ECLI:NL:RBAMS:2019:2609

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
7265778 CV 18-22242
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging huurovereenkomst Havenbedrijf Amsterdam met administratiekantoor op ark

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Havenbedrijf Amsterdam N.V. en een administratiekantoor dat gevestigd is op een ark aan de Danzigerkade. De zaak betreft de beëindiging van een huurovereenkomst die was aangegaan voor een bepaalde periode van vijf jaar, ingaande op 1 juli 2015. Havenbedrijf heeft aan de eiseres, het administratiekantoor, laten weten de huurovereenkomst na 30 juni 2020 niet te willen voortzetten, omdat de eiseres geen watergebonden activiteit uitvoert en Havenbedrijf de schaarse ruimte in de haven wil reserveren voor watergebonden bedrijvigheid.

De eiseres vorderde primair dat het opzeggen van de huurovereenkomst nietig zou zijn en dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd zou doorlopen. Subsidiair vorderde zij schadevergoeding. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, en dat de huurovereenkomst van rechtswege eindigde op 30 juni 2020. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af en verklaarde voor recht dat de huurovereenkomst van rechtswege eindigt op de genoemde datum. Tevens werd de eiseres veroordeeld om het gehuurde uiterlijk op 1 juli 2020 ontruimd ter beschikking te stellen aan Havenbedrijf.

De rechtbank overwoog dat Havenbedrijf een gerechtvaardigd belang had bij het beëindigen van de huurovereenkomst, gezien het feit dat de eiseres geen watergebonden activiteiten uitvoert en er een tekort aan ligplaatsen voor de binnenvaart is. De eiseres had onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat er sprake was van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd of dat Havenbedrijf misbruik van recht zou maken. De proceskosten werden voor rekening van de eiseres gesteld, met uitzondering van de kosten in reconventie die op nihil werden gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Rolnummer: 7265778 CV 18-22242
Vonnis van 11 april 2019 (bij vervroeging)

Vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
gemachtigde: mr. D.M. Woelinga
t e g e n

Havenbedrijf Amsterdam N.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
gemachtigden: mrs. F.C. Borst en D. van Veen.
Partijen worden hierna [eiseres] en Havenbedrijf genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 27 september 2018, met producties;
- conclusie van antwoord/eis, met producties;
- instructievonnis van 20 december 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- conclusie van antwoord in reconventie;
- comparitie van 28 maart 2019 en de bij die gelegenheid overgelegde stukken;
- dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

In conventie en in reconventie

Feiten

1. Als gesteld en erkend of niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot een perceel water aan de [adres] waar [eiseres] haar kantoorark heeft liggen. Daarvoor had (de rechtsvoorganger van) [eiseres] (van 1963 tot 1993) ligplaats aan de Westerdokskade te Amsterdam
1.2.
De (laatste) huurovereenkomst dateert van 11 mei 2015. Artikel 3 daarvan bepaalt dat de huur wordt aangegaan voor een periode van van vijf jaar ingaande 1 juli 2015 en dat de huur van rechtswege eindigt bij ommekomst van die periode zonder dat daartoe opzegging vereist is.
1.3.
In 2017 heeft Havenbedrijf aan [eiseres] laten weten dat zij de huurovereenkomst na 30 juni 2020 niet wil voortzetten.
1.4.
Bij brief van 9 januari 2018 heeft de gemachtigde van [eiseres] daartegen bezwaar gemaakt.
1.5.
Bij brief van 20 februari 2018 heeft Havenbedrijf haar standpunt gehandhaafd, kort gezegd omdat [eiseres] geen watergebonden activiteit uitvoert en Havenbedrijf de schaarse ruimte in de haven voor wel watergebonden bedrijvigheid, zoals ligplaatsen voor binnenvaart, beschikbaar wil hebben.
1.6.
Bij brieven van 27 maart en 11 april 2018 heeft de gemachtigde van [eiseres] de gemeente Amsterdam gevraagd te interveniëren en eventueel een andere ligplaats aan te bieden.
1.7.
Bij brief van 17 juli 2018 heeft de gemeente hierop afwijzend gereageerd.

Vorderingen en verweren

2. [eiseres] vordert primair te verklaren voor recht dat het opzeggen van de huurovereenkomst nietig en/of vernietigbaar is en te bepalen dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd doorloopt. Subsidiair vordert [eiseres] veroordeling van Havenbedrijf tot schadevergoeding op te maken bij staat. Zij stelt daartoe dat de gemeente (rechtsvoorganger van Havenbedrijf) in het kader van de verplaatsing van de ligplaats bij brief van 26 maart 1992 een vaste locatie elders heeft aangeboden. Weliswaar zijn met betrekking tot de ligplaats aan de [adres] telkens huurovereenkomsten met een looptijd van vijf jaar gesloten, maar de rechtsverhouding tussen partijen heeft gezien de voorgeschiedenis alle kenmerken van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Partijen stond een permanente ligplaats voor ogen. Voor opzegging van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat volgens [eiseres] geen voldoende zwaarwegende grond aan de zijde van Havenbedrijf, terwijl het belang van [eiseres] om de kantoorark te zijner tijd met ligplaats te kunnen verkopen aanzienlijk is. Het besluit van Havenbedrijf (als semi publiek orgaan) is dan ook aan te merken als misbruik van bevoegdheid. Bovendien is sprake van een onaanvaardbare doorkruising van het publiekrecht, nu aan [eiseres] een ligplaatsvergunning is verleend.
3. Havenbedrijf verweert zich tegen de vorderingen van [eiseres] , onder meer op de gronden die hierna bij de beoordeling aan de orde komen, en vordert op haar beurt voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst van rechtswege eindigt op 30 juni 2020 en veroordeling van [eiseres] om het gehuurde waterperceel uiterlijk op 1 juli 2020 te ontruimen.

Beoordeling

4. Anders dan [eiseres] aanvoert, is geen sprake van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit standpunt van [eiseres] stuit af op de vaststaande feiten. Het feit dat in een brief van de gemeente in 1992 is gesproken over een vaste locatie maakt dat niet anders. [eiseres] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat zij daaraan een eeuwigdurend recht kan ontlenen. Ook de stelling dat Havenbedrijf de huurovereenkomst heeft opgezegd, is niet juist. De huurovereenkomst bepaalt immers dat de huur van rechtswege eindigt door ommekomst van de overeengekomen periode van vijf jaar zonder opzegging. Havenbedrijf heeft in 2017 slechts laten weten dat verdere verlenging niet aan de orde zou zijn. Voor zover deze mededeling toch als een opzegging zou zijn opgevat, geldt dat [eiseres] ruimschoots voldoende tijd heeft gehad om naar een andere oplossing voor haar bedrijfsactiviteit te zoeken. Temeer nu Havenbedrijf onweersproken heeft gesteld dat zij ten tijde van het aangaan van de onderhavige huurovereenkomst al heeft kenbaar gemaakt de huur niet verder te willen verlengen. Indien al sprake zou zijn van een opzegging kan niet worden gezegd dat op onredelijk korte termijn is opgezegd.
5. De stellingname van Havenbedrijf valt ook niet aan te merken als misbruik van recht. Niet in geschil is dat [eiseres] geen watergebonden activiteit uitvoert en dat de ruimte in de haven schaars is; er is een structureel tekort aan wachtplaatsen voor de binnenvaart. Het belang van Havenbedrijf bij het beschikbaar komen van de ligplaats is derhalve gegeven. Het financiële belang van [eiseres] weegt daar niet tegenop. Haar investering in de kantoorark moet zij inmiddels kunnen hebben terugverdiend. Niet is komen vast te staan dat aan [eiseres] een ligplaatsvergunning is verleend, zodat ook daarom van (onaanvaardbare) doorkruising van publiekrecht geen sprake kan zijn. Nu van wanprestatie of onrechtmatig handelen geen sprake is, heeft [eiseres] geen aanspraak op schadevergoeding voor het verlies van haar ligplaats. Havenbedrijf is ook niet gehouden om [eiseres] een andere ligplaats aan te bieden. Ter comparitie is nog aan de hand van een foto van Google Earth bekeken of er elders in de haven een (langdurige) ligplaats beschikbaar zou kunnen worden gesteld die niet strijdig is met het belang van Havenbedrijf, maar van een reële mogelijkheid is niet gebleken.
6. Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen. De vorderingen van Havenbedrijf zijn wel toewijsbaar. Havenbedrijf heeft een gerechtvaardigd belang om te kunnen bewerkstelligen (door tussenkomst van de deurwaarder) dat de ligplaats bij het einde van de huur daadwerkelijk tot haar beschikking komt.
7. Bij deze uitslag wordt [eiseres] in de proceskosten veroordeeld, met dien verstande dat de in reconventie gevallen kosten op nihil zullen worden gesteld.

BESLISSING

De kantonrechter:

In conventie

wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiseres] de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havenbedrijf begroot op € 360,- aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;

In reconventie

verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen partijen van rechtswege eindigt op 30 juni 2020 en dat [eiseres] gehouden is om het gehuurde alsdan leeg en ontruimd op te leveren aan Havenbedrijf;
veroordeelt [eiseres] om het gehuurde uiterlijk op 1 juli 2020 met al het hare en de haren te ontruimen en vrij van gebruik ter beschikking van Havenbedrijf te stellen;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havenbedrijf begroot op nihil;
wijst het meer of anders gevorderde af;

In conventie en in reconventie

veroordeelt [eiseres] tot betaling van een bedrag van € 60,00 aan nasalaris, te verhogen met € 68,00 en de kosten van betekening onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis nadien heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.