ECLI:NL:RBAMS:2019:3092

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
7120157 CV EXPL 18-17292
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na ontevredenheid over laserbehandeling

In deze zaak heeft eiseres, een vrouw die ontevreden is over de resultaten van een laserbehandeling, een vordering ingesteld tegen gedaagde, de behandelende partij. Eiseres vordert een schadevergoeding van € 500,00, omdat zij na meerdere behandelingen geen of onvoldoende effect heeft ervaren. Tijdens de zitting op 26 maart 2019 zijn beide partijen gehoord. Eiseres heeft verklaard dat zij op advies van gedaagde de behandelingen heeft voortgezet, maar dat de resultaten teleurstellend waren. Gedaagde heeft betwist dat er een overeenkomst was over het aantal behandelingen en het totaalbedrag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst was en dat de communicatie tussen partijen voornamelijk mondeling en via WhatsApp heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres voor een bedrag van € 500,00 toewijsbaar is, omdat gedaagde eerder had toegezegd dit bedrag te betalen. De vordering in reconventie van gedaagde is afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De proceskosten zijn toegewezen aan eiseres, met uitzondering van een deel dat is gematigd tot nihil.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7120157 CV EXPL 18-17292
vonnis van: 26 april 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiserses]

wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie
nader te noemen: [eiserses]
gemachtigde: mr. F.R. Brouwer
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij tussenvonnis van 18 januari 2019 is een comparitie van partijen gelast. Deze heeft plaats gehad op 26 maart 2019. [eiserses] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door haar echtgenoot. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Beoordeling

1. De inhoud van het tussenvonnis, waaraan de kantonrechter zich met inachtneming van het navolgende houdt, geldt als hier herhaald in ingelast. [eiserses] heeft ter zitting aangevoerd dat in het tussenvonnis bij de feiten onder 1.1. ten onrechte staat dat partijen een overeenkomst hebben gesloten voor een bedrag van € 1.000,00. [gedaagde] voert aan dat er geen totaalbedrag is afgesproken en dat ook geen afspraak over het aantal behandelingen is gemaakt. De kantonrechter neemt van dit (nadere) verweer alsnog kennis.
In conventie
2. [eiserses] heeft ter zitting aangevoerd dat zij het bedrag van € 750,00, althans € 500,00, vordert aan schadevergoeding omdat zij op advies van [gedaagde] na 6 behandelingen met de laserbehandeling is doorgegaan, na 10 behandelingen sprake was van geen of niet voldoende effect en dat ondanks de toezegging van [gedaagde] dat de verdere behandelingen gratis zouden zijn, er nadien, door toedoen van [gedaagde] , geen behandelingen meer hebben plaats gehad. [eiserses] voert aan dat zij vier keer € 100,00 per bank heeft betaald en dat zij de andere zes keren € 100,00 per keer contant heeft betaald.
3. [gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat [eiserses] totaal € 400,00 heeft betaald, dat totaal vijf behandelingen hebben plaats gehad en dat per behandeling € 150,00 diende te worden betaald. [gedaagde] voert aan dat bij aanvang van de behandelingen geen afspraak over het totale aantal behandelingen dan wel een totaal te betalen bedrag is gemaakt. Ook is geen toezegging over het resultaat van de behandeling gedaan, noch is een toezegging over gratis behandelingen gedaan, aldus [gedaagde] .
4. Overwogen wordt dat de communicatie tussen partijen, toen er nog geen geschil was, mondeling heeft plaats gehad en dat van hetgeen partijen met elkaar hebben besproken en/of afgesproken niet met een schriftelijk stuk, van welke aard dan ook, is vastgelegd. Wel hebben partijen toen de communicatie wat stroever verliep WhattsApp berichten aan elkaar gestuurd. Uit de aan elkaar in juli 2017 verzonden berichten wordt het volgende opgemaakt.
5. [eiserses] heeft op 18 juli 2017 aan [gedaagde] bericht: “
Mijn rekeningnummer is (…). Ik wacht een maand erop. (…).Hierop heeft [gedaagde] op 18 juli 2017 bericht:
“Ik ga het meteen overmaken.”
[eiserses] heeft vervolgens op 19 juli 2017 bericht:
“Hoor graag wanneer het erop staat dan.”Op diezelfde dag heeft [gedaagde] bericht:
“[A] vind dat je behandeld kan worden als je het wil kan je as zaterdag behandeld worden om 11:30??” Hierna heeft [eiserses] op 19 juli 2017 bericht dat dat voor haar geen optie is.
[eiserses] heeft op 19 juli 2017 ook aan [gedaagde] bericht:
“Heb geen behoefte om aan tafel te zitten. Zoals je zelf had toegezegd: wil gewoon de helft van het betaalde geld terug. Vertrouwen is teveel geschaad. Ik heb meerdere malen contact met je opgenomen. Helaas heb je het zover laten komen dat nog verder zaken (behandelingen) bij jou geen optie voor mij is. Ik bent te aardig en te geduldig geweest. Ik wil ook niet meer gebeld worden.”
Op 24 juli 2017 heeft [eiserses] bericht:
“Dag [gedaagde], ga je je nog eraan houden dat je het over zou maken. Want dit gaat echt alle grenzen over. Alvast bedankt.”
Daarna heeft [eiserses] op 28 juli 2017 bericht:
“Ik ga nog een week afwachten. Dan doe ik aangifte van oplichting van de praktijk die je thuis hebt. En volgens mij ook niet bekend dat je zwart behandeld. Ben het spuugzat hoe je je zaken doet. Ik had NOOIT bij je moeten gaan. En geen enkele dochter van vriendin [B] is bij je geweest. Allemaal leugens. Schaam je diep dat je zo handelt. Wil je dat je kinderen ook zo met mensen omgaan ??”.
Ook is overgelegd een WhattsApp bericht van [gedaagde] van 28 juli 2017 aan [eiserses] waarin het volgende staat:
”Ik. Geef jouw 500 euro terug. Nog naar de werkmail van [A] een mail stuurt over mij nou weet ik. Genoeg. Die man heeft genoeg aan zijn hoofd kom. Jij met een mail dat over laser gaat en dat je over mij een aangifte gaat doen sorry. (…).”
6. Uit het vorenstaande wordt opgemaakt dat [gedaagde] op 18 juli 2017 heeft medegedeeld geld aan [eiserses] te betalen, dat [gedaagde] nog een behandeling heeft aangeboden, maar dat [eiserses] dat niet heeft geaccepteerd en dat [gedaagde] vervolgens het door haar toegezegde bedrag niet heeft betaald. [gedaagde] heeft gesteld dat de toezegging om € 500,00 te betalen onder herhaalde bedreiging of dwang is gedaan, maar uit de hiervoor weergegeven WhattsApp berichten wordt opgemaakt [gedaagde] reeds op 18 juli 2017 aan [eiserses] had medegedeeld geld aan haar over te maken. Pas nadat [eiserses] geen betaling van [gedaagde] had ontvangen, heeft [eiserses] op 28 juli 2017 het bericht gestuurd dat als zij het geld niet binnen 1 week heeft zij aangifte van oplichting zal doen, waarbij in het midden kan blijven of een dergelijke mededeling als bedreiging of dwang is aan te merken.
[gedaagde] heeft zich in haar conclusie van antwoord beroepen op een door [eiserses] aan haar gezonden WhattsApp bericht van 13 november 2017 waarin staat “oke geen reactie verwacht me maar weer volgende keer voor je deur” en een aan haar gezonden SMS-bericht van 4 maart 2018 met de onder meer de tekst “Verwacht me binnenkort bij je deur, school van je zoon, bij de bank”. Deze berichten zijn een aantal maanden na de toezeggingen van [gedaagde] op 18 en 28 juli 2017 dat zij geld aan [eiserses] zal betalen gezonden, zodat deze berichten er niet toe kunnen leiden dat de toezeggingen van [gedaagde] op 18 en 28 juli 2017 om geld aan [eiserses] te betalen onder bedreiging en/of dwang zijn gedaan.
7. Gelet op het vorenstaande is in conventie de vordering voor een bedrag van € 500,00 toewijsbaar. Voor toewijzing van het primair gevorderde bedrag van € 750,00 bestaat geen aanleiding nu ter zake onvoldoende is gesteld. Gelet op een op 12 juli 2018 aan [eiserses] gezonden aanmaning is de gevorderde rente over de hoofdsom vanaf 12 juli 2018 toewijsbaar.
8. Gelet op de uitkomst van de procedure wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiserses] . Aan [eiserses] is een toevoeging verleend. Daarom zijn in deze zaak de explootkosten door de griffier voorgeschoten. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling aan de griffier van de voorgeschoten exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk.
In reconventie
9. [gedaagde] heeft haar vordering dat [eiserses] nog € 650,00 aan haar dient te betalen, niet op een duidelijk te volgen wijze toegelicht. Uit de stellingen van [gedaagde] over het aantal behandelingen, het door haar gehanteerde tarief en de ontvangen betalingen volgt niet dat [eiserses] het gevorderde bedrag verschuldigd zou zijn. Volgens [gedaagde] zijn 5 behandelingen van ieder € 150,00 gegeven en is totaal € 400,00 betaald, hetgeen resulteert in een verschil van € 350,00 en niet van € 650,00. [gedaagde] heeft (eerst ter zitting) aangevoerd dat [eiserses] ook moet betalen voor behandelingen waarvoor zij niet is verschenen, maar deze stelling is niet verder toegelicht en onderbouwd. [gedaagde] heeft voorts geen afdoende verklaring gegeven voor de omstandigheid dat zij in juli 2017 heeft aangeboden € 500,00 te betalen, terwijl in visie van [gedaagde] ter zitting, [eiserses] totaal maar € 400,00 aan haar zou hebben betaald. Gelet op het vorenstaande wordt de vordering in reconventie als onvoldoende toegelicht en onderbouwd afgewezen.
10. Gelet op de uitkomst van de procedure wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiserses] . Echter gelet op de samenhang met de vordering in conventie bestaat aanleiding de proceskosten te matigen tot nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
In conventie:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiserses] van € 500,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2018 tot aan de voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiserses] tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht € 79,00
- aan salaris van de gemachtigde
€ 72,00
in totaal, inclusief voor zover verschuldigd, btw € 151,00
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding aan de zijde van [eiserses] gevallen, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. |Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.