ECLI:NL:RBAMS:2019:3200
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot het horen van de kroongetuige
In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2019 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en gedetineerd in een penitentiaire inrichting, was gericht tegen de beslissing van de strafkamer om het verzoek van zijn raadsman tot het horen van de kroongetuige bij de rechter-commissaris af te wijzen. De verzoeker stelde dat de motivering van deze beslissing bij hem de objectief gerechtvaardigde vrees heeft doen ontstaan dat de strafkamer vooringenomenheid jegens hem koestert. De strafkamer had in haar beslissing aangegeven dat het van belang is dat de overeenkomst met de kroongetuige deel uitmaakt van het dossier voordat deze wordt gehoord. De Wrakingskamer oordeelde dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken meebrengt dat een rechterlijke beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking. De gronden van verzoeker waren voornamelijk gericht tegen de inhoud van de beslissing van de strafkamer, en de Wrakingskamer concludeerde dat deze gronden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De Wrakingskamer benadrukte dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.