ECLI:NL:RBAMS:2019:3632

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
13/751104-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak

Op 12 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Kantongerecht van Szeged in Hongarije. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 21 februari 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië en gedetineerd in Nederland, werd beschuldigd van betrokkenheid bij een strafbaar feit in Hongarije. Tijdens de zitting werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn rol in de zaak werd besproken. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon betwistte de genoegzaamheid van het EAB, maar de rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit. De rechtbank concludeerde dat de overlevering toelaatbaar was, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank verwees ook naar de detentieomstandigheden in Hongarije en oordeelde dat er geen reëel risico op onmenselijke behandeling was. De beslissing om de overlevering toe te staan werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er werd opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstond tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751104-19
RK nummer: 19/1267
Datum uitspraak: 12 april 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 februari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 september 2018 door het Kantongerecht van Szeged (Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedatum] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [plaats detentie] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 april 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam, die waarnam voor mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een nationaal arrestatiebevel met nummer 06000/315/2016 van de Afdeling Migratiezaken van de Directie Recherche van het Hoofdcommissariaat van politie van de provincie Csongrád, dat door het Parket bij het Kantonrecht en Onderzoeksparket van Szeged op 10 september 2018 onder nummer 1.B.9178/2016 voorzien is van een memorandum van overeenstemming.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Hongarije strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Genoegzaamheid
3.1.1
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de genoegzaamheid van het EAB twijfelachtig is, omdat de opgeëiste persoon, gezien onderdeel e) van het EAB, niet zelf in het busje heeft gereden. Hij heeft die dag wel in een auto gereden maar dat zegt niets over zijn mogelijke betrokkenheid bij het feit.
3.1.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feitomschrijving genoegzaam is.
3.1.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak geldt het volgende.
In het EAB onder e) wordt beschreven dat [persoon 1] voor 25 september 2016 met [persoon 2] is overeengekomen, dat hij uit de buurt van de Servisch-Hongaarse grens, vanaf de Hongaarse zijde, tegen geld personen naar de omgeving van Boedapest zou vervoeren. In de nacht van 24 op 25 september 2016 is [persoon 1] , door de opgeëiste persoon die een personenauto bestuurde, die tegelijkertijd met [persoon 1] bij Röszke Hongarije is binnen gekomen, naar de ontmoetingsplaats gebracht. Tevens stond de opgeëiste persoon in telefonisch contact met [persoon 2] , die instructies gaf. Nadat de migranten opgepikt waren heeft de opgeëiste persoon voor [persoon 1] uit gereden als voorloper. Uit het “Form A – supplementary information relating to an extradiction” blijkt dat de rol van de opgeëiste persoon wordt omschreven als
accomplice.
De rechtbank is gelet op het voorgaande met de officier van justitie van oordeel dat het EAB in combinatie met het genoemde formulier een genoegzame omschrijving van het strafbare feit bevat, alsmede van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij dit feit. Het is voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. De omschrijving van het feit is verder zodanig dat het voor de rechtbank mogelijk is te onderzoeken of aan alle voorwaarden voor de overlevering is voldaan en dat de specialiteit voldoende is gewaarborgd.

4.Strafbaarheid

4.1.
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 13, te weten:
hulp aan illegale binnenkomst en illegaal verblijf
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet aangetoond.
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.
6.
Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: detentieomstandigheden in Hongarije
Met betrekking tot de detentieomstandigheden verwijst de rechtbank naar de brief van het
Ministry of Justice of Hungaryvan 25 maart 2019 waarin met betrekking tot de opgeëiste persoon het volgende is medegedeeld:
"The wanted person, if surrendered, will be detained either in the Penitentiary Institute of Szombathely or the Penitentiary Institute of Tiszalök."
Uit het bovengenoemde blijkt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Hongarije zal worden geplaatst in de gevangenis in Szombathely of in Tiszalök. De rechtbank heeft geen bewijzen zoals bedoeld in punt 88 van het arrest Aranyosi en Căldăraru, dat personen die in hetzij de gevangenis in Szombathely hetzij de gevangenis in Tiszalök gedetineerd zijn in het algemeen een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling lopen, zoals eerder onder meer is overwogen in de uitspraak van de rechtbank van 4 augustus 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:4966.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon toelaatbaar.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2 en 5 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Kantongerecht van Szeged (Hongarije) ten behoeve van het in Hongarije tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 april 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.