseerde, gefingeerde verstekvonnissen, gewezen door onder druk gezette en/of corrupte rechters in Moldavië.
4.3.
Op grond van de door de [eisers] in het geding gebrachte stukken kunnen inderdaad vraagtekens worden geplaatst bij de wijze waarop de aandelenbelangen waarop de [eisers] doelen zijn overgegaan naar andere rechthebbenden. Voorshands valt echter niet zonder meer te zeggen dat alle schakels in de keten van overdracht bestaan uit verkrijgers en vervreemders te kwader trouw en/of dat overdracht heeft plaatsgevonden zonder dat daar tegenover een reële tegenprestatie stond. Zo lijken partijen het erover eens te zijn dat [naam 4] voor de aandelen USD 80 miljoen heeft betaald en gingen de [eisers] aanvankelijk uit van diens goede trouw, zo lijkt althans te volgen uit het bij 2.16 geciteerde tussenarrest.
4.4.
Maar wat daarvan ook zij, de [eisers] hebben nimmer gesteld de juridisch rechthebbenden te zijn op de – naar hun stellingen van hen ‘gestolen’ – aandelen.
De aandeelhouders waren immers rechtspersonen waarover anderen (natuurlijke personen, niet zijnde de [eisers] , maar bijvoorbeeld [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] ), de zeggenschap hadden. Weliswaar hebben de [eisers] in dit kort geding ter zitting aangekondigd revindicatie te zullen instellen ten aanzien van de in het geding zijnde aandelen, dat wil zeggen deze als hun eigendom op te eisen, maar zij hebben nagelaten te onderbouwen waar zij die actie op menen te kunnen baseren. In eerdere procedures hebben de [eisers] zich niet op het standpunt gesteld (juridisch) eigenaar te zijn van de aandelen, maar hun vorderingen gebaseerd op onrechtmatige daad en/of ongerechtvaardigde verrijking. Ook hebben zij tot dusver geen afgifte van aandelen gevorderd, maar schadevergoeding.
4.5.
VB heeft dan ook terecht aangevoerd dat artikel 710 Rv om die reden niet van toepassing is in dit geval. Er is geen sprake van een geschil tussen de [eisers] en VB over de vraag wie juridisch de rechthebbende is ten aanzien van de aandelen. De omstandigheid dat de [eisers] mogelijk hebben te gelden als (voormalig) economisch eigenaar van (een deel van) de aandelen is daartoe niet toereikend. VB heeft terecht aangevoerd dat de [eisers] geen goederenrechtelijke aanspraken hebben op de aandelen, maar zich daarop hooguit willen verhalen. Door het aanstellen van een bewindvoerder met als doel de aandelen uiteindelijk over te dragen aan de rechthebbende zouden aan de [eisers] meer rechten worden toegekend dat zij ooit (kunnen) hebben gehad. Dat kan niet de strekking zijn van artikel 710 Rv. Ook de door de [eisers] in het geding gebrachte verklaringen (aangehaald bij 2.8) zijn niet van dien aard dat de [eisers] daarin door de juridische eigenaren zijn gemachtigd om namens hen afgifte van de aandelen te vorderen.
4.6.
Het voorgaande staat op zichzelf al toewijzing van de vordering van de [eisers] in de weg.
4.7.
Daarbij komt nog het volgende. De vordering van de [eisers] is met name gebaseerd op hun stelling dat zij door [naam belanghebbende] en/of zijn handlangers zijn beroofd van hun aandelen, dat de aandelen ofwel niet meer te traceren waren ofwel in handen zijn gekomen van te kwader trouw zijnde (rechts)personen. Het aanstellen van een bewindvoerder zou er met name op gericht moeten zijn om te voorkomen dat de aandelen opnieuw worden overgedragen aan een derde partij, buiten het gezichtsveld van de [eisers] om. De aandelen in Victoriabank zijn echter inmiddels verworven door VB, een speciaal voor dat doel door de EBRD opgerichte rechtspersoon. Gelet op de achtergrond van de verkrijging van de aandelen en de transparante wijze waarop dat is gebeurd, door de EBRD, op de beurs in Moldavië, alsook gelet op de doelstelling van de EBRD, lijkt de vrees van de [eisers] op verdere verhandeling van de aandelen aan onbetrouwbare derden niet reëel. De stelling van de [eisers] dat (ook) VB als een verkrijger te kwader trouw moet worden aangemerkt en de door hen geuite vrees voor verduistering van de aandelen zijn voorshands onvoldoende gerechtvaardigd. Hun belang bij het aanstellen van een bewindvoerder is daarom voorshands niet duidelijk. Daartegenover heeft VB een aanzienlijk belang bij het kunnen voeren van beheer over de aandelen, mede in het licht van de doelstellingen van de EBRD. Ook een belangenafweging leidt daarom tot het oordeel dat de vordering van de [eisers] moet worden afgewezen.
4.8.
Bij deze uitkomst behoeven de overige weren van VB, ook die inhoudend dat het Moldavisch recht, dat hier zou moeten worden toegepast, de figuur onder bewind stellen van aandelen niet kent, geen bespreking.
De vordering wordt afgewezen met veroordeling van de [eisers] , als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening,
5.2.
veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van gedaagde begroot op:
– € 639,- € 639,- aan griffierecht en
– € 639,- € 980,- aan salaris advocaat,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2019. [1]

Voetnoten

1.type: MB