ECLI:NL:RBAMS:2019:3578

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
17 mei 2019
Zaaknummer
13/114442-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met snorfiets en bestuurder van personenauto, niet stoppen voor rood licht

Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 november 2017 in Diemen betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, bestuurder van een personenauto, reed door een rood verkeerslicht en botste tegen een snorfietser die op dat moment groen licht had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich onvoorzichtig heeft gedragen, maar oordeelt dat deze enkele verkeersfout niet voldoende is om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar wel schuldig bevonden aan de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

De officier van justitie had een taakstraf van 40 uren geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een geldboete van € 500,00 meer passend was. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan, de persoon van de verdachte en de gevolgen voor het slachtoffer, die zwaar gewond was geraakt. De rechtbank besloot geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, omdat de verdachte blijk had gegeven van inzicht in zijn rijgedrag en zich nu anders gedraagt in het verkeer. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/114442-18
Datum uitspraak: 8 mei 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.M. Steller, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat,
ten aanzien van het primair ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 2 november 2017 te Diemen, in elk geval in Nederland, namelijk als
bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Fortdiemerdamweg, en/of ter
hoogte van de kruising Diemerpolderweg, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, zijnde [persoon] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken enkel en/of nekwervel(s), in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit: verdachte heeft gereden over de Fortdiemerdamweg, komende uit de richting van het IJburg en gaande in de richting van Diemen, terwijl het druk was en/of verdachte ter plaatse (zeer) bekend was,
verdachte is, gekomen bij voornoemde kruising, niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd
en/of voor het verkeer in zijn richting geldend (al ongeveer 3,3 seconde) rood licht uitstralend
verkeerslicht,
verdachte heeft zich hierbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen, dat voornoemde kruising vrij was van (enig) (kruisend) verkeer,
verdachte heeft (vervolgens) een snorfietser, zijnde voornoemde [persoon] , die doende was voornoemde kruising - rijdende over de Diemerpolderweg, - bij groen licht over te steken, geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan,
verdachte heeft vervolgens niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken, voor voornoemde [persoon] ,
verdachte is vervolgens tegen [persoon] aangereden en/of aangebotst, waardoor aan
[persoon] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig letsel dat daaruit
tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
werd toegebracht.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 2 november 2017 te Diemen, in elk geval in Nederland, namelijk als
bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Fortdiemerdamweg, en/of ter
hoogte van de kruising Diemerpolderweg, zich zodanig, heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit: verdachte heeft gereden over de Fortdiemerdamweg, komende uit de richting van het IJburg en gaande in de richting van Diemen, terwijl het druk was en/of verdachte ter plaatse (zeer) bekend was,
verdachte is, gekomen bij voornoemde kruising, niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en/of voor het verkeer in zijn richting geldend (al ongeveer 3,3 seconde) rood licht uitstralend verkeerslicht,
verdachte heeft zich hierbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen, dat voornoemde kruising vrij was van (enig) (kruisend) verkeer,
verdachte heeft (vervolgens) een snorfietser, zijnde voornoemde [persoon] , die doende was voornoemde kruising - rijdende over de Diemerpolderweg, - bij groen licht over te steken, geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan,
verdachte heeft vervolgens niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken, voor voornoemde [persoon] ,
verdachte is vervolgens tegen [persoon] aangereden en/of aangebotst.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en de (bekennende) verklaring van verdachte is komen vast te staan dat verdachte op 2 november 2017 bij de kruising op de Fortdiemerdamweg met de Diemerpolderweg niet is gestopt voor het hem geldende rode verkeerslicht. Hierdoor is hij tegen [persoon] , die wel groen licht had en op haar snorfiets bezig was de kruising over te steken, aangereden.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat dit verkeersgedrag, te weten het niet waarnemen van het rode verkeerslicht en het daardoor geen voorrang verlenen aan het kruisende verkeer dat wel groen licht had, onder de gegeven omstandigheden weliswaar als een ernstige verkeersfout van verdachte kan worden aangemerkt, maar dat deze enkele fout onvoldoende ernstig is om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich door zijn handelen heeft schuldig gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde overtreding. Daarbij zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het hem verweten gedrag ‘terwijl het druk was en hij ter plaatse zeer bekend was’, nu deze omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank geen rol hebben gespeeld bij het aan verdachte verweten gedrag, waardoor het gevaar is veroorzaakt.
3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde,
op 2 november 2017 te Diemen als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Fortdiemerdamweg, ter hoogte van de kruising Diemerpolderweg, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit: verdachte heeft gereden over de Fortdiemerdamweg, komende uit de richting van het IJburg en gaande in de richting van Diemen,
verdachte is, gekomen bij voornoemde kruising, niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en voor het verkeer in zijn richting geldend en al ongeveer 3,3 seconde rood licht uitstralend verkeerslicht,
verdachte heeft zich hierbij niet voldoende vergewist en is zich niet voldoende blijven vergewissen, dat voornoemde kruising vrij was van enig kruisend verkeer,
verdachte heeft vervolgens een snorfietser, zijnde [persoon] , die doende was voornoemde kruising – rijdende over de Diemerpolderweg – bij groen licht over te steken, geen voorrang verleend,
verdachte heeft vervolgens niet voldoende afgeremd en is niet voldoende uitgeweken voor voornoemde [persoon] ,
verdachte is vervolgens met voornoemde [persoon] in botsing gekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde dient te worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen, alsmede een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 2 maanden, met een proeftijd van 1 jaar.
7.2.
De raadsman heeft aangevoerd dat het opleggen van een geldboete een passende straf is. Verdachte is schuldbewust. Hij heeft spijt betuigd aan de vader van het slachtoffer en zijn excuses aangeboden. Verdachte heeft zelf ook last van het ongeval. Hij is zijn vorige baan kwijt geraakt vanwege concentratieproblemen. Het ongeval houdt hem nog steeds dagelijks bezig. Verdachte kan zijn rijbewijs niet missen vanwege zijn werk en de zorg voor zijn vader.
7.3.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige verkeersovertreding, zoals hiervoor bewezen is verklaard. Het slachtoffer, [persoon] , is als gevolg van dit ongeval zwaar gewond geraakt. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring is duidelijk geworden dat het ongeval het leven van het slachtoffer ingrijpend heeft veranderd. Het slachtoffer heeft aangegeven dat zij weet dat verdachte er niet voor heeft gekozen haar aan te rijden, maar zij ondervindt nog steeds de consequenties van het verkeersongeval en het is nog maar de vraag of zij hiervan volledig zal herstellen.
Artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 verbiedt gevaarlijk gedrag in het verkeer en de op te leggen straf dient dan ook met name gerelateerd te zijn aan de mate van gevaarzetting en niet zozeer aan de ernst van de gevolgen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 28 maart 2019 niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Verdachte heeft ter zitting, maar ook daarvoor laten blijken zich zeer bewust te zijn van de grote gevolgen van het verkeersongeval.
Nu de rechtbank niet tot bewezenverklaring komt van schuld aan het veroorzaken van het verkeersongeval, maar tot de verkeersovertreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, is een lagere straf op zijn plaats dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een geldboete van € 500,00 opleggen.
De rechtbank acht het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid niet aangewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting blijk gegeven van inzicht in zijn eigen gevaarlijke rijgedrag op 2 november 2017. Hij heeft gezegd dat hij zich nu anders in het verkeer gedraagt. De rechtbank ziet dan ook geen meerwaarde in het opleggen van een (voorwaardelijke) ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van
€ 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van
10 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en N. Swart, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 mei 2019.