Op 30 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee mishandelingen en een bedreiging van zijn ex-partner met een mes. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. van der Linden, en de verdediging door mr. J.C. Dekkers. De tenlastelegging omvatte onder andere het vastpakken van de keel van de ex-partner, het toebrengen van snijwonden met een mes, en het slaan en schoppen van haar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de zware mishandeling, zoals primair ten laste gelegd, niet bewezen kon worden. De verdachte is vrijgesproken van deze zware mishandeling. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiaire mishandelingen en de bedreiging. De rechtbank heeft hierbij de aangiftes van de ex-partner en de letselverklaringen in overweging genomen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en zijn houding ten opzichte van de feiten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en de verplichting om zich te houden aan aanwijzingen van de reclassering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.