Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/669132-17 (Promis)
Datum uitspraak: 4 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .
1.Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ruijs en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. J. Verstegen naar voren hebben gebracht.
2.Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 december 2017 te Amsterdam, op of aan de openbare weg, te weten op de aan de Van Kinsbergenstraat, in elk geval op of aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een Samsung Galaxy S7 telefoon en/of
- een portemonnee, inhoudende (onder andere) een pinpas en/of rijbewijs en/of een geldbedrag van 300 euro, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1]
en/of
- een portemonnee, inhoudende (onder andere) een paspoort, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] ,
in elk geval (een) goed(eren) toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- ( in de Engelse taal) tegen voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft/ hebben gezegd dat hij/zij zijn/hun zakken moest(en) leegmaken en/of alles af moest(en) geven en/of dat hij/zij zijn/hun portemonnee moest(en) geven, in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [aangever 1] bij zijn kleding heeft/hebben vastgepakt en/of hem tegen een muur heeft/hebben gedrukt en/of klemgezet en/of
- een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd, in elk geval op lichaam van die [aangever 2] en/of op het lichaam van die [aangever 1] heeft/hebben gericht en/of
- ( daarbij) heeft/hebben gezegd "ik ga je neerschieten", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
3.Waardering van het bewijs
3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. In de nacht van 26 december 2018 worden twee Zwitserse toeristen (aangevers) naar de Van Kinsbergenstraat gelokt, waar zij vervolgens worden beroofd van hun persoonlijke bezittingen door drie jongens onder dreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De toeristen waren in de veronderstelling dat zij een afspraak voor het hebben van seks hadden met een meisje genaamd “ [naam] ”.
3.2.
De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
De officier van justitie heeft - met overlegging van het schriftelijke requisitoir - gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de het tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van aangevers. Hun verklaringen vinden ondersteuning in de overige bewijsmiddelen. Daar komt nog bij dat verdachte ter plaatste op heterdaad is aangehouden. Verdachte heeft het ten laste gelegde begaan met zijn mededaders. Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan.
3.4.
Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] (mede namens [aangever 2] ) met nummer PL1300-2017269279-1 van 26 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [BOA 1] , doorgenummerde pagina’s 1-4.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [aangever 1] , zakelijk weergegeven:
Op 25 december 2017 raakten wij in gesprek met een vrouw genaamd [naam] , via een datingapp. Op een gegeven moment stelde de vrouw voor om af te spreken. Ze stuurde de locatie via Google maps. We zouden afspreken in de buurt van de Van Kinsbergenstraat [perceelnummer 1] rond 03.30 uur op 26 december 2017. Toen we daar aankwamen zagen we niemand. Ze gaf toen aan dat ze er binnen twee minuten zou zijn. Op een gegeven moment zagen we twee jongens aankomen op een scooter en één persoon rende naar ons toe. De derde jongen die aan kwam rennen en die we later hebben vastgepakt, noem ik NN3. Ze zeiden in het Engels tegen ons dat we onze zakken moesten legen en alles af moesten geven. [voornaam aangever 2] (de rechtbank begrijpt dat hiermee aangever [aangever 2] wordt bedoeld) beschermde toen zijn zakken, maar zijn portemonnee werd uit zijn zak gehaald. Ze deden vervolgens een stap terug. NN2 pakte een pistool uit zijn jas en ik zag dat hij deze op het hoofd van [voornaam aangever 2] zette. Volgens mij ging NN3 toen in mijn zakken voelen en pakte hij mijn telefoon en portemonnee. Daarna gingen ze er vandoor. Ze wilde denk ik eerst met z’n drieën op de scooter, maar dat lukte niet. Eén persoon moest rennen. Dit was NN3. Deze hebben we vervolgens ingehaald, vastgepakt en op de grond gegooid. Toen kwam de politie en die heeft NN3 aangehouden.
De jongens hebben het volgende gestolen:
- Samsung galaxy S7, grijs van kleur
- Portemonnee bruin van kleur met het logo van Weder Bremen. In mijn portemonnee zat mijn pinpas, rijbewijs en ongeveer 200/300 euro.
2. Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer PL1300-2017269279-8 van 26 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [BOA 2] , doorgenummerde pagina’s 5-7.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [aangever 1] , zakelijk weergegeven:
Hij pakte mij vast en zette mij klem tegen de muur. Hij voelde aan mijn kleding of ik spullen bij mij had. Toen hij geen spullen bij mij voelde, vond er een wissel plaats waarbij de aangehouden verdachte dat bij mijn vriend [voornaam aangever 2] deed en de andere naar mij toe kwam.
3. Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] met nummer PL1300-2017269279-4 van 26 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [BOA 3] , doorgenummerde pagina 8-10.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Op 25 december 2017 omstreeks 15.00 uur raakten wij in gesprek met een vrouw genaamd [naam] , via een datingapp. Op een gegeven moment stelde de vrouw voor om af te spreken. Ze stuurde de locatie via Google maps en we zouden afspreken in de buurt Van Kinsbergenstraat [perceelnummer 1] rond 03.30 uur op 26 december 2017. Toen we daar aankwamen zagen we niemand. Op een gegeven moment zagen we er twee jongens aankomen op een scooter en één persoon rende naar ons toe. Ze zeiden in het Engels tegen ons dat we onze zakken moesten legen en alles af moesten geven. Ik beschermde toen mijn zakken, maar mijn portemonnee werd door NN1 uit mijn zak gehaald. Hier zat mijn paspoort in. Ze deden vervolgens een stap terug en NN2 pakte een pistool uit zijn jas en richtte deze vervolgens op mijn hoofd. Ik was hier door heel erg bang, ik wist even niet meer wat er gebeurde en ik verstijfde. NN3 pakte [voornaam aangever 1] (de rechtbank begrijpt dat hiermee aangever [aangever 1] wordt bedoeld) zijn telefoon en zijn portemonnee uit zijn zakken. Daarna gingen ze er vandoor. Ze wilde denk ik eerst met z’n drieën op de scooter maar dat lukte niet dus moest er één persoon rennen. Dit was NN3. Deze hebben we vervolgens ingehaald en vastgepakt en op de grond gegooid. Toen kwam de politie en die heeft NN3 aangehouden.
4. Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer PL1300-2017269279-9 van 26 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [BOA 2] , doorgenummerde pagina 11-13.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [aangever 2] , zakelijk weergegeven:
Hij kwam als eerste naar mij toe. Hij stond voor mij, dicht op me en probeerde mij bij mijn kleding te grijpen en mijn portemonnee te pakken. Deze zat in mijn achterzak. Hij zei eerst geef mij je portemonnee. Ik pakte toen mij portemonnee om hem te laten zien dat er geen geld in zat. Toen kwam de andere jongen erbij die eerst bij mijn vriend stond. Die pakte toen mijn portemonnee uit mijn handen. De persoon met het wapen zei iets van ik ga je neerschieten.
5. Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL1300-2017269279-2 van 26 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [BOA 4] , doorgenummerde pagina 1001-1002.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 26 december 2017 omstreeks 03:40 uur, hield ik op de locatie Witte de Withplein [perceelnummer 2] , als verdachte aan: [verdachte] .
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017269279-12 van 26 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [BOA 2] , met bijlagen, doorgenummerde pagina 16-22.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Aangever [aangever 2] verklaarde dat hij in het bezit was van het chatgesprek tussen hem en “ [naam] ”.
Tekstbericht Whatsapp “ [naam] ”, bijlage 3:
26.12.17, 02:33:31: fcuk fear: ok we come so quick as possible
26.12.17, 02:35:33: +31 6 40138283: Van Kinsbergenstraat [perceelnummer 1] , 1057 PP Amsterdam
26.12.17, 03:13:45: +31 6 40138283: Make a picture if you where arive?
26.12.17, 02:25:29: fcuk fear: 2017-12-26-PHOTO-00000076.jpg
26.12.17, 03:26:48: +31 6 40138283: Wait 2 mins
4.Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 26 december 2017 te Amsterdam, op de openbare weg, te weten op de Van Kinsbergenstraat, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een Samsung Galaxy S7 telefoon en
- een portemonnee, inhoudende onder andere een pinpas en een rijbewijs en een geldbedrag, toebehorende aan [aangever 1]
en
- een portemonnee, inhoudende onder andere een paspoort, toebehorende aan [aangever 2] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en [aangever 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- in de Engelse taal tegen voornoemde [aangever 1] en [aangever 2] hebben gezegd dat zij hun zakken moesten leegmaken en alles af moesten geven en dat zij hun portemonnee moesten geven en
- die [aangever 1] bij zijn kleding hebben vastgepakt en hem tegen een muur hebben klemgezet en
- een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd, in van die [aangever 2] en op het lichaam van die [aangever 1] hebben gericht en
- daarbij hebben gezegd "ik ga je neerschieten", althans woorden van gelijke aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
5.De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6.De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7.Motivering van de straffen
7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 222 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw kan zich vinden in een voorwaardelijk strafdeel, maar verzoekt de eis van de officier van justitie op dit punt wel te matigen. Het merendeel van strafverzwarende omstandigheden genoemd in de LOVS-oriëntatiepunten is niet aan de orde, althans kan ten aanzien van (de rol van) verdachte gerelativeerd worden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de slachtoffers midden in de nacht onder valse voorwendselen naar de Van Kinsbergenstraat gelokt, waar de slachtoffers vervolgens zijn beroofd onder dreiging van een (nep)wapen. Uit de verklaringen van de slachtoffers en de door hen ingediende schadeformulieren volgt dat het incident een diepe indruk op hen heeft gemaakt. Zo hebben zij beiden als gevolg van de straatroof therapie gevolgd om een en ander te verwerken. Daar komt bij dat verdachte met het plegen van deze straatroof heeft bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij en de betreffende woonwijk in het bijzonder.
De rechtbank zal bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf rekening houden met de ernst van het bewezen verklaarde feit, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht betrokken. In het geval van verdachte gelden er enkele strafverzwarende omstandigheden waarmee de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening houdt. Zo was er sprake van een georganiseerd karakter van de groep, vond de straatroof plaats op de openbare weg, midden in de nacht, onder dreiging van een (nep)wapen. Naast de slachtoffers is ook het meisje van wie de foto is misbruikt indirect slachtoffer van de gedraging van verdachte nu haar foto op internet in verband wordt gebracht met prostitutie.
Dit alles rechtvaardigt in beginsel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Hoewel de rechtbank tot op zekere hoogte begrip kan opbrengen voor het feit dat verdachte zijn medeverdachten niet wil belasten, heeft verdachte – door zich ter zitting op zijn zwijgrecht te beroepen, geen openheid van zaken gegeven. De rechtbank heeft daardoor geen inzicht kunnen krijgen in de beweegredenen van verdachte om tot de gewelddadige beroving over te gaan. Verdachte heeft daardoor evenmin verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De proceshouding van verdachte kan dan ook geen matigend effect hebben op de hoogte van de aan hem op te leggen straf. Wel houdt de rechtbank rekening met de volgende feiten en omstandigheden.
Uit het strafblad van verdachte van 12 maart 2019 blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft daarnaast gekeken naar de adviezen en de persoonlijke omstandigheden, zoals die blijken uit de verschillende reclasseringsrapporten over verdachte en besproken zijn op de terechtzitting. De reclassering heeft in het advies van 28 maart 2018 geadviseerd om het jeugdrecht toe te passen. Uit het meest recente advies van de reclassering van 21 maart 2019 volgt kort samengevat dat terugkijkend op het verloop van het reclasseringstoezicht een positieve ontwikkeling bij verdachte wordt geconstateerd, waarbij hij niet meer in beeld is gekomen bij justitie. De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit net 18 jaar geworden. De rechtbank ziet – met de officier van justitie en de raadsvrouw – in de persoon van de verdachte aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Anders dan de officier van justitie heeft geëist ziet de rechtbank aanleiding om naast de gedeeltelijk voorwaardelijk jeugddetentie ook een taakstraf op te leggen. Hoewel het op dit moment goed gaat met verdachte en hij zijn leven op de rit lijkt te hebben dient verdachte te ondervinden dat zijn gedragingen niet worden geaccepteerd door de samenleving.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 72 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 50 uur passend en geboden. Dit betekent dat verdachte op dit moment niet terug in detentie hoeft, nu het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd verbinden van twee jaar.
8.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
8.1.
[aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] vordert 2.056,70 Zwitserse Frank (CHF) aan materiële schadevergoeding, te weten:
- Contant CHF 750,-
- Smartphone CHF 719,-
- Portemonnee CHF 30,-
- Sloten + nieuwe bankkaarten CHF 100,-
- Wellness abonnement CHF 207,70
- Rijbewijs CHF 150,-
- Aftrekbare verzekering CHF 100,-
Totaal CHF 2.056,70
Daarvan is reeds een deel vergoed door zijn verzekering, te weten CHF 1.305,15. Daarnaast vordert hij CHF 1.365,- aan immateriële schadevergoeding in verband met kosten van therapie. In totaal komt zijn vordering neer op CHF 2.116,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
De rechtbank ziet vooropgesteld aanleiding om de gevorderde immateriële schadevergoeding als materiële schadevergoeding aan te merken. Het gaat namelijk om kosten van therapie. Dit betreft vermogensschade, ofwel materiële schade.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is echter slechts toewijsbaar in zoverre de schade voldoende is onderbouwd en niet reeds door de verzekeraar is vergoed. Dat betekent dat enkel de schadeposten “aftrekbare verzekering” (CHF 100,-) en de therapiekosten (CHF 1.365,-) voor vergoeding in aanmerking komen. Deze bedragen komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen daarom in hun geheel worden toegewezen. Dat betekent dat de gevorderde schadevergoeding tot 1.465,- CHF (CHF 100,- en CHF 1.365,-) zal worden toegewezen. Deze schadevergoeding dient te worden betaald in euro’s, omgerekend € 1.303,97 (€ 88,34 en € 1.205,86).
De schadevergoeding dient voorts te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. De rechtbank hanteert hiertoe ten aanzien van de schadepost “aftrekbare verzekering” (€ 88,34), de dag van de straatroof (26 december 2017), en ten aanzien van de therapiekosten (€ 1.205,86), de factuurdatum zoals die blijkt uit het dossier (25 januari 2018).
In het geval een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
De vordering tot vergoeding van de overige schadeposten – zoals hiervoor opgesomd – zal worden afgewezen. Uit de stukken blijkt immers dat deze schadeposten reeds zijn vergoed door de verzekeraar.
Nu verdachte tegenover de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die hij door het bewezenverklaarde feit heeft geleden, zal – in het belang van de benadeelde partij als waarborg voor betaling van zijn vordering – de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte worden opgelegd.
Het bedrag dat verdachte betaalt aan de Staat, hoeft hij niet meer te betalen aan de benadeelde partij. Omgekeerd geldt hetzelfde.
8.2.
[aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] vordert CHF 180,- aan materiële schadevergoeding, bestaande uit kosten voor portemonnee en persoonsbewijs, en CHF 1.235,- aan immateriële schadevergoeding aan kosten voor therapie, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank ziet vooropgesteld aanleiding om de gevorderde immateriële schadevergoeding als materiële schadevergoeding aan te merken. Het gaat namelijk om kosten van therapie. Dit betreft vermogensschade, ofwel materiële schade.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding van in totaal CHF 1.415,- (CHF 180,- en CHF 1.235,-) is met stukken onderbouwd en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal de gevorderde schadevergoeding daarom in zijn geheel toewijzen. Deze schadevergoeding dient te worden betaald in euro’s, omgerekend € 1.259,46 (€ 159,03 en € 1091,11).
De schadevergoeding dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. De rechtbank hanteert hiertoe ten aanzien van de schadeposten “portemonnee” en “persoonsbewijs” (€ 88,34), de dag van de straatroof (26 december 2017), en ten aanzien van de therapiekosten (€ 1.091,11), de factuurdatum zoals die blijkt uit het dossier (23 januari 2018).
In het geval een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
Nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die hij door het bewezenverklaarde feit heeft geleden, zal – in het belang van de benadeelde partij als waarborg voor betaling van zijn vordering – de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte worden opgelegd.
Het bedrag dat verdachte betaalt aan de Staat, hoeft hij niet meer te betalen aan de benadeelde partij. Omgekeerd geldt hetzelfde.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
10.Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
-
diefstal, voorafgegaan, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
diefstal, voorafgegaan, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
72 (tweeënzeventig) dagen.
72 (tweeënzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
30 (dertig) dagen, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
30 (dertig) dagen, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf van 50 (vijftig)uur, met bevel, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 25 (vijfentwintig) dagen.
werkstraf van 50 (vijftig)uur, met bevel, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 25 (vijfentwintig) dagen.
Veroordeelt verdachte om aan
[aangever 1]te betalen een bedrag van € 88,34, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over het toegewezen bedrag met ingang van 26 december 2017 tot de dag van algehele voldoening.
[aangever 1]te betalen een bedrag van € 88,34, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over het toegewezen bedrag met ingang van 26 december 2017 tot de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte om aan
[aangever 1]te betalen een bedrag van € 1.205,86, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over het toegewezen bedrag met ingang van 25 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening.
[aangever 1]te betalen een bedrag van € 1.205,86, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over het toegewezen bedrag met ingang van 25 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Veroordeelt verdachte in de proceskosten aan de zijde van [aangever 1] , tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] , € 1.303,97 aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door jeugddetentie van 1 (één) dag, met dien verstande dat de toepassing van die vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Veroordeelt verdachte om aan
[aangever 2]te betalen een bedrag van € 159,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over het toegewezen bedrag met ingang van 26 december 2017 tot de dag van algehele voldoening.
[aangever 2]te betalen een bedrag van € 159,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over het toegewezen bedrag met ingang van 26 december 2017 tot de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte om aan
[aangever 2]te betalen een bedrag van € 1091,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over het toegewezen bedrag met ingang van 23 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening.
[aangever 2]te betalen een bedrag van € 1091,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over het toegewezen bedrag met ingang van 23 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte in de proceskosten aan de zijde van [aangever 2] , tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 2] , € 1.259,46 (duizend tweehonderdnegenenvijftig euro en zesenveertig cent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door jeugddetentie van 1 (één) dag, met dien verstande dat de toepassing van die vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2019.