ECLI:NL:RBAMS:2019:270

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
C/13/659924 / KG ZA 19-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering voormalige gebruikers ADM-terrein om terugkeer en toewijzing ander terrein

In deze zaak hebben de voormalige gebruikers van het ADM-terrein een kort geding aangespannen tegen de Gemeente Amsterdam en de Staat der Nederlanden. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Tamas, vorderden onder andere om terug te mogen keren naar het ADM-terrein en om een ander terrein toegewezen te krijgen. De voorzieningenrechter heeft op 17 januari 2019 in een kopstaartvonnis beslist dat de vorderingen van de eisers worden afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van schending van internationaal recht door de Gemeente en de Staat, en dat de Gemeente na een eerdere uitspraak van de Raad van State gehouden was tot ontruiming over te gaan. De eisers hebben meerdere keren hun eis gewijzigd en verzocht om ordemaatregelen, maar deze verzoeken zijn steeds afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de eisers als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van zowel de Gemeente als de Staat zijn begroot op € 1.673,00. De schriftelijke uitwerking van de motivering van de beslissing zal uiterlijk op 31 januari 2019 volgen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/659924 / KG ZA 19-10 MW/MV
Vonnis in kort geding van 17 januari 2019
in de zaak van
[eiser sub 1] en 51 andere eisers zoals opgenomen in de aan dit vonnis gehechte dagvaarding,
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 7 januari 2019,
advocaat mr. E. Tamas te Den Haag,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
advocaat mr. M.H. de Vries te Amsterdam,
2. de staat
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te Den Haag,
advocaat mr. H.J.S.M. Langbroek te Den Haag,
gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Op 7 januari 2019 hebben eisers de aanvraag voor dit kort geding ingediend en de voorzieningenrechter tevens verzocht een ordemaatregel te treffen. De voorzieningenrechter heeft de behandeling van dit kort geding bepaald op 8 januari 2019 en het verzoek om een ordemaatregel afgewezen. Ter zitting van 8 januari 2019 hebben eisers hun eis gewijzigd en opnieuw een ordemaatregel verzocht. Eisers hebben – nadat de voorzieningenrechter het tweede verzoek om een ordemaatregel had afgewezen – een verzoek tot wraking ingediend. De zitting is vervolgens geschorst en er is een proces-verbaal van wraking opgemaakt.
1.2.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 8 januari 2019. Op 9 januari 2019 is het wrakingsverzoek afgewezen. Vervolgens is de voortzetting van het kort geding bepaald op 15 januari 2019.
1.3.
Op 11 januari 2019 hebben eisers opnieuw hun eis gewijzigd en de voorzieningenrechter opnieuw verzocht een ordemaatregel te treffen. Nadat gedaagden (per e-mail) in de gelegenheid zijn gesteld hierop te reageren, is ook dit verzoek afgewezen.
1.4.
Bij brief van 13 januari 2019 hebben eisers hun eis opnieuw gewijzigd. Een kopie van de desbetreffende akte wordt aan dit vonnis gehecht.
1.5.
Op 14 januari 2019 hebben eisers de voorzieningenrechter op grond van artikel 201 Rv verzocht het ADM-terrein en de zogenoemde slibvelden te bezoeken. De Gemeente en de Staat hebben hiertegen ter zitting van 15 januari 2019 bezwaar gemaakt. Het verzoek is per e-mail van 16 januari 2019 afgewezen.
1.6.
Ter zitting van 15 januari 2019 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding en overeenkomstig de onder 1.4 genoemde akte wijziging van eis. De Gemeente en de Staat hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
1.7.
Alle partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting van 15 januari 2019 waren – voor zover van belang – aanwezig:
aan de zijde van eisers [eiser sub 1] en [eiser sub 2] met mr. Tamas;
aan de zijde van de Gemeente [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] met mr. De Vries;
aan de zijde van de Staat [naam 5] met mr. Langbroek.
1.8.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
1.9.
Na de behandeling ter terechtzitting heeft mr. Langbroek nog twee stukken naar de rechtbank gemaild. Het betreft een brief van [naam 6] van 11 januari 2019 en een brief van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN van 14 januari 2019. Geen van partijen heeft bezwaar gemaakt tegen het alsnog in het geding brengen van deze stukken. Op 16 januari 2017 zijn partijen in de gelegenheid gesteld per e-mail inhoudelijk te reageren op de desbetreffende brieven.
1.10.
Bij e-mail van 16 januari 2019 zijn partijen ervan in kennis gesteld dat in verband met de spoedeisendheid van de zaak op 17 januari 2019 in verkorte vorm vonnis wordt gewezen. De schriftelijke uitwerking hiervan volgt op uiterlijk 31 januari 2019.

2.De feiten

De feiten volgen in de uitwerking van dit vonnis.

3.Het geschil

3.1.
Bij akte wijziging/vermeerdering van eis (ingediend bij brief van 13 januari 2019 van mr. Tamas ten behoeve van de zitting van 15 januari 2019) vorderen eisers – kort gezegd – het volgende:
I. de Gemeente en de Staat te veroordelen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de feitelijke gevolgen van de reeds toegepaste bestuursdwang ongedaan te maken, door aan eisers het ongestoord bezit dan wel gebruik van het ADM-terrein te verschaffen;
II. de Gemeente en de Staat te veroordelen binnen twee weken na betekening van dit vonnis de feitelijke gevolgen van de reeds toegepaste bestuursdwang ongedaan te maken, door het ADM-terrein in de toestand te herstellen waarin dit terrein zich bevond ten tijde van de aanvang van de toepassing van de bestuursdwang, met dien verstande dat inmiddels vernietigde zaken op kosten van de Gemeente en de Staat zullen worden vervangen door gelijkwaardige zaken;
III.
subsidiairde Gemeente en de Staat te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan eisers een terrein gelijkwaardig aan het ADM-terrein (met goede voorzieningen, niet verontreinigd, toegankelijk voor boten, waar eisers gezamenlijk kunnen wonen en hun activiteiten kunnen ontplooien zoals dat op het ADM-terrein mogelijk was) ter beschikking te stellen voor een periode gelijk met het verblijf op het ADM-terrein, althans voor 21 tot 25 jaar;
IV. een en ander op straffe van een dwangsom van € 100.000,- per dag;
V. met hoofdelijke veroordeling van de Gemeente en de Staat in de kosten van dit geding.
3.2.
De Gemeente en de Staat hebben verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, in de uitwerking van dit vonnis nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Er is voorshands geen sprake van schending door de Gemeente en de Staat van het internationale recht. De Gemeente was na de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 juli 2018 gehouden tot ontruiming over te gaan en de interim measure van het VN-mensenrechtencomité hoefde haar daarvan niet te weerhouden. Dit kan dan ook geen grondslag vormen om het ADM-terrein wederom aan eisers ter beschikking te stellen. Evenmin is aannemelijk dat de Gemeente misbruik van haar executiebevoegdheid heeft gemaakt, zodat ook hierin geen grondslag kan worden gevonden om het ADM-terrein wederom aan eisers ter beschikking te stellen. De onder I en II gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden geweigerd. Ook de subsidiaire vordering is niet toewijsbaar nu voorshands geen sprake is van een rechtsplicht van de Gemeente of van de Staat op grond waarvan zij aan eisers een ander terrein zouden moeten aanbieden. De nadere motivering van dit oordeel zal volgen in de uitwerking van dit vonnis.
4.2.
Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 693,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.673,00
De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:
- griffierecht € 693,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.673,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt eisers hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.673,00,
5.3.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.673,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2019. [1]

Voetnoten

1.type: MV