Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
gedaagden.
1.De procedure
Ter zitting van 15 januari 2019 waren – voor zover van belang – aanwezig:
aan de zijde van de Staat [naam 5] met mr. Langbroek.
2.De feiten
3.Het geschil
I. de Gemeente en de Staat te veroordelen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de feitelijke gevolgen van de reeds toegepaste bestuursdwang ongedaan te maken, door aan eisers het ongestoord bezit dan wel gebruik van het ADM-terrein te verschaffen;
II. de Gemeente en de Staat te veroordelen binnen twee weken na betekening van dit vonnis de feitelijke gevolgen van de reeds toegepaste bestuursdwang ongedaan te maken, door het ADM-terrein in de toestand te herstellen waarin dit terrein zich bevond ten tijde van de aanvang van de toepassing van de bestuursdwang, met dien verstande dat inmiddels vernietigde zaken op kosten van de Gemeente en de Staat zullen worden vervangen door gelijkwaardige zaken;
III.
subsidiairde Gemeente en de Staat te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan eisers een terrein gelijkwaardig aan het ADM-terrein (met goede voorzieningen, niet verontreinigd, toegankelijk voor boten, waar eisers gezamenlijk kunnen wonen en hun activiteiten kunnen ontplooien zoals dat op het ADM-terrein mogelijk was) ter beschikking te stellen voor een periode gelijk met het verblijf op het ADM-terrein, althans voor 21 tot 25 jaar;
IV. een en ander op straffe van een dwangsom van € 100.000,- per dag;
V. met hoofdelijke veroordeling van de Gemeente en de Staat in de kosten van dit geding.
4.De beoordeling
980,00
De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:
980,00