ECLI:NL:RBAMS:2019:3004

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
13/751090-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak

Op 25 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Duitse autoriteiten op 2 oktober 2018. De opgeëiste persoon, geboren in de Sovjet-Unie in 1988 en momenteel gedetineerd in een Nederlandse penitentiaire inrichting, wordt verdacht van een strafbaar feit volgens Duits recht. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 11 april 2019, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat er enige onduidelijkheid bestond over de pleegdata van het strafbare feit. De raadsman voerde aan dat de stukken ongenoegzaam waren, maar de rechtbank oordeelde dat de e-mail van de Duitse autoriteit voldoende duidelijkheid bood. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden waren. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751090-19
RK nummer: 19/1107
Datum uitspraak:25 april 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 februari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 oktober 2018 door
the Public Prosecution Office Darmstadt (Duitsland)en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie) op [geboortedag] 1988,
laatst opgegeven adres: [adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 april 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Russische taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat zijn naam is
[opgeëiste persoon], dat de geboorteplaats en –datum juist zijn en dat hij de Moldavische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

3.1.
Inleiding
In het EAB wordt melding gemaakt van een nationaal arrestatiebevel, te weten een ‘Warrant for commitment’ uitgevaardigd op 27 september 2018 door the District Court of Darmstadt.
Referentie 25 Gs 3162/18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.2.
Genoegzaamheid van de stukken
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat in de e-mail van 25 maart 2019 van de Duitse autoriteit weliswaar één pleegdatum wordt genoemd, maar dat een en ander onverlet laat dat in de feitomschrijving in het EAB twee pleegdata staan vermeld. Om die reden bestaat daarover onduidelijkheid en zijn de stukken ongenoegzaam. De overlevering dient op die grond te worden geweigerd danwel dient de behandeling van de vordering te worden aangehouden om opheldering te verkrijgen over de twee in het EAB genoemde pleegdata.
Oordeel van de rechtbank
In het EAB onder e) staan weliswaar 8 mei 2018 en 26 juli 2018 als pleegdatum genoemd, maar uit de e-mail van de Duitse autoriteit van 25 maart 2019 blijkt dat 26 juli 2018 de enige juiste pleegdatum is.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat gelet op voornoemde e-mail van de Duitse autoriteit 26 juli 2018 als juiste pleegdatum moet worden beschouwd.
De rechtbank gaat ervan uit dat bij vergissing twee pleegdata in het EAB zijn genoemd.
Gelet op de verklaring van de opgeëiste persoon ter zitting van de rechtbank, waarin hij verklaart dat slechts sprake was van één misdrijf op het adres dat in het EAB staat genoemd, moet het de opgeëiste persoon dan ook duidelijk zijn welk misdrijf in het EAB is bedoeld.
De rechtbank acht de stukken van het EAB genoegzaam en verwerpt het verweer. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de behandeling van de vordering aan te houden.

4.Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
De rechtbank stelt vast dat het EAB er in rubriek c) melding van maakt dat op het feit een levenslange gevangenisstraf is gesteld. In de e-mail van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 25 maart 2019 wordt dit gecorrigeerd: de maximale gevangenisstraf bedraagt vijftien jaren.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Public Prosecution Office Darmstadt (Duitsland)ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. W.A.P.J. van den Reek en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 april 2019.
Mr. M. van Mourik is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.