ECLI:NL:RBAMS:2019:3066

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
752262
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Knipschild
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens agressie en verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap GVB Exploitatie B.V. (verzoekster) verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] (verweerder) wegens verwijtbaar handelen. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 maart 2019, waarbij [verweerder] niet verscheen, maar later op 2 april 2019 wel aanwezig was. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder eerdere waarschuwingen aan [verweerder] en klachten van reizigers over zijn gedrag. Op 18 januari 2019 zou [verweerder] een reiziger bij de keel hebben gegrepen, wat leidde tot een rijverbod en de schorsing van [verweerder]. GVB stelde dat [verweerder] de bedrijfsregels had overtreden en dat zijn gedrag onacceptabel was, wat leidde tot het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [verweerder] op 18 januari 2019 agressief of gewelddadig heeft gehandeld. Het enkele wegduwen van een reiziger in een situatie van agressie is niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Bovendien heeft [verweerder] herhaaldelijk aangegeven moeite te hebben met agressie van reizigers en om hulp gevraagd, maar GVB heeft onvoldoende gedaan met deze hulpvraag. De kantonrechter concludeert dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet gerechtvaardigd is en wijst het verzoek van GVB af. GVB wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [verweerder] op nihil worden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer: EA 19-82
beschikking van: 24 april 2019
func.: 37118

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap GVB EXPLOITATIE B.V.

gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen: GVB
gemachtigde: mr. R. Jonkmans
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
procederende in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen op 8 februari 2019, heeft GVB ontbinding verzocht van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] .
De mondelinge behandeling is bepaald op 29 maart 2019. [verweerder] is niet verschenen en is opnieuw opgeroepen tegen 2 april 2019, op welke dag de mondelinge behandeling plaatsvond. Voor GVB zijn verschenen [naam leidinggevende] , leidinggevende, en mevrouw [naam unitmanager] , unitmanager, vergezeld door de gemachtigde. [verweerder] is verschenen zonder gemachtigde. Partijen zijn gehoord en partijen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.1.
[verweerder] is, na een periode als uitzendkracht te hebben gewerkt, op 30 mei 2016 in dienst getreden bij GVB als conducteur. Zijn salaris bedraagt laatstelijk
€ 2.250,00 bruto per maand.
1.2.
Bij aanvang van zijn werkzaamheden voor GVB als uitzendkracht heeft [verweerder] een weerbaarheidstraining gehad waarin onder meer behandeld is hoe om te gaan met agressie van reizigers.
1.3.
Bij GVB gelden bedrijfsregels, waaronder een gedragscode. Daarin staat onder meer over sociale veiligheid.

Wij tolereren geen agressief gedrag, schelden, pesten, discrimineren of (seksueel) intimideren. We behandelen iedereen met respect. Dit geldt tegenover je collega’s en tegenover de reizigers. Wanneer je agressief gedrag tegenkomt, treed je de-escalerend op en probeer je betrokkene(n) te kalmeren. […]
GVB staat absoluut niet toe dat medewerkers agressief of gewelddadig zijn. Niet tegen elkaar en niet tegen reizigers. Er zijn voldoende manieren om hulp te vragen als een conflict dreigt.
1.4.
[verweerder] heeft op 4 november 2016 een schriftelijke waarschuwing gekregen wegens overtreding van het depotreglement. In de waarschuwing is aangegeven dat bij een volgende overtreding van de bedrijfsregels beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan volgen.
1.5.
Op 16 december 2018 heeft een reiziger een klacht ingediend over de handelwijze en bejegening van [verweerder] . Deze klacht wordt besproken tussen [verweerder] en [naam leidinggevende] . [verweerder] heeft per mail aangegeven een andere beleving te hebben van de situatie die geleid heeft tot de klacht. [naam leidinggevende] heeft vervolgens op 29 december 2018 aan [verweerder] het volgende bevestigd.

Haai [verweerder] , Goedemorgen,
Dank voor je opmerking en aanvulling op gisteren besproken klantbeleving. Zoals aangegeven zal ik in je dossier bij deze klantbeleving aangeven dat je de situatie herkend. Het was een Amerikaanse meneer welke intimiderend en provocerend op jou overkwam. Je gaf tijdens ons gesprek aan dat je in de toekomst wellicht iemand eerst zou laten razen en of gewoon je excuus had kunnen maken. Verder was het ook voor jou een vervelend moment die je liever anders gezien had.
Dank voor je bericht en het gesprek. Ik zal dit met je mail als bijlage opslaan bij de klantbeleving. Voor nu een fijne dag gewenst.
Warme groet,”
1.6.
Op 18 januari 2019 heeft een reiziger een klacht ingediend over [verweerder] en stelt dat [verweerder] hem bij de keel zou hebben gegrepen.
1.7.
De klacht is diezelfde dag besproken tussen [verweerder] en [naam leidinggevende] , waarna [verweerder] met onmiddellijke ingang een rijverbod is opgelegd.
1.8.
Op 22 januari 2019 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden. Daarna heeft GVB [verweerder] geschorst en ontbinding verzocht van de arbeidsovereenkomst.

Verzoek en standpunten partijen

2. GVB verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wegens verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] zoals bedoeld in artikel 7:669- lid 3 onder e BW en geen rekening te houden met de opzegtermijn nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] , alsook te bepalen dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en [verweerder] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3. Ter onderbouwing van haar verzoek stelt GVB dat [verweerder] de bedrijfsregels in ernstige mate heeft overtreden door een reiziger agressief te bejegenen. Daardoor heeft [verweerder] zich in de uitoefening van zijn functie als conducteur niet betrouwbaar getoond terwijl dit vertrouwen en het naleven van de bedrijfsregels voor GVB essentieel is. Hoewel de reiziger en [verweerder] van mening verschillen over de toedracht van het incident, staat vast dat [verweerder] op 18 januari 2019 een reiziger heeft geduwd. Dit enkele feit is voor GVB reden om te concluderen dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Als conducteur is hij het visitekaartje van GVB en dient [verweerder] zich representatief te gedragen. Bij haar besluit de arbeidsovereenkomst te beëindigen heeft GVB in aanmerking genomen dat [verweerder] eerder was gewaarschuwd voor het overtreden van de bedrijfsregels en ook recent betrokken was bij een klacht van een reiziger. Gezien deze omstandigheden kan herplaatsing in redelijkheid niet van haar worden gevergd, aldus GVB.
4. [verweerder] voert mondeling verweer. [verweerder] geeft aan dat hij veelvuldig met agressie van reizigers te maken heeft en daar moeilijk mee kan omgaan. Hij heeft dit diverse malen besproken met [naam leidinggevende] en haar verzocht hem daarmee te helpen, bijvoorbeeld door een training of door overplaatsing, en verzocht of bij GVB een protocol gold over agressie van reizigers. Hij heeft [naam leidinggevende] ook gevraagd om eens met hem mee te reizen op de tram zodat zij zelf kon ervaren hoe erg de agressie op de tram was. Op 18 januari 2019 is [verweerder] ’s ochtends naar [naam leidinggevende] toegegaan om aan te geven dat hij echt hulp nodig had om met de agressie om te gaan. Na dit gesprek is hij weer aan het werk gegaan. Die middag vond het incident plaats. [verweerder] herkent zich niet in de klacht van de reiziger maar wilde juist service verlenen door achter de reiziger aan te lopen toen deze de verkeerde kant uitliep. De reiziger werd echter woedend, ging vlak voor hem staan schelden waarbij speeksel op de kleding van [verweerder] kwam. [verweerder] heeft daarop de reiziger van zich af geduwd. Hij geeft tot slot aan de toon van het verzoekschrift niet te begrijpen. Hij had een prima relatie met [naam leidinggevende] , heeft altijd goede beoordelingen gehad en wil zijn functie graag behouden bij GVB.

De beoordeling

5. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. GVB stelt dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten.
6. De wens van GVB om krachtig beleid neer te zetten dat agressie en gewelddadigheid van medewerkers jegens reizigers in geen enkel geval wordt geduld en een medewerker zich altijd moet richten op de-escalatie van een situatie is begrijpelijk en acceptabel. Indien een medewerker, na een waarschuwing wegens overtreding van deze bedrijfsregels, deze wederom schendt, kunnen de omstandigheden meebrengen dat sprake is van dusdanig verwijtbaar handelen of nalaten dat de arbeidsovereenkomst dientengevolge moet eindigen.
7. De kantonrechter is echter van oordeel dat deze situatie zich hier niet voordoet.
8. Allereerst is niet komen vast te staan dat [verweerder] op 18 januari 2019 agressief of gewelddadig jegens een reiziger heeft gehandeld. Alleen vast is komen te staan dat [verweerder] de reiziger van zich heeft afgeduwd. Hoewel het beleid van GVB meebrengt dat [verweerder] de situatie had moeten de-escaleren en derhalve had moeten weglopen, is dit enkele wegduwen van een agressieve reiziger in de gegeven omstandigheden die hierna worden besproken, onvoldoende om te stellen dat zich daarmee een dusdanig onacceptabele situatie heeft voorgedaan dat de arbeidsovereenkomst wegens (ernstig) verwijtbaar handelen moet eindigen.
9. Daarbij is relevant dat [verweerder] diverse malen heeft aangegeven moeite te hebben met de agressie van reizigers en daarin begeleiding te wensen, zelfs ook op de dag van het incident van 18 januari 2019. GVB erkent dat deze gesprekken hebben plaatsgevonden. GVB heeft echter niets of onvoldoende gedaan met deze hulpvraag van [verweerder] . Zo had GVB [verweerder] kunnen indelen op een van de trainingen die zij regelmatig organiseert voor haar medewerkers, maar dat heeft zij niet gedaan. [verweerder] heeft alleen bij aanvang van zijn werkzaamheden als uitzendkracht een beperkte weerbaarheidstraining gehad.
10. Voor zover GVB verwijst naar het feit dat [verweerder] eerder, te weten in 2016, een schriftelijke waarschuwing heeft gehad, is dit zonder bijkomende omstandigheden niet relevant voor onderhavig verzoek. Deze waarschuwing is van ruim drie jaar geleden en staat los van het incident op 18 januari 2019. De klacht van december 2018 over de bejegening door [verweerder] is van recente datum, maar was voor GVB geen aanleiding om een waarschuwing te geven. Uit niets blijkt dat GVB dit incident zo kwalijk vond dat het [verweerder] duidelijk had moeten zijn dat zijn arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd bij herhaling. Dit valt in ieder geval niet af te leiden uit het gespreksverslag van [naam leidinggevende] van 29 december 2018.
11. Tot slot geldt dat onweersproken door [verweerder] is gesteld dat hij altijd goede beoordelingen heeft gehad en GVB hem juist prees voor de wijze waarop hij met reizigers omging. Gezien al deze omstandigheden komt het beeld dat GVB tracht te schetsen van een medewerker die agressief heeft gehandeld als gevolg waarvan sprake is van ernstig verwijtbaar handelen onvoldoende vast te staan.
12. Hoewel [verweerder] op 18 januari 2019 ook had kunnen weglopen in plaats van het wegduwen van de reiziger, is de kantonrechter van oordeel dat hem dat in de gegeven omstandigheden niet zodanig kan worden verweten dat daarmee sprake is van verwijtbaar handelen als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst tot een einde zou moeten komen. Dit betekent dat het verzoek tot ontbinding zal worden afgewezen.
13. GVB zal als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten worden belast, die aan de zijde van [verweerder] op nihil worden begroot.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt GVB in de proceskosten die aan de zijde van [verweerder] worden begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Knipschild, kantonrechter en op 24 april 2019 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.