ECLI:NL:RBAMS:2019:2609
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging huurovereenkomst Havenbedrijf Amsterdam met administratiekantoor op ark
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Havenbedrijf Amsterdam N.V. en een administratiekantoor dat gevestigd is op een ark aan de Danzigerkade. De zaak betreft de beëindiging van een huurovereenkomst die was aangegaan voor een bepaalde periode van vijf jaar, ingaande op 1 juli 2015. Havenbedrijf heeft aan de eiseres, het administratiekantoor, laten weten de huurovereenkomst na 30 juni 2020 niet te willen voortzetten, omdat de eiseres geen watergebonden activiteit uitvoert en Havenbedrijf de schaarse ruimte in de haven wil reserveren voor watergebonden bedrijvigheid.
De eiseres vorderde primair dat het opzeggen van de huurovereenkomst nietig zou zijn en dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd zou doorlopen. Subsidiair vorderde zij schadevergoeding. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, en dat de huurovereenkomst van rechtswege eindigde op 30 juni 2020. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af en verklaarde voor recht dat de huurovereenkomst van rechtswege eindigt op de genoemde datum. Tevens werd de eiseres veroordeeld om het gehuurde uiterlijk op 1 juli 2020 ontruimd ter beschikking te stellen aan Havenbedrijf.
De rechtbank overwoog dat Havenbedrijf een gerechtvaardigd belang had bij het beëindigen van de huurovereenkomst, gezien het feit dat de eiseres geen watergebonden activiteiten uitvoert en er een tekort aan ligplaatsen voor de binnenvaart is. De eiseres had onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat er sprake was van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd of dat Havenbedrijf misbruik van recht zou maken. De proceskosten werden voor rekening van de eiseres gesteld, met uitzondering van de kosten in reconventie die op nihil werden gesteld.