ECLI:NL:RBAMS:2019:2977

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
C/13/650627 FT RK 18.1174
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van een natuurlijke persoon na verzoek van de Belastingdienst

Op 26 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij de ontvanger van de Belastingdienst, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.E. Schipper, een verzoek heeft ingediend tot faillietverklaring van de gerekestreerde. De gerekestreerde, geboren in 1960, heeft een aanzienlijke schuld van € 1.167.577,62 aan de Belastingdienst, naast andere onbetaalde vorderingen van verschillende schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gerekestreerde in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden met betalen, wat blijkt uit het feit dat hij zijn schulden al geruime tijd niet voldoet en geen inkomen heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de gerekestreerde andere schulden heeft, waaronder een schuld aan ABN Amro en een vordering van Collete Holding B.V.

Tijdens de zitting heeft de gerekestreerde een aanbod gedaan om een deel van de vordering te voldoen, maar dit aanbod is door de Belastingdienst afgewezen, omdat zij volledige betaling wenst. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is van de vorderingen van de Belastingdienst en dat de gerekestreerde niet in staat is om zijn schulden te voldoen. De rechtbank heeft ook overwogen dat een curator kan worden aangesteld om de vermogenspositie van de gerekestreerde te onderzoeken en om eventuele activa terug te halen voor de gezamenlijke schuldeisers.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de gerekestreerde failliet te verklaren, waarbij mr. A.E. de Vos is benoemd tot rechter-commissaris en mr. A.C.A.D. Bakker tot curator. De rechtbank heeft de bevoegdheid om deze procedure te openen vastgesteld op basis van de Faillissementswet en de Europese verordening inzake insolventie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
faillissementsnummer: C/13/19/106 F
Ter griffie van deze rechtbank is op 4 juli 2018 een verzoekschrift met rekestnummer C/13/650627 / FT RK 18/1174 ingekomen van:
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDINEST / GROTE ONDERNEMINGEN,
mede gevestigd te Utrecht,
advocaat mr. E.E. Schipper.
- hierna te noemen: verzoeker.
Het verzoek strekt tot faillietverklaring van:

[gerekesteerde] ,

geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] ,
woonadres: [postcode] [woonplaats] , [woonplaats] ,
- hierna te noemen: gerekestreerde.
Namens verzoeker zijn gehoord ter zitting van 26 maart 2019 mr. E.E. Schipper, de heer [naam gehoorde 1] en mevrouw [naam gehoorde 2] .
Gerekestreerde, bijgestaan door mr. F.A. Piek, is ter zitting van 26 maart 2019 gehoord. Voorts is de heer [naam belanghebbende] , belanghebbende, verschenen.
Verzoeker heeft aan de hand van spreekaantekeningen het verzoek toegelicht. Verzoeker heeft een vordering op gerekestreerde van € 1.167.577,62, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten, uit hoofde van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 maart 2010.
De vordering is opeisbaar en gerekestreerde laat de vordering al een zeer geruime tijd onbetaald. Verzoeker heeft daarnaast vorderingen op gerekestreerde op grond van (voorlopige) aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2006 tot en met 2008 van ruim € 9.000,=. Ook deze vorderingen worden door gerekestreerde onbetaald gelaten. Hij heeft eerder een aanbod gedaan om een bedrag van € 200.000,= te betalen tegen finale kwijting van het restant van de vorderingen. Dit aanbod is door verzoeker afgewezen. Ten eerste omdat verzoeker volledige betaling van zijn vordering wenst en ten tweede omdat gerekestreerde niet volledig inzicht in zijn vermogenspositie heeft verschaft. Gerekestreerde heeft naast de vorderingen van verzoeker ook nog andere schuldeisers. Dit betreft een schuld aan ABN Amro van ruim € 270.000,=, een vordering van Collete Holding B.V. van ruim € 975.000,= en een rekening-courant schuld van € 104.384,=. Gerekestreerde verkeert derhalve in de toestand dat hij heeft opgehouden met betalen. Voorts heeft verzoeker een gerechtvaardigd belang bij het faillissement van gerekestreerde, omdat vrijwillige betaling uitblijft en gerekestreerde zijn voor verhaal vatbare actief, voor zover verzoeker daarmee bekend is, in het najaar van 2017 heeft vervreemd dan wel verder heeft bezwaard met hypotheken. Verzoeker ziet graag dat een curator onderzoek doet naar de rechtmatigheid van één en ander. Wellicht kan een curator vermogen terughalen en de opbrengst daarvan onder de gezamenlijke crediteuren verdelen. Verzoeker persisteert dan ook bij het verzoek.
Gerekestreerde heeft aan de hand van pleitnotities verweer gevoerd tegen het verzoek. Gerekestreerde heeft, behalve de schulden aan verzoeker, geen andere (concurrente) schuldeisers. Zijn andere schulden bestaan uitsluitend uit hypothecaire leningen terzake zijn onverdeelde helften van twee onroerende zaken die hij samen met zijn echtgenote bezit. De daaruit voortvloeiende verplichtingen worden door zijn echtgenote voldaan, nu gerekestreerde zelf niet over een inkomen beschikt. Er is geen sprake van enige achterstand in de nakoming daarvan. Van een rekening-courant schuld is geen sprake. Gerekestreerde heeft een negatief banksaldo van € 63.189,= dat eveneens is afgedekt met een hypotheek. Gerekestreerde heeft dan ook, gezien de gevestigde hypotheken, geen bezittingen die waarde vertegenwoordigen.
Gerekestreerde heeft in het kader van een minnelijke regeling een aanbod aan verzoeker gedaan die een bedrag van € 200.000,= behelst, ter finale kwijting van de vordering. Het gedane aanbod is voor hem het maximaal haalbare. Het aanbod is resoluut door verzoeker afgewezen. Indien gerekestreerde failliet wordt verklaard, zal verzoeker een veel lagere uitkering en mogelijk niets op zijn vordering ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat voldoende summierlijk is gebleken van een vorderingsrecht van verzoeker alsmede van het bestaan van overige schulden aan diverse schuldeisers. Voorts is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is gebleken van feiten en omstandigheden, die aantonen dat gerekestreerde in de toestand verkeert, dat hij heeft opgehouden te betalen. Daartoe is van belang de hoogte van de vordering van verzoeker, de omstandigheid dat deze vordering al lange tijd onbetaald worden gelaten en gerekestreerde niet over een inkomen beschikt, zodat hij niet binnen afzienbare termijn tot volledige betaling van zijn schulden kan overgaan. Dat sprake is van een problematische schuldenlast blijkt ook uit het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling dat eerder door verzoeker is ingediend ter afwering van onderhavig faillissementsrekest.
Het door gerekestreerde gedane aanbod om tegen finale kwijting een deel van de vordering te voldoen is door verzoeker afgewezen. Het staat verzoeker vrij volledige betaling van zijn vordering te verlangen. De stelling van gerekestreerde dat een faillissement niets voor de schuldeisers zal opleveren, brengt geen verandering in dit oordeel. Een curator kan onderzoek doen naar de vermogenspositie van gerekestreerde, zekerheden uitwinnen en de opbrengst daarvan onder de gezamenlijke schuldeisers verdelen. Van misbruik van het recht om het faillissement van gerekestreerde te verzoeken is aldus niet gebleken. De rechtbank zal dan ook het faillissement van gerekestreerde uitspreken.
De rechtbank heeft acht geslagen op de artikelen 1, 2, 4, 6 en 14 van de Faillissementswet.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van verordening (EU) 2015/848 van het Europees parlement en de raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen, nu het centrum van de voornaamste belangen van gerekestreerde in Nederland ligt.

De beslissing

De rechtbank:
- verklaart
[gerekesteerde]voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. A.E. de Vos, rechter in deze rechtbank,
en tot curator mr. A.C.A.D. Bakker, 1070 AM Amsterdam, Postbus 75510;
- geeft aan de curator last tot het openen van de aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Bilderbeek en in het openbaar uitgesproken op
26 maart 2019 te 16:00 uur.