ECLI:NL:RBAMS:2019:3217

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
C/13/664300 / KG ZA 19-342
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over aandeelhoudersovereenkomst en pandrecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Lanius Limited. De zaak betreft een geschil over de uitvoering van een aandeelhoudersovereenkomst en de vestiging van een pandrecht op aandelen. [eiser] vorderde onder andere de opschorting van een dwangsom die hem was opgelegd in een eerder vonnis, totdat Lanius Limited zou meewerken aan het passeren van een pandakte. Lanius Limited voerde verweer en vorderde in reconventie de vernietiging van het eerdere vonnis. De voorzieningenrechter oordeelde dat de dwangsom moest worden opgeschort totdat Lanius Limited haar medewerking zou verlenen aan het passeren van een correcte pandakte. Tevens werd Lanius Limited veroordeeld om binnen vijf werkdagen een aandeelhoudersbesluit op te stellen waarbij [eiser] tot bestuurder van Lanius Holding wordt benoemd, met een dwangsom van € 10.000,- per dag bij niet-nakoming. De proceskosten werden toegewezen aan [eiser].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/664300 / KG ZA 19-342 MvW/MvG
Vonnis in kort geding van 29 april 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie bij dagvaarding van 5 april 2019,
verweerder in reconventie,
advocaten mrs. M.E. Coenraads en J.E.S. Hamster te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
LANIUS LIMITED,
gevestigd te Gzira (Malta),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten mrs. W.H.A.M. van den Muijsenbergh en B. Verkerk te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Lanius Limited worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 15 april 2019 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Lanius Limited heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening, en vervolgens in (voorwaardelijke) reconventie gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte akte. [eiser] heeft de vordering in reconventie bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
[eiser] met mrs. Coenraads en Hamster,
aan de zijde van Lanius Limited: [naam 1] , adviseur van Lanius Limited, en mrs. Van den Muijsenbergh en Verkerk.

2.De feiten

2.1.
Lanius Limited was tot 18 maart 2019 enig aandeelhouder van Lanius Holding B.V. (hierna: Lanius Holding). Deze rechtspersoon is enig aandeelhouder van Lanius B.V. (hierna: Lanius), één van de aandeelhouders van Sirius Energy S.A. de C.V. (Sirius). Sirius is een Mexicaanse joint-venture onderneming die zich bezighoudt met opslag en transport van olie. Lanius Limited is volledig eigendom van Atlas Trust, een trust naar het recht van de Britse Maagdeneilanden. De beneficiary van de trust is [naam 2] , de vrouw van de Amerikaanse zakenman [naam 3] . [eiser] en [naam 3] zijn goede bekenden van elkaar en hebben regelmatig zaken met elkaar gedaan.
2.2.
[eiser] en Lanius Limited hebben op 10 mei 2017 een aandeelhouders- overeenkomst getekend. De strekking van de overeenkomst is dat Lanius Limited aan [eiser] 25% van de aandelen in Lanius Holding zal overdragen, dat [eiser] tot bestuurder van Lanius Holding zal worden benoemd en dat [eiser] aan Lanius Limited een pandrecht zal geven op de aandelen, ter zekerheid van de terugbetaling van investeringen die in Lanius Limited zijn gedaan. Partijen hebben in de aandeelhoudersovereenkomst een forumkeuze gemaakt voor de rechtbank Amsterdam en zij hebben ook gekozen voor toepassing van Nederlands recht.
2.3.
Op 1 februari 2019 heeft [eiser] Lanius Limited gedagvaard in kort geding. In het vonnis dat in die procedure is gewezen door de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 11 maart 2019 is in conventie Lanius Limited veroordeeld om te bewerkstelligen dat de leveringsakte, tot overdracht van 25% van de aandelen in Lanius Holding aan [eiser] , zal worden gepasseerd. Verder houdt het vonnis ten aanzien van een door Lanius Limited ingediende vordering in reconventie, voor zover van belang, het volgende in:

6.1. (…) [eiser] voert tegen de vordering tot het passeren van de pandakte aan dat hij niet bekend is met leningen van Lanius Limited aan Lanius Holding. Uit de concept leveringsakte die als bijlage bij de aandeelhoudersovereenkomst is gevoegd blijkt dat er een lening is van Rosbelt International Ltd aan Lanius en leningen van Lang aan [eiser] . Dit betekent, aldus [eiser] , dat weliswaar is afgesproken een pandrecht te vestigen ten behoeve van Lanius Limited maar dat dit niet kan. Zij heeft immers geen vorderingen jegens [eiser] of anderen, ter zekerheid waarvan [eiser] een pandrecht zou kunnen geven. Voor de vorderingen van anderen kan zij geen pandrecht krijgen.
6.2.
Dit verweer slaagt niet. Partijen hebben nu eenmaal afgesproken dat na de overdracht van de aandelen [eiser] gehouden is om daarop een pandrecht te vestigen conform de inhoud van de aangehechte concept pandakte (artikel 2.3 van de aandeelhoudersovereenkomst). Of Lanius Limited vervolgens rechten daaraan kan ontlenen is een volgende vraag. Ook die is nu nog niet aan de orde, evenmin als de vraag naar het profijt van [eiser] bij de aandelenoverdracht. (…)
7.7.
veroordeelt [eiser] te bewerkstelligen dat de pandakte zoals in concept aangehecht aan de aandeelhoudersovereenkomst (bijlage 5) binnen vijf werkdagen na de aandelenoverdracht als bedoeld onder 7.1. zal worden gepasseerd,
7.8.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan Lanius Limited van een dwangsom van € 10.000,- per dag waarop niet aan deze veroordeling wordt voldaan, tot een maximum van € 1.000.000,-,
2.4.
Op maandag 18 maart 2019 is de akte tot levering, op grond waarvan 25% van de aandelen in Lanius Holding aan [eiser] is overgedragen, gepasseerd.
2.5.
In de aandeelhoudersovereenkomst van 10 mei 2017 staat, voor zover van belang, het volgende:
“(C) Parties agree that all loans (including accrued interest) provided by Rosbelt International Ltd will have to be repaid in full before before any dividends can be declared and distributed by the Company(Lanius Holding, vzr)
to [eiser] . Notwithstanding the previous sentence, [eiser] can be granted dividend payments under the condition that these dividend payments can only be used to repay the loans as specified inschedule 2to this Shareholders’ Agreement. (…)
2.3
Within two (2) Business days after the execution of the Deed of Transfer [eiser] is obliged to vest a right of pledge on all of the shares of the Company owned by [eiser] on behalf of Lanius Limited as security for the repayment of all loans (including accrued interest) provided by Lanius Limited to the Company or its affiliates and for the repayment of the loans specified in Schedule 2. A draft of the deed of pledge is attached asschedule 5to this Shareholders’ Agreement. (…)
3.9
[eiser] shall be appointed to the Company’s Board of Managing Directors. (…)
20.1
This Shareholders’ Agreement shall exclusively be governed by the laws of the Netherlands.
20.2
Any disputes arising out of or in connection with this Shareholders’ Agreement or any agreement resulting there from, which cannot be settled amicably, shall be submitted to the exclusive jurisdiction of the competent court in Amsterdam, the Netherlands.”
2.6.
In de concept pandakte, die als bijlage is aangehecht aan de aandeelhoudersovereenkomst staat, voor zover van belang het volgende:
RECTICALS
Parties declare:
1.
Loan Agreements
Pursuant to a Shareholders agreement dated the 8th day of March 2017(lees: 10 mei 2017, vzr)
parties agreed that Pledgor( [eiser] , vzr)
shall grant a right of pledge to Pledgee(Lanius Limited, vzr)
as security for the repayment of the loans as recorded in Schedule 2 of the Shareholders agreement, as amended and restated from time to time and further described under the definition “Loan Agreements”, and entered into between – among others – Lanius as Lender and [eiser] as Borrower;
(…)
1.1.
DEFINITIONS
(…)
a.
(…)
g.
Loan Agreements” means the Loan Agreement as referred to in recital A and further described as follows:
-
the loan facility of twenty-five million United States Dollars (USD 25,000,000) dated the twenty-first of March two thousand sixteen between Lanius B.V., a substitute of the Company(Lanius Holding, vzr)
as the Borrower and Rosbelt International Ltd as the Lender;
-
the loan agreement of [AMOUNT] [•] between the Pledgor as the Borrower and Lang International Ltd as the lender;
-
the loan ([•]) of dated [•] between the Pledgor as the Borrower and Lang International Ltd as the Lender;
-
the amount of [•] United States Dollar per table 2 under the management accounts Little Ajax as further described in Schedule 2;
h.
Obligor” means the Pledgor, [•and other Parties to included];
(…)
k.
Secured Obligations” means all present and future payment obligations and liabilities (whether actual or contingent and whether owed jointly or severally) of Obligor to the Pledgee under or in connection with the Loan Agreement together with all costs, charges and expenses incurred by the Pledgee in connection with the protection, preservation or enforcement of its rights under this Deed;
CLAUSE 3. PLEDGE OF SHARES AND DIVIDEND RIGHTS
3.1. (…)
The Pledgor grants, or as the case may be, grants in advance a right of pledge to and in favour of the Pledgee on its Shares and Dividend Rights as security for the payment in full of the Secured Obligations, which right of pledge the Pledgee hereby accepts.
2.7.
Partijen hebben vanaf 18 maart 2019 onderhandeld over de tekst van de pandakte maar hebben daarover geen overeenstemming bereikt en de pandakte is niet gepasseerd.
2.8.
[eiser] heeft Lanius Limited op 19 maart 2019 verzocht om een concept aandeelhoudersbesluit op te stellen, zodat [eiser] tot bestuurder van Lanius Holding kan worden benoemd. Lanius Limited is hiertoe niet overgegaan.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - het volgende:
de dwangsom opgelegd onder r.o. 7.8 van het vonnis van 11 maart 2019 op te schorten totdat Lanius Limited haar medewerking zal hebben verleend aan het passeren van de pandakte die als productie 6 door [eiser] in het geding is gebracht, dan wel een in goede justitie te bepalen pandakte;
Lanius Limited te veroordelen binnen twee werkdagen na dagtekening van dit vonnis een aandeelhoudersbesluit op te stellen en te ondertekenen waarbij [eiser] wordt benoemd als bestuurder in Lanius Holding;
Lanius Limited te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel dat niet of niet volledig aan de vordering onder 2 wordt voldaan, met een maximum van € 1.000.000,-;
Lanius Limited te veroordelen in de proces- en nakosten van dit geding.
3.2.
Lanius Limited voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
Lanius Limited vordert - samengevat - in reconventie [eiser] te veroordelen:
te bewerkstelligen dat de leveringsakte zoals door Lanius Limited als productie 11 in het geding gebracht, waarin de aandelen worden teruggeleverd in het geval het vonnis van 11 maart 2019 in hoger beroep wordt vernietigd, binnen vijf werkdagen na dagtekening van dit vonnis wordt gepasseerd;
te bewerkstelligen dat de pandakte zoals door Lanius Limited als productie 10 in het geding gebracht binnen vijf werkdagen na dagtekening van dit vonnis wordt gepasseerd;
tot betaling van een dwangsom aan Lanius Limited van € 50.000,- voor iedere dag dat niet volledig aan de vorderingen onder 1 en 2 wordt voldaan, met een maximum van € 50.000.000,-,
voorwaardelijk, onder de voorwaarde dat Lanius Limited in conventie wordt veroordeeld tot benoeming van [eiser] als bestuurder van Lanius Holding, om akkoord te gaan met de volgende ontbindende voorwaarde voor zijn benoeming:
‘vernietiging of terzijdestelling van het vonnis van de voorzieningenrechter van 11 maart 2019 danwel vernietiging of terzijdestelling van dit vonnis waarbij Lanius Limited in conventie is veroordeeld tot benoeming van [eiser] als bestuurder van Lanius Holding B.V.’
5. in de proces- en nakosten in (voorwaardelijke) reconventie.
4.2.
[eiser] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie gezamenlijk worden behandeld.
Betekening dagvaarding
5.2.
Lanius Limited heeft aangevoerd dat de dagvaarding onjuist is betekend ten aanzien van de vordering die betrekking heeft op de benoeming van [eiser] tot bestuurder van Lanius Holding. Anders dan Lanius Limited heeft aangevoerd leidt dit niet tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] . Op grond van artikel 66 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) brengt een onjuiste betekening van de dagvaarding nietigheid mee, maar slechts voor zover aannemelijk is dat degene voor wie het exploot is bestemd door het gebrek onredelijk is benadeeld. Lanius Limited heeft ter zitting desgevraagd het standpunt ingenomen dat de (volgens haar te) korte dagvaardingstermijn haar voor problemen heeft gesteld, maar dat zij wel in staat is om verweer te voeren. Daaruit volgt, voor zover de dagvaarding onjuist betekend zou zijn, dat de daaruit voortvloeiende nietigheid is gedekt.
Rechtsmacht rechtbank Amsterdam en toepasselijk recht
5.3.
Artikel 4 Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Verordening II) bepaalt dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde partij bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Lanius Limited heeft blijkens de dagvaarding woonplaats gekozen in Amsterdam ten kantore van haar advocaten. Uit haar verweer volgt dat dit wat haar betreft alleen geldt voor de vordering met betrekking tot de in het vonnis van 11 maart 2019 opgelegde dwangsom en niet voor de vordering tot benoeming van [eiser] tot bestuurder van Lanius Holding. Voor de conventionele vordering die betrekking heeft op de benoeming van [eiser] tot bestuurder heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank evenwel ook internationale rechtsmacht op grond van artikel 25 EEX-Verordening II, omdat partijen in artikel 20.2 van de aandeelhoudersovereenkomst de rechtbank Amsterdam exclusief bevoegd hebben verklaard. Lanius Limited heeft aangevoerd dat de aandeelhoudersovereenkomst nog niet in werking is getreden, maar daartegen heeft [eiser] terecht aangevoerd dat dit wel het geval is. Hij heeft ook inmiddels 25% van de aandelen in Lanius Holding geleverd gekregen. De forumkeuze in de aandeelhoudersovereenkomst is dus van toepassing en de voorzieningenrechter van deze rechtbank is bevoegd om van de vorderingen in conventie en tevens die in (voorwaardelijke) reconventie kennis te nemen.
5.4.
De vordering in conventie ten aanzien van de dwangsom moet met toepassing van artikel 611d Rv naar Nederlands recht worden beoordeeld. In artikel 20.1 van de aandeelhoudersovereenkomst hebben partijen Nederlands recht exclusief van toepassing verklaard op de overeenkomst. Zoals hiervoor geoordeeld is de aandeelhoudersovereenkomst in werking getreden. Dat betekent dat de overige vorderingen in conventie en de vorderingen in (voorwaardelijke) reconventie ook naar Nederlands recht moeten worden beoordeeld.
Vorderingen opschorten dwangsom en passeren pandakte
5.5.
[eiser] is in het vonnis van 11 maart 2019 veroordeeld om te bewerkstelligen dat de pandakte zoals in concept aangehecht aan de aandeelhoudersovereenkomst zal worden gepasseerd. Lanius Limited wil daaraan niet meewerken omdat volgens haar die concept pandakte op een aantal punten moet worden aangepast. [eiser] is het daar niet mee eens. De punten waarover partijen het niet eens zijn, zijn de definitie van ‘Obligor’ en ‘Secured Obligations’ en of het pandrecht moet worden gevestigd tot zekerheid van de terugbetaling van de lening van USD 25.000.000,- van Rosbelt International Ltd (Rosbelt) aan Lanius en de leningen van Lang International Holding Ltd (Lang) aan [eiser] voor een bedrag van ruim USD 5.000.000,- die zijn vermeld in Schedule 2 bij de aandeelhoudersovereenkomst. Lanius Limited stelt dat het pandrecht gevestigd moet worden voor alle leningen. [eiser] stelt dat het pandrecht enkel moet worden gevestigd voor de leningen van Lang aan hem.
5.6.
Lanius Limited voert terecht aan dat de conceptakte die als bijlage 5 is aangehecht aan de aandeelhoudersovereenkomst zonder enige aanpassing een loze akte is: er wordt dan geen enkel pandrecht gevestigd omdat de definitie van Secured Obligations beperkt is tot betalingsverplichtingen van [eiser] aan Lanius Limited (Pledgee), terwijl tussen partijen vaststaat dat die verplichtingen niet bestaan. Lanius Limited heeft echter wel in het eerdere kort geding gevorderd [eiser] te veroordelen om mee te werken om deze akte te passeren, welke vordering is toegewezen in het vonnis van 11 maart 2019. Onder deze omstandigheden is sprake van een onmogelijkheid in de zin van artikel 611d Rv aan de zijde van [eiser] om aan de veroordeling te voldoen, zodat de dwangsom moet worden opgeschort totdat Lanius Limited meewerkt aan het passeren van een pandakte waarvan de tekst juist is en de bedoeling van partijen weergeeft. De concept pandakte kán niet juist zijn. Voor het bepalen van de juiste tekst is uitleg van de aandeelhoudersovereenkomst en de pandakte nodig, op de hiervoor onder 5.5. genoemde geschilpunten.
5.7.
[eiser] heeft vooral betoogd dat het niet de bedoeling is dat hij door het vestigen van het pandrecht instaat voor de nakoming van de aflossingsverplichtingen van Lanius uit hoofde van de lening van Rosbelt, zodat de definitie van Obligor niet met Lanius moet worden aangevuld. Hij heeft wel erkend dat het de bedoeling van partijen was dat hij met het vestigen van het pandrecht zekerheid zou verstrekken voor de terugbetaling van de leningen van Lang aan hem zoals vermeld in Schedule 2 bij de aandeelhoudersovereenkomst. De conclusie is dan ook dat de definitie van Secured Obligations in elk geval moet worden aangepast, omdat laatstbedoelde zekerheid anders niet wordt verstrekt. De woorden “to the Pledgee” moeten daaruit worden verwijderd.
Volgens Lanius Limited is het wel degelijk de bedoeling van partijen geweest dat [eiser] ook zekerheid zou verschaffen voor de nakoming van de aflossingsverplichtingen van Lanius aan Rosbelt, voortvloeiend uit de geldlening van Rosbelt aan Lanius. Zij wijst erop dat het overduidelijk de bedoeling van partijen is geweest dat [eiser] pas profijt van zijn aandelen zou hebben als de leningen van Rosbelt en Lang zouden zijn terugbetaald. Die terugbetaling was essentieel en de leningen worden ook genoemd in de concept pandakte. Bovendien hebben de advocaten van [eiser] zich meerdere keren in overeenstemming hiermee uitgelaten, aldus Lanius Limited. Zij gaat er echter aan voorbij dat de bedoeling van partijen over het uitgestelde profijt van [eiser] weliswaar duidelijk is, maar dat dit niet hetzelfde is als de afspraak over de vestiging van het pandrecht. Dat het van beide partijen de bedoeling was dat [eiser] ook voor de lening van Rosbelt aan Lanius een pandrecht zou vestigen op zijn aandelen in Lanius Holding kan uit de aandeelhoudersovereenkomst en de concept pandakte, in samenhang bezien, niet worden afgeleid. Integendeel, in de definitie van Secured Obligations worden de betalingsverplichtingen van [eiser] waarvoor het pandrecht wordt gevestigd (zie 3.1. van de concept pandakte) beschreven als ‘
under or in connection with the Loan Agreement’.De Loan Agreement is, zo volgt uit artikel 1 aanhef en 1.2. onder g van de concept pandakte, de definitie voor de leningen van Lang aan [eiser] zoals vermeld in Schedule 2 bij de aandeelhoudersovereenkomst. Het ligt ook voor de hand dat [eiser] niet bereid was en is om een meer omvattend pandrecht te geven, omdat hij dan het risico zou lopen zijn aandelen te verliezen indien Lanius de lening niet (volledig) zou terugbetalen aan Rosbelt. Dit brengt mee dat in dit kort geding de uitleg die Lanius Limited geeft aan de bedoeling van partijen niet aannemelijk is. Er is daarom onvoldoende grond om [eiser] te veroordelen, zoals in reconventie door Lanius Limited gevorderd, om te bewerkstelligen dat een pandakte wordt gepasseerd waarin [eiser] een pandrecht geeft mede tot zekerheid van de terugbetaling aan Rosbelt door Lanius van de geldlening van USD 25.000.000,-.
5.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser] om de opgelegde dwangsom van het vonnis van 11 maart 2019 op te schorten, zal worden toegewezen. Zijn vordering dat hij mag opschorten totdat Lanius Limited haar medewerking zal hebben verleend aan het passeren van de pandakte zoals die door [eiser] als productie 6 in het geding is gebracht, zal echter worden afgewezen.
5.9.
De concept pandakte zoals aangehecht aan de aandeelhoudersovereenkomst als Schedule 5 zal wel moeten worden aangepast. Bij de definitie van ‘Secured Obligations’ zoals in de pandakte verwoord onder 1.1. aanhef en sub k zullen de woorden ‘to the Pledgee’ moeten worden verwijderd en achter ‘Loan Agreement’ zal kunnen worden toegevoegd: “(the loans as recorded in Schedule 2 of the Shareholdersagreement)”. Andere slordigheden in de concept pandakte zullen aan de notaris moeten worden voorgelegd, die de pandakte in overeenstemming met dit vonnis zal moeten opmaken.
5.10.
Op grond van bovenstaande zal de reconventionele vordering van Lanius Limited om [eiser] te veroordelen te bewerkstelligen dat de pandakte zoals die door haar als productie 10 in het geding is gebracht worden afgewezen.
Vorderingen benoeming bestuurder
5.11.
Op grond van artikel 3.9 van de aandeelhoudersovereenkomst is Lanius Limited gehouden om [eiser] tot bestuurder van Lanius Holding te benoemen. [eiser] heeft er een groot en spoedeisend belang bij dat dit ook snel gebeurt: hij zal dan meer invloed hebben op het beleid van Lanius Holding en betere toegang hebben tot informatie. Daar staat tegenover dat Lanius Limited vreest dat benoeming van [eiser] tot een impasse in de besluitvorming zal leiden en niet in het belang is van Lanius Holding. Die veronderstelling weegt echter niet zwaar genoeg tegenover het belang van [eiser] om tot bestuurder te worden benoemd, zodat zijn daartoe strekkende vordering zal worden toegewezen. Er is wel aanleiding om de termijn waarbinnen [eiser] tot bestuurder moet worden benoemd te verlengen tot vijf werkdagen na dit vonnis. Ook de gevorderde dwangsom zal worden toegewezen.
5.12.
Nu [eiser] moet worden benoemd als bestuurder van Lanius Holding is de voorwaarde voor de reconventionele vordering zoals hiervoor genoemd in r.o. 4.1. onder 4 vervuld. [eiser] heeft geen verweer gevoerd tegen het opnemen van een ontbindende voorwaarde in het aandeelhoudersbesluit waarbij hij wordt benoemd tot bestuurder van Lanius Holding, zodat deze vordering als onweersproken zal worden toegewezen.
Passeren leveringsakte
5.13.
Op 18 maart 2019 is de akte tot levering, op grond waarvan 25% van de aandelen in Lanius Holding aan [eiser] is overgedragen, gepasseerd. Lanius Limited wilde, kort gezegd, dat de mogelijke vernietiging van het vonnis van 11 maart 2019 in hoger beroep zou worden opgenomen in de leveringsakte als ontbindende voorwaarde voor de levering van de aandelen. [eiser] heeft dit geweigerd. Lanius Limited vordert in reconventie, kort gezegd, dat [eiser] moet meewerken aan het terugleveren van de aandelen onder de opschortende voorwaarde van vernietiging van het vonnis van 11 maart 2019 in hoger beroep. Ter zitting heeft [eiser] desgevraagd meegedeeld dat hij geen materiële bezwaren heeft tegen deze vordering. Formeel gezien vindt hij het echter niet nodig. Als in hoger beroep het vonnis wordt vernietigd, dan zal hij meewerken aan het terugleveren van de aandelen, aldus [eiser] . Lanius Limited heeft echter belang bij deze vordering voor het geval het vonnis van 11 maart 2019 in hoger beroep wordt vernietigd en [eiser] toch zou weigeren de aandelen terug te leveren. De vordering zal daarom worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. [eiser] heeft ter zitting meegedeeld dat hij bij vernietiging van het vonnis zal meewerken aan het terugleveren van de aandelen. Een dwangsom is daarom nu nog niet aan de orde. Vooralsnog mag verwacht worden dat [eiser] vrijwillig zal meewerken.
Proceskosten
5.14.
Lanius Limited zal in conventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proces- en nakosten.
5.15.
De proceskosten worden aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 99,01,
- griffierecht € 297,00,
- salaris advocaat € 980,00,
Totaal € 1.376,01.
5.16.
Nu partijen in reconventie over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten in reconventie worden verrekend, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
schort de dwangsom opgelegd onder r.o. 7.8 van het vonnis van 11 maart 2019 op totdat Lanius Limited haar medewerking zal hebben verleend aan het passeren van een pandakte in lijn met hetgeen onder r.o. 5.7 en 5.9 van dit vonnis is overwogen,
6.2.
veroordeelt Lanius Limited om binnen vijf werkdagen na dagtekening van dit vonnis een aandeelhoudersbesluit op te stellen en te ondertekenen waarbij [eiser] wordt benoemd tot bestuurder van Lanius Holding, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag waarop niet aan deze veroordeling wordt voldaan, tot een maximum van € 1.000.000,-,
6.3.
veroordeelt Lanius Limited tot betaling aan [eiser] van de proceskosten, tot heden aan zijn zijde begroot op € 1.376,01,
6.4.
veroordeelt Lanius Limited in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 157,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.7.
veroordeelt [eiser] te bewerkstelligen dat de leveringsakte zoals door Lanius Limited als productie 11 in het geding gebracht binnen vijf werkdagen na dagtekening van dit vonnis wordt gepasseerd,
6.8.
bepaalt dat [eiser] akkoord moet gaan met de volgende ontbindende voorwaarde in het aandeelhoudersbesluit waarbij hij wordt benoemd als bestuurder van Lanius Holding:

vernietiging of terzijdestelling van het vonnis van de voorzieningenrechter van 11 maart 2019 danwel vernietiging of terzijdestelling van het vonnis van de voorzieningenrechter van 29 april 2019 waarbij Lanius Limited in conventie is veroordeeld tot benoeming van [eiser] als bestuurder van Lanius Holding B.V.
6.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.10.
verrekent de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2019. [1]

Voetnoten

1.type: MvG