ECLI:NL:RBAMS:2019:3530

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
13/729040-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring voor ongeoorloofd bezit van cocaïne, witwassen en voorbereidingshandelingen

Op 21 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen schuldig is bevonden aan het ongeoorloofd bezit van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en het plegen van voorbereidingshandelingen. De verdachte, geboren in 1976 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd op 8 augustus 2018 aangehouden in Amsterdam. Tijdens de doorzoekingen in twee woningen werden naast 12,7 kilogram cocaïne ook diverse goederen aangetroffen die gebruikt worden voor de productie van drugs, evenals een geldbedrag van € 71.040,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen, omdat het geldbedrag niet kon worden verklaard door legale inkomsten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten, wat de bewezenverklaring van medeplegen ondersteunt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar de bewezenverklaring van de overige feiten is in overeenstemming met de beschikbare bewijsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/729040-18 (Promis)
Datum uitspraak: 21 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Kerkhoff en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. van Stratum naar voren hebben gebracht.

2.Inleiding

2.1.
Onderzoek 13HAILSHAM/medeverdachten
Het onderzoek 13Hailsham heeft geleid tot de gelijktijdige berechting van verdachte en de volgende medeverdachten:
  • [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] )
  • [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] )
  • [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] )
2.2.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 8 augustus 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (van) een voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR 71.040,-, in elk geval enig geldbedrag
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd voorwerp was en/of voornoemd voorwerp voorhanden had
en/of
voornoemd voorwerp heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van voornoemd voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (geheel of gedeeltelijk) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 april 2018 tot en met 8 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (onder meer):
( [adres 1] , Amsterdam)
- een hoeveelheid van ongeveer 12,706 kilogram cocaïne (te weten twee blokken van 2190 gram (goednummers 5616421 en 5616422 in AH-tas 1 5614631) en/of twee blokken van 2145 (goednummers 5616424 en 5616426 in AH-tas 2 5614633) gram en/of een blok van 1177 gram (goednummer 5616423 in AH-tas 3 5614635) en/of een blok van 1030 en/of een blok van 1031 (goednummers 5616416 en 5616417 in AH-tas 4 5614636) en/of een blok van 1153 gram (goednummer 5616418 in AH-tas 4 5614636) en/of een blok van 534 gram (goednummer 5616420 in AH-tas 4 5614636) en/of twee brokken van 219 gram (goednummer 5616415 in AH-tas 4 5614636) en/of een blok van 1154 gram (goednummer 5616428 in AH-tas 5 5614638) en/of twee blokken van 2073 gram (goednummers 5616430 en 5616431 in Lidl-tas 5614639), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
( [adres 2] , Amsterdam)
- een hoeveelheid van (ongeveer) 13 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 26 juli 2018 tot en met 8 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (onder meer):
een hoeveelheid, te weten een brokje van 15,4 gram en een brokje van 9,25 gram, hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) geleden in of omstreeks de periode van 22 april 2018 tot en met 8 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen,
- stoffen en/of voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen,
hebbende verdachte en/of (een of meer) van zijn mededader(s)
voorhanden gehad een of meer:
- ( hydraulische) persmachine(s) en/of
- persblok(ken) en/of
- vacuümmachine(s)/sealappara(a)t(en) en/of-
- sealbag(s) en/of
- zwarte rubberen verpakkingsmateriaal en/of
- ( grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën en/of (versnijdings)middel(en), te weten onder meer procaïne en/of lidocaïne en/of methylethylketon, bestemd voor het versnijden en/of wassen en/of bewerken en/of verwerken van cocaïne en/of andere middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1
- harde schijf/schijven en/of
- administratie(s) en/of document(en) met aantekeningen en/of
- laptop(s) en/of
- telefoon(s) en/of
- auto('s)
waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die goed(eren) bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft overeenkomstig het door haar op schrift gestelde requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onderdeel medeplegen in de feiten 1 en 3. De officier van justitie heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde witwassen is niet gebleken dat verdachte en zijn vriendin over inkomen beschikken die de herkomst van het aangetroffen geldbedrag van € 71.040,- verklaart. Er kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het aangetroffen geld een legale herkomst heeft en de conclusie is dan ook dat het geld afkomstig is van enig misdrijf. Voor de feiten 2 en 4 geldt dat bewezen kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij de productie van de in de woning aangetroffen cocaïne en dat hij goederen aanwezig heeft gehad die gebruikt worden voor de productie van cocaïne. Verdachte is veelvuldig in de woning aanwezig, zijn dactyloscopische sporen zijn op verschillende tasjes met cocaïne aangetroffen en zijn persoonlijke spullen lagen op tafel. Op die tafel werd op dat moment een nieuw sjabloon/logo gemaakt dat op drugs kon worden gebruikt. Verdachte heeft geen verklaring voor zijn aanwezigheid in de woning afgelegd. Er zijn voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er sprake was van beschikkingsmacht en wetenschap van alles wat in de woning is aangetroffen. Het aantreffen van de verschillende verdachten in en nabij de woning, het contact tussen de verdachten, de dactyloscopische sporen van verschillende verdachten op de tassen waarin cocaïne werd bewaard en het notitieboekje dat wijst op een verdeling in winst tussen de verschillende verdachten, geven aan dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking bij de productie van de drugs en het aanwezig hebben van de goederen om de drugs mee te fabriceren. Tot slot is in de woning van verdachte cocaïne (onderdeel feit 2) en hasj (feit 3) aangetroffen. Bewezen kan worden dat verdachte deze verdovende middelen voor handen heeft gehad.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn pleitaantekeningen bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Uit de omstandigheid dat verdachte op 8 augustus 2018 in de woning aan de [adres 1] is aangehouden volgt niet dat hij als medepleger bij een laboratorium en het verwerken van cocaïne strafbaar betrokken zou zijn geweest. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte ontkent dat hij op de hoogte was van hetgeen in de woning is aangetroffen. Het opzet op het aanwezig hebben van de cocaïne en de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen kan niet worden bewezen. De zeer kortdurende en zeer beperkte bijdrage levert geen bijdrage van zodanig gewicht op voor medeplegen van het voorhanden hebben van ruim 12 kilo cocaïne en de andere ten laste gelegde voorwerpen. Ten aanzien van de in de woning van verdachte aan de [adres 2] aangetroffen hasj en cocaïne dient eveneens vrijspraak te volgen. Verdachte was tijdens de doorzoeking niet aanwezig, er is geen forensisch bewijs tegen verdachte en er kwamen ook nog andere mensen in die woning, zodat niet kan worden vastgesteld dat het niet anders kan dan dat verdachte deze middelen voorhanden heeft gehad, ook niet als medepleger. Voor het onder 1 ten laste gelegde witwassen is geen bewijs dat verdachte het geld zou hebben verdiend met criminele activiteiten. Verdachte en zijn echtgenote [naam 1] kunnen in ieder geval een deel van het aangetroffen geld verantwoorden aan de hand van legale inkomsten uit arbeid en legaal bancair geld. Er is sprake van vermenging. Wanneer vrijspraak volgt voor de overige ten laste gelegde feiten is er geen gronddelict meer aanwezig. Er kan daarmee niet worden vastgesteld dat het niet anders kan dan dat hier misdrijfgeld aan de orde was, zodat vrijspraak voor feit 1 dient te volgen, in ieder geval voor het ten laste gelegde medeplegen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Naar aanleiding van afgeschermde informatie inhoudende
dat de bewoners/gebruikers van [adres 2] te Amsterdam, waaronder [verdachte] , criminele contacten zouden hebben en betrokken zouden zijn bij overdachten van verdovende middelen [2] is een opsporingsonderzoek gestart onder de naam 13Hailsham. In het kader van die verdenking hebben op verschillende data observaties plaatsgevonden en is er een peilbaken geplaatst in de Chevrolet Aveo met het kenteken [nummer] welke auto in gebruik was bij [verdachte] .
Op 8 augustus 2018 zijn [verdachte] en [medeverdachte 3] in de woning aan de [adres 1] te Amsterdam aangehouden. [3] [medeverdachte 1] [4] en [medeverdachte 2] [5] zijn later die dag afzonderlijk van elkaar in de nabijheid van deze woning aangehouden. Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres 1] zijn naast 12,7 kilo cocaïne diverse goederen aangetroffen zoals verpakkingsmateriaal, weegschalen, een pers, een tweetal mallen, diverse logo’s en chemicaliën zoals methylethylketon (MEK), zoutzuur, zwavelzuur, aceton en lidocaïne. [6] Tijdens de doorzoeking is een cocaïne geur waargenomen. [7]
Tijdens de doorzoeking op 8 augustus 2018 in de woning aan de [adres 2] te Amsterdam zijn onder andere een contant geldbedrag van in totaal € 71.040,- [8] , mobiele telefoons, administratie, harde schijf, hasjiesj (2 brokjes van 15,4 gram en 9,25 gram) [9] en een laptop aangetroffen. [10]
Aantreffen cocaïne (feit 2) en voorbereidingshandelingen (feit 4)
Vrijspraak ten aanzien van de cocaïnevondst in de [adres 2]
Uit het dossier volgt dat er witte brokjes poeder aangetroffen in de keukenla in beslag zijn genomen onder het nummer 5616404. De officier van justitie heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de brokjes zijn onderzocht en dat het rapport op pagina 280 van het dossier de uitslag van het onderzoek naar de brokjes weergeeft. De rechtbank stelt vast dat de itemnummers niet overeenkomen en dat uit het dossier niet volgt dat het rapport op pagina 280 van het dossier behoort bij de in de keukenla aangetroffen brokjes witte poeder. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de beschuldiging dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van de vondst in de [adres 1]
Vooropgesteld moet worden dat er volgens vaste rechtspraak vanuit kan worden gegaan dat een gebruiker/bewoner van een woning geacht wordt bekend te zijn met alles wat zich in de woning bevindt en afspeelt. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als verdachte een aannemelijke verklaring heeft voor het tegendeel. Daarnaast is volgens vaste rechtspraak voor de vraag of een verdachte opzettelijk drugs aanwezig heeft gehad als bedoeld in artikel 2 onder C Opiumwet, niet doorslaggevend aan wie de drugs toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. Voldoende is dat de onder de Opiumwet vallende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevinden en dat verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop.
Uit de waarnemingen welke op 31 juli 2018, 1, 7 en 8 augustus 2018 hebben plaatsgevonden, volgt dat [verdachte] veelvuldig aanwezig is in de betreffende woning aan de [adres 1] . [11] Uit analyse van de geregistreerde ritten van het peilbaken in de periode 26 juli 2018 tot en met 6 augustus 2018 blijkt dat de auto van het merk Aveo bijna dagelijks op de [adres 1] wordt waargenomen en nagenoeg elke keer terug reed naar de [adres 3] [12] ; de ondergrondse parkeergarage van de verblijfplaats van [verdachte] , de [adres 2] te Amsterdam. [13] De bezoekjes aan de [adres 1] vinden veelvuldig plaats tijdens de nachtelijke uren. Uit onderzoek komt naar voren dat de telefoon die aan verdachte wordt toegeschreven in de maanden tussen juni en augustus 2018 veelvuldig uitpeilt in de omgeving van de [adres 1] . Ten tijde van de aanhouding is verdachte in de woning aanwezig. [14] Op de tafel in de woning wordt, naast een sjabloon met het logo C38, een tasje met hierin documenten op naam van verdachte aangetroffen. [15] In de woning van verdachte is een laptop aangetroffen waarop zoektermen als “C38” en “Bull” zijn gevonden. [16] Van verdachte zijn in de woning vingerafdrukken aangetroffen op drie verschillende Albert Heijntassen, met in die drie tassen blokken cocaïne.
Verdachte heeft zich bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzitting beroepen op zijn zwijgrecht ten aanzien van zijn aanwezigheid in de woning, de aangetroffen verdovende middelen en andere voorwerpen, zodat er geen mogelijk ontlastende verklaring van verdachte voorligt die de rechtbank op geloofwaardigheid of aannemelijkheid kan toetsen.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte moet hebben geweten van de aanwezigheid van de aangetroffen cocaïne en voorwerpen die zich in de woning [adres 1] bevonden en dat hij daar ook over kon beschikken. Het meest in het oog springen zijn vingerafdrukken op de tassen met cocaïne waar hij geen verklaring voor heeft. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte van niets wist en slechts bij toeval in deze woning aanwezig was. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat in de woning ook daadwerkelijk cocaïne werd geproduceerd.
Medeplegen
De rechtbank stelt vast dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan onder meer worden afgeleid uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de uitvoering van het delict en het belang van de rol van de verdachte.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Uit zowel de inhoud van de onderlinge telefonische contacten, het uitpeilen van de telefoons als uit de observaties volgt dat verdachte en medeverdachten veelvuldig aanwezig waren in de woning. Verdachte en de medeverdachten zijn alle vier aangehouden in en nabij de woning aan de [adres 1] waarin een grote hoeveelheid cocaïne en goederen die gebruikt worden bij de productie/bewerking van cocaïne zijn aangetroffen. De cocaïne en de betreffende voorwerpen bevonden zich in de machtssfeer van verdachte en medeverdachten en er zijn ook dactyloscopische sporen van verdachte en medeverdachten op de tassen waarin de cocaïne werd bewaard aangetroffen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan.
Periode
De rechtbank stelt vast dat de strafbare feiten weliswaar zijn gepleegd binnen de tenlastegelegde periode. De rechtbank wil wel aannemen dat de periode waarin de strafbare feiten zijn begaan een kortere periode betreft, zoals de verdediging bepleit, dan de periode waar de officier van justitie vanuit gaat. Nu naar het oordeel van rechtbank wel vaststaat dat de feiten binnen de tenlastegelegde periode zijn gepleegd, neemt zij deze periode over in de bewezenverklaring.
Conclusie feit 2 en 4
Het voorgaande leidt er toe dat de rechtbank van oordeel is dat bewezen kan worden dat verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met uitzondering van de vermeende cocaïnevondst (de witte brokjes poeder aangetroffen in de keukenla) in de [adres 2] en met dien verstande dat de precieze pleegperiode niet kan worden vastgesteld.
Aanwezig hebben hasjiesj (feit 3)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat van medeplegen geen sprake is. Verdachte zal van dat onderdeel dan ook worden vrijgesproken.
Zoals hiervoor is overwogen kan er van worden uitgegaan dat een gebruiker/bewoner van een woning geacht wordt bekend te zijn met alles wat zich in de woning bevindt en afspeelt. Beoordeelt dient te worden of de hasjiesj zich in de machtssfeer van verdachte bevindt en dat verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de hasjiesj, althans van de aanmerkelijke kans daarop. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de aangetroffen hasjiesj aanwezig heeft gehad. Verdachte verblijft al geruime tijd in deze woning en niemand anders heeft de sleutel, aldus de verklaring van zijn partner [naam 1] . [17] Verdachte zelf heeft geen verklaring afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, gelet op deze omstandigheden, niet anders zijn dan dat verdachte heeft geweten van de aanwezigheid van de aangetroffen hasjiesj en dat verdachte daarover feitelijk zeggenschap had. De omstandigheid dat verdachte tijdens de doorzoeking niet in de woning aanwezig was, zoals de raadsman stelt, doet daar niet aan af.
Witwassen (feit 1)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat van medeplegen geen sprake is. Verdachte zal van dat onderdeel dan ook worden vrijgesproken.
Beoordelingskader
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat, in een geval zoals die van verdachte, waarin geen direct bewijs voor inkomsten uit strafbare feiten aanwezig is, witwassen bewezen kan worden indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Allereerst zal vastgesteld moeten worden of de in het dossier aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van een verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de vermogensbestanddelen. Een dergelijke verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen, mede een rol. Zodra het door een verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaringen van de verdachte blijkende alternatieve herkomst van de vermogensbestanddelen. Uit de resultaten van dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
Uit het dossier volgt dat verdachte samen met zijn partner gedurende vijf jaar verblijft in de woning aan de [adres 2] . [18] De rechtbank stelt vast dat er geen aanwijzingen zijn dat er naast verdachte en zijn partner ook anderen in de woning verbleven. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte op de hoogte geacht wordt te zijn van hetgeen er zich in zijn woning bevindt.
De legale en verifieerbare inkomsten van verdachte betreffen € 1.198,05 bruto in 2016, € 3.480,39 bruto in 2017 en € 3.180,- bruto in 2018 en die van zijn partner [naam 1] € 8.328,- bruto in 2016 en € 1.401,- in 2017. [19] In de woning van verdachte is een geldbedrag van € 71.040,- aangetroffen. Deze feiten en omstandigheden zijn, in onderling verband en samenhang bezien, van dien aard dat zij het vermoeden van een criminele herkomst van de door verdachte voorhanden hebbende geldbedragen zonder meer rechtvaardigen. Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van deze bedragen.
Verdachte heeft een dergelijke verklaring niet gegeven. De inkomsten van verdachte en zijn partner staan niet in verhouding tot het grote contante geldbedrag, bestaande uit onder andere 59 briefjes van € 500,- en 72 van € 200,-, dat overigens grotendeels opborgen was in een verborgen ruimte. Daar komt nog bij dat uit het dossier volgt de huur ad. € 2.000,- maandelijks contant werd betaald. [20] De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat verdachte en zijn partner over een inkomen beschikken die de herkomst van het aangetroffen geldbedrag verklaart. Het voorgaande leidt ertoe dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte zich dus schuldig heeft gemaakt aan witwassen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 8 augustus 2018 te Amsterdam, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte, een voorwerp, te weten:
-een geldbedrag van in totaal EUR 71.040,-,
voorhanden gehad, terwijl hij wist, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
op tijdstippen gelegen in de periode van 22 april 2018 tot en met 8 augustus 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad:
( [adres 1] , Amsterdam)
- een hoeveelheid van ongeveer 12,706 kilogram cocaïne (te weten twee blokken van 2190 gram (goednummers 5616421 en 5616422 in AH-tas 1 5614631) en twee blokken van 2145 (goednummers 5616424 en 5616426 in AH-tas 2 5614633) gram en een blok van 1177 gram (goednummer 5616423 in AH-tas 3 5614635) en een blok van 1030 en een blok van 1031 (goednummers 5616416 en 5616417 in AH-tas 4 5614636) en een blok van 1153 gram (goednummer 5616418 in AH-tas 4 5614636) en een blok van 534 gram (goednummer 5616420 in AH-tas 4 5614636) en twee brokken van 219 gram (goednummer 5616415 in AH-tas 4 5614636) en een blok van 1154 gram (goednummer 5616428 in AH-tas 5 5614638) en twee blokken van 2073 gram (goednummers 5616430 en 5616431 in Lidl-tas 5614639), zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 8 augustus 2018 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid, te weten een brokje van 15,4 gram en een brokje van 9,25 gram, hasjiesj;
4.
op tijdstippen gelegen in de periode van 22 april 2018 tot en met 8 augustus 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of vervaardigen van hoeveelheden cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- stoffen en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en/of (een of meer) van zijn mededaders
voorhanden gehad:
- hydraulische persmachines en
- persblok en
- vacuümmachines/sealapparaten en
- sealbags en
- zwarte rubberen verpakkingsmateriaal en
- grote hoeveelheid chemicaliën en versnijdingsmiddelen, te weten procaïne en lidocaïne en methylethylketon, bestemd voor het versnijden en/of wassen en/of bewerken en/of verwerken van cocaïne en
- harde schijf en
- administraties en documenten met aantekeningen en
- laptop en
- telefoons.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en vijf maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, verzocht om de buitensporige ‘schrikeis’ van de officier van justitie aanzienlijk te matigen. Er dient in straf verlagende zin rekening te worden gehouden met een korte periode dan de tenlastegelegde periode, de samenloop, het geringe aandeel van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte krijgt geen bezoek van de vrouw en kind in de verafgelegen penitentiaire inrichting, hij heeft de geboorte van hun baby gemist en heeft zijn pasgeboren kind nog niet kunnen zien. Tevens komt er nog een ontnemingszaak aan, hetgeen al een straf op zich is.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het ongeoorloofde bezit van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Tevens heeft verdachte – eveneens met anderen – voorwerpen voorhanden gehad voor het verpakken/bewerken van cocaïne en zich hiermee schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, terwijl ook het gebruik ervan vaak gepaard gaat met door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen, hetgeen vaak overlast voor de samenleving met zich brengt. Verdachte heeft zich van deze negatieve effecten niets aangetrokken en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van € 71.040,-. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door zich schuldig te maken aan witwassen heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken en bijgedragen aan de risico’s voor de financiële markt. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand. Tot slot heeft verdachte een hoeveelheid hasj voorhanden gehad. Verdachte lijkt weinig verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelen. Uit het dossier komt voorts naar voren dat verdachte een groter aandeel in het geheel heeft gehad dan zijn medeverdachten. De rechtbank rekent hem dat aan.
Bij de straftoemeting neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in Nederland niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een flinke onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden passend. Bij de bepaling van duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die rechters in soortgelijke zaken doorgaans opleggen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn blijkens de beslag lijst van 2 februari 2019 de volgende voorwerpen in beslag genomen:
2. 1.00 STK Personenauto [nummer 2] , AUDI A6rs Kl:Zwart, 5614595
3. Geld Euro 1500,-, 5614546
4. Geld Euro 310,-, 5614547
5. Geld Euro 350,-, 5614548
6. Geld Euro 600,-, 5614549
7. Geld Euro 3530,-, 5614551
8. Geld Euro 64750,- 5614552
9A. Geld Euro restbedrag 4,90, 5614761
9. Geld Euro 522,57, 5614761
10. 3.00 STK Sleutel, 5614805
11. 1.00 STK Zaktelefoon SAMSUNG galaxy J3, 5616631
12. 1.00 STK Zaktelefoon SAMSUNG, 5616632
13. 1.00 STK Zaktelefoon SAMSUNG, 5616636
14. 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon, 5616637
15. 1.00 STK Zaktelefoon BQ AQARIUS, 5616642
16. 1.00 STK Tas AH, 5614631
17. 1.00 STK Tas AH, 5614633
18. 1.00 STK Tas AH, 5614635
19. 1.00 STK Tas AH, 5614636
20. 1.00 STK Tas AH, 5614638
21. 1.00 STK Tas LIDL, 5614639
22. 1.00 STK Tas AH, 5614641
23. 2.00 STK Tas, 5614643
33. 1.00 STK Slot, 5616414
34. 1.00 STK Sleutel, 5616435
36. 1.00 STK Jerrycan, 5616263
37. 1.00 STK Jerrycan, 5616259
38. 1.00 STK Jerrycan, 5616264
39. 1.00 STK Jerrycan, 5616266
40. 1.00 STK Jerrycan, 5616286
41. 1.00 STK Jerrycan, 5616287
42. 1.00 STK Jerrycan, 5616309
43. 1.00 STK Jerrycan, 5616311
44. 1.00 STK Papier, 5616380
45. 1.00 STK Papier, 5616400
46. 1.00 STK Papier, 5616402
47. 1.00 STK Document, 5616643
48. 1.00 STK Sleutel, 5616373
49. 1.00 STK Schrift, 5616374
50. 1.00 STK Zaktelefoon SAMSUNG, 5616376
51. 2.00 STK Sleutel, 5616377
52. 1.00 STK Computer TOSHIBA, 5616382
53. 1.00 STK Zaktelefoon LG, 5616386
54. 1.00 STK Harddisk NERO, 5616389
55. 31.00 STK Document, 5616394
56. 1.00 STK Papier, 5616180
57. 1.00 STK Zaktelefoon NOKIA, 5616152
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwerpen met nummer 3-9a, 11-14, 44-47, 49-50, 52-53 en 56 verbeurd dienen te worden verklaard, de voorwerpen met nummer 15-23 en 36-43 onttrokken dienen te worden aan het verkeer, de voorwerpen met nummer 10, 48 en 54-55 geretourneerd aan verdachte en tot slot de voorwerpen met nummer 2, 9, 33-34, 51 en 57 dienen te worden bewaard voor de rechthebbende. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto en de geldbedragen, wanneer de rechtbank bepaalt dat het geld aan verdachte toebehoort, dienen te worden geretourneerd aan verdachte.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Algemene opmerkingen
Ten aanzien van de telefoons is de rechtbank van oordeel dat de PGP-telefoons dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu het een feit van algemene bekendheid is dat deze telefoons doorgaans gebruikt worden voor criminele doeleinden. Hetzelfde geldt voor de telefoons waarmee gesprekken over het tenlastegelegde worden gevoerd. De telefoons die voor ‘privézaken’ worden gebruikt mogen worden geretourneerd aan de rechthebbende.
Onttrekking aan het verkeer
De onder nummers 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42 en 43 inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, omdat met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Verbeurdverklaring
De onder nummers 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9a, 11, 13, 14, 44, 45, 46, 47, 49, 50, 52, 53 en 56 inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar. De rechtbank neemt in aanmerking dat deze voorwerpen waaronder de geldbedragen aan verdachte toebehoren en dat met betrekking tot dan wel met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan.
Retour rechthebbende
De in beslag genomen niet teruggeven voorwerpen onder de nummers 10, 48, 54 en 55, die aan verdachte toebehoren, dienen aan verdachte te worden geretourneerd.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 2, 9, 12, 33, 34, 51 en 57, dienen te worden bewaard voor de rechthebbende. De rechtbank merkt daarbij op dat de onder nummer 12 in beslag genomen telefoon blijkens het dossier toebehoort aan medeverdachte [medeverdachte 3] .

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
-
witwassen
ten aanzien van feit 2
-
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 3
-
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 4
-
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen, voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
54 (vierenvijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
De voorwerpen met nummer 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9a, 11, 13, 14, 44, 45, 46, 47, 49, 50, 52, 53 en 56.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
De voorwerpen met nummer 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42 en 43.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
De voorwerpen met nummer 10, 48, 54 en 55.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
De voorwerpen met nummer 2, 9, 12, 33, 34, 51 en 57.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en J.P.W. Helmonds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2019.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal, afscherm proces-verbaal, 25 juli 2018, p. 620.
3.Proces-verbaal aanhouding, 8 augustus 2018, p. 1051-1052.
4.Proces-verbaal aanhouding, 9 augustus 2018, p. 1074-1075.
5.Proces-verbaal van aanhouding, 9 augustus 2018, p. 1060-1061.
6.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking, 16 augustus 2018, p 413-425, proces-verbaal van sporenonderzoek, 9 augustus 2018, 235-242, rapport Laboratorium Forensische Opsporing, 29 augustus 2018, p. 278-279.
7.Proces-verbaal van bevindingen, 17 oktober 2018, p. 922.
8.Proces-verbaal van geldtelling, 9 augustus 2018, p. 479-480.
9.Rapport Laboratorium Forensische Opsporing, 30 augustus 2018, p. 1095.
10.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, 14 augustus 2018, p. 467-478.
11.Proces-verbaal van observatie 31.07.2018, p. 639-645, proces-verbaal van observatie 01.08.2018, p. 646-650, proces-verbaal van observatie 07.08.2018, p. 651-653, proces-verbaal van observatie 08.08.2018, p. 654-657, proces-verbaal van observatie 08.08.2018, p. 658-659.
12.Proces-verbaal van bevindingen, 9 augustus 2018, p. 794-796.
13.Proces-verbaal van bevindingen, 21 augustus 2018, p. 789.
14.Proces-verbaal aanhouding, 8 augustus 2018, p. 1051-1052.
15.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking, 16 augustus 2018, p 413-425.
16.Proces-verbaal van bevindingen aangetroffen digitaal beslag, 694-707.
17.De verklaring van getuige [naam 1] , afgelegd middels een vragenlijst opgesteld op door de rechter-commissaris.
18.Proces-verbaal van bevindingen, 21 augustus 2018, p. 789.
19.Proces-verbaal bevindingen verstrekte overgelegde stukken door advocaat en de Belastingdienst Duistland, 26 februari 2019, ongenummerd.
20.Proces-verbaal van bevindingen, 21 augustus 2018, p. 789, de verklaring van getuige [naam 1] , afgelegd middels een vragenlijst opgesteld op door de rechter-commissaris.