4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 1 maart 2018 heeft mevrouw [slachtoffer] (destijds 81 jaar oud), aangifte gedaan van diefstal van haar pinpas en diefstal van geldbedragen door middel van een zogenoemde ‘babbeltruc’. Uit de verklaring van aangeefster en de overige stukken in het dossier kan het volgende worden afgeleid. Aangeefster werd om 15.39 uur gebeld door een man die haar vroeg of zij een brief had ontvangen voor het controleren van de waterleidingen. De man belde met het telefoonnummer eindigend op * [nummer 1] . Na aandringen door de man heeft aangeefster ingestemd met de controle. Kort na dit telefoongesprek, om 15.45 uur, werd er door een vrouw aangebeld bij aangeefster. Aangeefster heeft de vrouw binnengelaten en heeft op verzoek van de vrouw de kraan in de keuken en vervolgens de kraan van de wastafel in de badkamer opengedraaid. De vrouw is ongeveer 10 minuten binnen geweest. Om 16.29 uur werd aangeefster wederom gebeld, dit keer door een man die zich voordeed als medewerker van de bank. De stem van de man dacht aangeefster te herkennen als de man die zij eerder aan de telefoon had gehad over de waterleidingen. Op aandringen van de man heeft aangeefster haar pincode doorgegeven, opdat de man aan de telefoon haar pincode op haar nieuwe bankpas zou activeren. Later merkte zij dat haar pinpas en een geldbedrag van € 60,- uit haar portemonnee waren weggenomen. Uit onderzoek is gebleken dat op 1 maart 2018 twee geldbedragen van haar rekening waren gepind. Om 17.09 uur is bij de pinautomaat van de ABN AMRO bank aan de Amstelveenseweg in Amsterdam een geldbedrag van € 250,- gepind en om 16.45 uur bij de pinautomaat van de ING bank aan de Beethovenstraat in Amsterdam een geldbedrag van € 1.000,-.
Uit onderzoek is verder gebleken dat de simkaart behorende bij het telefoonnummer eindigend op * [nummer 1] alleen gekoppeld is geweest aan imeinummer eindigend op * [nummer 2] en op 1 maart 2018 is verkocht in een GSM winkel in Amsterdam. Voornoemd imeinummer is alleen op 1 maart 2018 tussen 15.02 uur en 16.29 uur gebruikt. Door het opsporingsteam zijn de camerabeelden uitgekeken die zijn opgenomen in en om de betreffende GSM winkel. Op de beelden is te zien dat een man op 1 maart 2018 om 14.58 uur de winkel is binnen gegaan, aldaar een telefoon heeft gekocht en hij om 15.03 uur de winkel weer heeft verlaten. Direct hierna werd de simkaart geactiveerd en met beltegoed opgewaardeerd. Door meerdere verbalisanten werd de man op deze beelden herkend als zijnde verdachte. Verdachte heeft ook bekend, ook ter terechtzitting ten overstaan van de rechtbank, dat hij de man is die op voornoemde beelden is te zien. Ook heeft verdachte erkend dat hij toen een telefoon en simkaart had gekocht.
Op deze beelden is te zien dat verdachte een zwarte trui met een witte streep droeg en dat hij zwarte schoenen aan had met daarop een wit vlak. Voorts is te zien dat verdachte bij het verlaten van de winkel een pet heeft opgezet en in een donkerkleurige auto is gestapt. Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij in een auto is gestapt. In deze auto zaten nog vier andere personen, waaronder een vrouw aan wie hij de telefoon en de simkaart heeft afgegeven, aldus verdachte.
Door het opsporingsteam zijn camerabeelden uitgekeken die zijn opgenomen in de portiek van de flat aan het [adres slachtoffer] (de woning van [slachtoffer] ), waarop te zien is dat daar om 15.45 uur een vrouw en twee mannen zijn binnengegaan.
Door [verbalisant 1] is geverbaliseerd dat op camerabeelden van de winkel [naam winkel] , die op 1 maart 2018 zijn opgenomen, is te zien dat de eerdergenoemde auto om 17.06 uur over de Amstelveenseweg reed en dat deze rechtsaf de Valeriusstraat in sloeg. Om 17.07 uur werd gezien dat een vrouw de Valeriusstraat uit kwam lopen en dat zij in de richting van de pinautomaat van de ABN AMRO bank liep, waar zoals gezegd om 17.09 uur een geldbedrag werd gepind van de rekening van aangeefster. Zij werd gevolgd door een man die qua signalement overeenkwam met verdachte, aldus [verbalisant 1] .
Door [verbalisant 1] is geconcludeerd dat NNman1, op de beelden in de flat, dezelfde persoon is als de persoon op de beelden van de GSM winkel, zijnde verdachte. [verbalisant 1] heeft verdachte herkend aan de pet die hij op had, de schoenen die hij aan had en aan zijn gezicht.
Ook verbalisant [verbalisant 2] heeft verdachte op de beelden herkend. Hij heeft beschreven dat hij verdachte ambtshalve kent en dat hij in die hoedanigheid meerdere keren met verdachte te maken heeft gehad. Op 24 maart 2018 heeft [verbalisant 2] verdachte voor het laatst gezien en heeft hem toen uitvoerig gesproken op het politiebureau in Enschede. [verbalisant 2] heeft verdachte herkend aan zijn gezicht, postuur, houding en manier van lopen.
Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten steeds ontkend.
Is verdachte de man op de beelden?
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaamheid moet worden betracht bij het toekennen van bewijskracht aan herkenningen. Bij de beoordeling van het bewijs moet worden getoetst of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Verdachte is door zowel verbalisant [verbalisant 1] als door [verbalisant 2] herkend op de beelden in de GSM winkel en in de portiek van de flat aan het [adres slachtoffer] . [verbalisant 1] heeft de man op de beelden bij de ABN AMRO bank ook herkend als degene die de simkaart in de telefoonwinkel heeft gekocht. Uit de verklaring van [verbalisant 2] kan worden opgemaakt dat hij meerdere werkgerelateerde contacten heeft gehad met verdachte, waardoor gezegd kan worden dat hij meer dan gemiddeld in staat is om verdachte te herkennen. Dit gegeven maakt de herkenning van [verbalisant 2] sterk. De rechtbank is van oordeel dat de herkenningen van verdachte door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voldoende betrouwbaar zijn en bruikbaar voor het bewijs, omdat zij in belangrijke mate worden ondersteund door ander bewijs. De rechtbank betrekt de volgende feiten en omstandigheden bij haar oordeel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 1 maart 2018 om omstreeks 15.00 uur een telefoon met simkaart heeft gekocht en dat aangeefster vervolgens met het telefoonnummer behorend bij deze simkaart om 15.39 uur is gebeld. Om 15.03 uur heeft verdachte de winkel verlaten. Op de beelden is te zien dat verdachte zwarte schoenen met daarop een wit vlak aan had. Voorts is te zien dat hij bij het verlaten van de winkel een pet op zette. Verdachte is vervolgens in een auto gestapt, welke auto op verschillende plekken is waargenomen. Om 15.45 uur werd gezien dat twee mannen en een vrouw de flat aan het [adres slachtoffer] in liepen. De rechtbank merkt op dat op de stills van die beelden is te zien dat de man zwarte schoenen met daarop een wit vlak aan had en dat hij een pet droeg. Deze schoenen en pet vertonen sterke gelijkenissen met de schoenen en pet die verdachte droeg bij het verlaten van de GSM winkel. Verbalisanten herkennen verdachte op die beelden.
Tegenover deze feiten en omstandigheden staat slechts de enkele ontkenning van verdachte en zijn alternatieve verklaring dat hij de telefoon heeft gekocht en heeft afgegeven aan een vrouw, zijn toenmalige vriendin met wie hij via deze telefoon contact wilde houden. De verklaring heeft verdachte verder geen handen en voeten gegeven. De verklaring is in het licht van het bewijs in het dossier ook niet geloofwaardig.
Alle voornoemde feiten en omstandigheden zijn, gelet ook op het korte tijdsbestek waarin een en ander heeft plaatsgevonden en in onderlinge samenhang bezien, voldoende om buiten redelijke twijfel te stellen dat verdachte degene is geweest die op de beelden in de flat is te zien en dus op 1 maart 2018 samen met een man en een vrouw in de flat van aangeefster was. Verdachte was van meet af aan betrokken bij de zogenoemde ‘babbeltruc’. Verdachte heeft de telefoon/simkaart gekocht waarmee aangeefster is gebeld. Aangeefster is door verdachte(n) om de tuin geleid en heeft verdachte(n) in goed vertrouwen haar woning binnen gelaten. Verdachte(n) hebben de pinpas en een geldbedrag uit de portemonnee van aangeefster weggenomen en hebben vervolgens twee grote geldbedragen gepind. Hierbij was verdachte ook aanwezig.
MedeplegenDe rechtbank acht voorts met betrekking tot de feiten 1 en 2 bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan diefstal van de pinpas, een geldbedrag en vervolgens de diefstal van meerdere geldbedragen van de rekening van aangeefster. Uit het voorgaande blijkt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en in ieder geval twee mededaders.
Op grond van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten samen met anderen heeft begaan.