ECLI:NL:RBAMS:2019:3804

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
13/751140-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid officier van justitie in vordering ex artikel 23 Overleveringswet na intrekking Europees aanhoudingsbevel

Op 9 mei 2019 deed de Rechtbank Amsterdam uitspraak in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering was gericht op de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), dat op 24 januari 2019 was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, en betrekking had op de opgeëiste persoon, geboren in 1983 en ingeschreven in de Basisregistratie Personen.

De behandeling van de vordering vond plaats op een openbare zitting op 12 april 2019, waar de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes aanwezig was, en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A.H. van Huijgevoort. De zaak werd aangehouden om de raadsman in de gelegenheid te stellen bewijsstukken aan te leveren die een alibi voor de opgeëiste persoon zouden kunnen onderbouwen. Tijdens de zitting van 9 mei 2019 werd de behandeling voortgezet, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsman waren niet verschenen. Dit kwam doordat de officier van justitie had gemeld dat het EAB was ingetrokken door de Belgische onderzoeksrechter.

De rechtbank heeft vervolgens de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat het EAB was ingetrokken. Gezien deze intrekking verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering. De rechtbank besloot tevens dat de geschorste overleveringsdetentie was beëindigd. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzitter, en mrs. M.C.M. Hamer en V.V. Essenburg, rechters, in aanwezigheid van griffier N.M. van Trijp. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751140-19
RK nummer: 19/1166
Datum uitspraak: 9 mei 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 februari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 januari 2019 door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting van 12 april 2019
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 april 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A.H. van Huijgevoort, advocaat te Tilburg. De behandeling van de zaak is aangehouden tot de zitting van 9 mei 2019 teneinde de raadsman in de gelegenheid te stellen stukken aan de officier van justitie te verstrekken waaruit zou blijken dat de opgeëiste persoon voor alle in het EAB genoemde pleegdata een alibi zou hebben.
Zitting van 9 mei 2019
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 9 mei 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. Nu officier van justitie mr. N.R. Bakkenes de rechtbank en de raadsman voorafgaand aan de zitting had bericht dat de Belgische onderzoeksrechter het EAB had ingetrokken, zijn de opgeëiste persoon en zijn raadsman niet verschenen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsmandaat bij verstek van
24 januari 2019 door de onderzoeksrechter.
De overlevering werd verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van België strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat zij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, aangezien het EAB inmiddels is ingetrokken, zoals blijkt uit een e-mail van 29 april 2019 van de Onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, Afdeling Dendermonde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is ingetrokken.
Onder die omstandigheden moet de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering ex artikel
23 van de Overleveringswet.
De rechtbank stelt vast dat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.