ECLI:NL:RBAMS:2019:3189

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
C/13/664509 / HA RK 19/128
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechterlijke macht in een civiele procedure

Op 4 april 2019 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechterlijke macht in een aanhangige civiele procedure, geregistreerd onder zaaknummer 73661666 CV EXPL 18-26098. De zaak stond gepland voor een conclusie van repliek op 8 april 2019 en werd behandeld door mr. C.L.J.M. de Waal. In het verzoekschrift werd in algemene bewoordingen een vrees voor partijdigheid geuit, maar er werden geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die deze vrees onderbouwden. De rechtbank heeft vastgesteld dat volgens artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een verzoek tot wraking alleen ontvankelijk is als er specifieke feiten zijn die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Aangezien verzoekster geen dergelijke feiten heeft gepresenteerd, heeft de rechtbank het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het verzoek tot wraking lichtvaardig was ingediend, zonder relevante grondslag, en heeft bepaald dat een volgend verzoek tot wraking tegen de rechter belast met de behandeling van de zaak niet in behandeling zal worden genomen. De procedure onder zaaknummer 73661666 CV EXPL 18-26098 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is uitgesproken op 10 april 2019, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het bij brief ingekomen op 4 april 2019 schriftelijke gedane en onder rekestnummer C/13/664509 / HA RK 19/128 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster] ,
wonende te [ ],
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van de rechterlijke macht in casu, waarmee kennelijk wordt bedoeld, de met de behandeling van de zaak van verzoekster belaste rechter.

1.Verloop van de procedure

De Wrakingskamer heeft kennisgenomen van het door verzoekster op 4 april 2019 ingediende verzoek tot wraking.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Bij de rechtbank is onder zaaknummer 73661666 CV EXPL 18-26098 een procedure aanhangig waarbij verzoekster partij is. De zaak staat op de rol van 8 april 2019 voor het nemen van een conclusie van repliek. De zaak is in behandeling bij mr. C.L.J.M. de Waal.
2.2.
In artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij enige vooringenomenheid koestert, althans dat de - objectief gerechtvaardigde - vrees bestaat dat de rechter niet onpartijdig is.
2.3.
Uit de wet en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit volgt dat de rechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.
2.4.
Dergelijke concrete feiten en omstandigheden zijn niet aangevoerd. In het verzoekschrift wordt slechts in algemene bewoordingen een betoog gehouden over de subjectieve en objectieve (vrees) voor partijdigheid, wordt wraking verzocht van de rechterlijke macht, wordt verzocht om verplaatsing van de aanhangige rechtszaak en om een behandeling door een externe Wrakingskamer. Dit zijn geen concrete feiten of omstandigheden waaruit (de schijn van) vooringenomenheid van een bepaalde rechter jegens verzoekster zou kunnen blijken, laat staan van de rechter bij wie de zaak van verzoekster in behandeling is. Bij gebreke van dergelijke feiten is het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk. De mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.
2.5.
Voor zover verzoekster vraagt om een behandeling van het verzoek door een externe Wrakingskamer, wordt dat afgewezen. Uit het systeem van de wet volgt dat een wrakingsverzoek wordt behandeld door een meervoudige kamer bestaande uit rechters behorende tot dezelfde rechtbank, als die van de gewraakte rechter, met dien verstande dat de gewraakte rechter daarin geen zitting heeft.
2.6.
Omdat door verzoekster het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder kenbare relevante grondslag en tegen de gehele rechterlijke macht is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter belast met de behandeling van de zaak van verzoekster niet in behandeling wordt genomen.
2.7.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van de zaak van verzoekster niet meer in behandeling zal worden genomen;
 bepaalt dat de procedure geregistreerd onder zaaknummer 73661666 CV EXPL 18-26098 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingverzoek werd ingediend.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en P.B. Martens, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.