ECLI:NL:RBAMS:2019:3847

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
13/669020-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake ladingdiefstallen en voorhanden hebben van munitie

Op 28 mei 2019 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 58-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere ladingdiefstallen en het voorhanden hebben van munitie. De verdachte, die samen met een medeverdachte handelde, kreeg een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte een duidelijke modus operandi volgden, waarbij zij steeds samen in een witte Citroën Berlingo op zoek gingen naar onbemande vrachtwagens en bestelbusjes. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van schakelbewijs, waarbij de werkwijze van de verdachten en de korte tijdsperiode tussen de diefstallen als belangrijke elementen werden beschouwd.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, waaronder het gebruik van een valse sleutel en vals kostuum, omdat niet kon worden bewezen dat deze elementen aanwezig waren. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank vond de herkenningen van de verdachte door verbalisanten voldoende betrouwbaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had in de diefstallen en dat er sprake was van medeplegen.

Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van munitie en het bezit van technische hulpmiddelen die geschikt zijn voor het plegen van misdrijven. De rechtbank vond het gedrag van de verdachte uitermate brutaal en rekende het hem aan dat hij geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De rechtbank legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was geëist, maar verklaarde de in beslag genomen auto verbeurd, omdat deze was gebruikt bij de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669020-19
Datum uitspraak: 28 mei 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] , gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.A. Groenendijk, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen met dien verstande dat verdachte telkens dient te worden vrijgesproken voor de gekwalificeerde bestanddelen valse sleutel en/of vals kostuum.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van alle feiten dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 heeft de raadsvrouw hiertoe, kort gezegd, aangevoerd dat de herkenningen van de verdachten onvoldoende specifiek zijn om de aangiftes te kunnen ondersteunen. Verder kunnen volgens de raadsvrouw de feiten niet door middel van schakelbewijs worden bewezen, omdat geen sprake is van een modus operandi.
Ten aanzien van het onder 6 en 7 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de munitie en van de
jammerdie is aangetroffen in de auto.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de onder de feiten 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten slechts de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid kan worden bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 5 ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank twijfelt niet aan de aanwezigheid van verdachte op de plaats van het misdrijf, maar uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de ruit van de auto is vernield en derhalve evenmin dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft begaan.
3.3.2
Feiten en omstandigheden
Uit de wettige bewijsmiddelen welke zijn opgenomen in bijlage II bij dit vonnis, blijken naar het oordeel van de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van feit 1
Op 5 december 2018 doet aangever [naam aangever 1] namens Ritel B.V. aangifte van diefstal van 29 mobiele telefoons uit een vrachtwagen van Zuidwest Logistiek B.V. op de Houtmarkt in Breda. De mobiele telefoons zaten in een rolcontainer die uit de vrachtwagen is weggenomen. De diefstal moet tussen 10:15 uur en 10:30 uur hebben plaatsgevonden. De totale waarde van de weggenomen goederen, inclusief rolcontainer, bedraagt € 18.264,51.
Uit camerabeelden op en rondom de Houtmarkt in Breda blijkt dat om 10:12 uur een vrachtwagen met daarop de tekst Zuidwest Logistiek B.V. de laad- en losplaats de Houtmarkt oprijdt. Net daarna komt een witte bestelbus Citroën Berlingo met kenteken [kenteken] uit de richting van de Houtmarkt rijden. De Citroën Berlingo draait 180 graden waardoor deze weer in de richting van de Houtmarkt staat. De bestuurder stapt uit en loopt in de richting van de Houtmarkt. Deze man wordt omschreven als blank, tussen de 40-50 jaar oud met een licht gezet postuur. De man draagt een bril, een donkere pet en jas. De bijrijder stapt ook uit en loopt in de richting van de Karnemelkstraat. De bijrijder wordt omschreven als een man met een blanke huidskleur, tussen 25-35 jaar oud en draagt een grijs vest en een donkere broek.
Om 10:27 uur komt de bestuurder vanuit de richting van de Houtmarkt teruglopen, hij stapt in de Citroën Berlingo en rijdt in de richting van de Houtmarkt. Om 10:28 uur loopt de bijrijder op het voetgangerspad van de Houtmarkt. Deze man beweegt een rolcontainer met zich. De man loopt de Halstraat in. De Citroën Berlingo rijdt ook de Halstraat in. Om 10:32 uur stalt de bijrijder de rolcontainer in de Halstraat en hij stapt in de Citroën Berlingo. Om 10:36 uur rijdt de Citroën Berlingo de Sint Janstraat in en komt daar tot stilstand. Om 10:39 uur lopen beide mannen richting de rolcontainer op de Halstraat. Met de rolcontainer lopen zij richting de Sint Janstraat. Om 10:41 uur lopen de twee mannen met de rolcontainer in de Sint Jansstraat. Zij zetten de rolcontainer weg nabij een pand dat in de steigers staat. Om 10:52 uur komt de bestuurder in beeld met een oranjekleurig zeil. De bestuurder en bijrijder leggen het zeil vervolgens samen over de rolcontainer. De rolcontainer staat tot 12:20 uur in de Sint Jansstraat. Wanneer de camera om 13:50 uur terugdraait, is de rolcontainer weg.
De rolcontainer waarmee de verdachten op de beelden te zien zijn, wordt door de contactpersoon van Ritel B.V. herkend als de weggenomen rolcontainer.
De persoon met het grijze vest, de bijrijder, wordt door vier verbalisanten herkend als medeverdachte [medeverdachte] . Zij herkennen hem aan zijn uiterlijke gezichtskenmerken en zijn manier van lopen. De bestuurder wordt door één verbalisant herkend als verdachte.
De Citroën Berlingo met kenteken [kenteken] staat sinds 19 maart 2018 op naam van verdachte.
Ten aanzien van feit 2
Op 12 december 2018 wordt er geobserveerd aan de [adres 1] te [woonplaats] , het adres van medeverdachte [medeverdachte] . Om 9:05 uur komt een man in donkere kleding uit dit huis en stapt aan de bijrijderskant in een witte Citroën Berlingo met kenteken [kenteken] . De man wordt herkend als medeverdachte [medeverdachte] . De bestuurder van de Citroën Berlingo wordt herkend als verdachte. De bestelbus rijdt direct naar Rotterdam. Om 9:54 uur wordt de Citroën Berlingo geparkeerd op het Rodezand in Rotterdam. [medeverdachte] stapt uit, pakt een steekkarretje uit de achterzijde van de Citroën Berlingo en loopt naar een witte vrachtauto met kenteken [kenteken] . De laadklep van die vrachtwagen wordt geopend. Wanneer de laadklep is geopend stapt [medeverdachte] in de vrachtwagen en bekijkt de lading. Verdachte loopt op dat moment langs de vrachtauto en bekijkt de omgeving aandachtig. Vervolgens staat [medeverdachte] weer naast de auto en de laadklep gaat dicht. [medeverdachte] loopt met de steekkar terug naar de Citroën Berlingo. Ook verdachte komt terug naar de Citroën Berlingo en samen rijden ze weg.
Op 5 februari 2019 is de Citroën Berlingo van verdachte doorzocht. Hierbij is onder meer een steekkar in beslag genomen.
Ten aanzien van feit 3
Aangever [naam aangever 2] doet namens United Parcel Service Nederland B.V. aangifte van diefstal van een pakket van afzender Swatch group export uit een bestelauto op 17 december 2018. Getuige [naam getuige 1] heeft gezien dat een jongen met een grijs vest en een petje naar de UPS auto liep en via de zijdeur de laadruimte inliep en vervolgens met een doos onder zijn arm de laadruimte uitkwam. De jongen liep naar een witte Citroën Berlingo. Getuige [naam getuige 2] heeft gezien dat een van de jongens het UPS voertuig uitliep met een doos. Deze jongen liep naar een witte Citroën Berlingo met kenteken [kenteken] en hij stapte in aan de bijrijderszijde. De bestuurder die in het voertuig blijft zitten is een oudere man met kort haar en hij draagt een brilletje. [naam getuige 2] kent het duo, omdat hij hen iedere dag ziet en zij pakketjes stelen.
Het voertuig met kenteken [kenteken] is op diezelfde dag door middel van camera’s gevolgd in Amsterdam. Om 9:52 uur rijdt het voertuig in de richting van de P.C. Hooftstraat. Om 10:21 uur rijdt het voertuig door de ANPR te Hoofddorp en om 10:35 uur krijgen verbalisanten de auto ter hoogte van Leiderdorp in beeld, zij hebben de auto een stopteken gegeven. De bestuurder van het voertuig blijkt verdachte te zijn. De bijrijder blijkt te zijn medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] . In de bestelbus wordt een doos met daarin twintig Swatch horloges aangetroffen.
Ten aanzien van feit 4
Aangever [naam aangever 3] heeft namens Logistiekcentrum Stad Alkmaar B.V. aangifte gedaan van diefstal van twee Dyson stofzuigers uit een vrachtauto met kenteken [kenteken] op 3 januari 2019. De weggenomen stofzuigers hebben een waarde van € 858,00.
Op 3 januari 2019 wordt de witte Citroën Berlingo met kenteken [kenteken] geobserveerd. De personen in de auto worden herkend als verdachte (bestuurder) en medeverdachte [medeverdachte] (bijrijder). Om 9:44 uur stopt het voertuig op het Koningsplein in Amsterdam. De twee mannen stappen uit en lopen in de richting van vrachtwagen en bestelbusjes. Kort hierna loopt [medeverdachte] bij een vrachtwagen met kenteken [kenteken] weg met twee kartonnen dozen in zijn handen.
Ten aanzien van feit 6
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres] in Den Haag op 5 februari 2019 wordt in een kast op het balkon een zakje met drie verschillende soorten kaliber munitie gevonden. De vriendin van verdachte heeft verklaard dat die kast meestal door verdachte wordt gebruikt.
Ten aanzien van feit 7
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] en de doorzoeking van de Citroën Berlingo met kenteken [kenteken] op 5 februari 2019 zijn twee apparaten in beslag genomen. Uit onderzoek blijkt dat dit zogeheten
jammerszijn, ontworpen om frequenties te verstoren.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde:
Schakelbewijs
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 4 door de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de verschillende feiten als zogenoemd schakelbewijs te gebruiken. Volgens de doctrine en de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
De rechtbank vindt het schakelbewijs in de eerste plaats in de werkwijze die verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] telkens hebben gehanteerd (modus operandi). Deze is terug te vinden in de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden en komt op de volgende essentiële punten in voorkomende gevallen overeen:
- Verdachte en [medeverdachte] rijden steeds samen in de witte Citroën Berlingo met kenteken [kenteken] , die op naam staat van verdachte, vanuit Den Haag/Rijswijk naar het centrum van een andere stad. [verdachte] is altijd de bestuurder, [medeverdachte] de bijrijder;
- Verdachte en [medeverdachte] rijden rond, op zoek naar onbemande vrachtwagens of bestelbusjes;
- [medeverdachte] betreed de laadruimte van een vrachtwagen of bestelbus, pakt daar lading uit en verlaat de laadruimte. In de tussentijd houdt verdachte de omgeving in de gaten.
Daarnaast wijst de rechtbank op het korte tijdsbestek waarin de diefstallen hebben plaatsgevonden, te weten binnen een periode van ongeveer twee maanden.
Verdachte heeft het plegen van de feiten ontkend. Nu telkens dezelfde modus operandi is gebruikt als hierboven is geschetst, acht de rechtbank de feiten onder meer op basis van die werkwijze bewezen. Daar komt ten aanzien van feit 3 nog het volgende bij. Zoals hiervoor al overwogen, is uit het dossier gebleken dat verdachte en [medeverdachte] kort na de diefstal zijn aangetroffen in het betrokken voertuig, met daarin de weggenomen doos. Verdachte heeft daarvoor geen aannemelijke verklaring gegeven. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat indien een gestolen goed binnen korte tijd na een diefstal wordt aangetroffen bij een verdachte, ervan uit mag worden gegaan dat deze verdachte dat goed heeft weggenomen, tenzij hij een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het voorhanden hebben van het gestolen goed. Dit heeft verdachte niet gedaan. Verdachte en de medeverdachte verklaren wel dat er niemand anders bij hen is ingestapt en dat niemand anders een doos in de auto heeft gezet.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de diefstallen met behulp van een vals kostuum of een valse sleutel zijn begaan.
Herkenningen verdachte
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank de herkenningen van verdachte door de verbalisanten voldoende betrouwbaar. Ten aanzien van de herkenning van verdachte in zaak 1 beschrijft verbalisant [naam verbalisant 1] op pagina Z1-69 weliswaar niets anders dan de kleding die verdachte draagt, maar verbalisant heeft zich veelvuldig met het onderzoek beziggehouden. De rechtbank heeft daarom geen reden te twijfelen aan deze herkenning.
Ook ten aanzien van de herkenning door verbalisant [naam verbalisant 2] op pagina Z2-20 in zaak 2 heeft de rechtbank geen reden om twijfelen aan de herkenning van verdachte. Nu de rechtbank geen aanleiding ziet om de waarneming van de verbalisanten in twijfel te trekken, zullen ook deze herkenningen voor het bewijs worden gebruikt.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van medeplegen indien is komen vast te staan dat bij het begaan van strafbare feiten sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de ten laste gelegde feiten het volgende af.
Verdachte is steeds samen met [medeverdachte] , in het voertuig op naam van verdachte, van Den Haag of Rijswijk naar een andere stad gereden. In dit voertuig worden tevens gestolen goederen en een steekkar aangetroffen. De rechtbank ziet dit als een grotere rol dan het enkel ter beschikking stellen van een auto of het helpen bij de vlucht. Daar komt bij dat verdachte zowel ten tijde van de diefstallen als daarna een belangrijke rol heeft. Na de wegnemingshandeling van feit 1 bestaat deze rol uit het samen met [medeverdachte] afdekken van de weggenomen rolcontainer met een zeil dat door verdachte lijkt te worden verzorgd. Ten aanzien van de feiten 2 en 4 blijkt dat verdachte de omgeving in de gaten houdt terwijl [medeverdachte] een laadruimte van een vrachtwagen betreedt.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering van de wegnemingshandeling, is er evident sprake van een zeer bewuste en nauwe samenwerking tussen beide verdachten en is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde steeds van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het onder de feiten 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Nadere bewijsoverweging van het onder 6 ten laste gelegde
Op grond van de verklaring van de vriendin van verdachte en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring, inhoudende dat de aangetroffen munitie niet van iemand anders is, gaat de rechtbank ervan uit dat het niet anders kan dan dat de munitie van verdachte was. Op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen acht de rechtbank dit feit dus bewezen.
Nadere bewijsoverweging van het onder 7 ten laste gelegde.
Ten eerste merkt de rechtbank ambtshalve op dat de tenlastelegging weinig geconcretiseerd is. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat deze in samenhang met het dossier voldoende duidelijk is. De rechtbank begrijpt met de officier van justitie en de verdediging dat met ‘technisch hulpmiddel’ de zogeheten
jammersworden bedoeld.
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen bewezen dat verdachte beide
jammersin zijn bezit had, dus ook de
jammerdie in de witte Citroën Berlingo is aangetroffen. Dit voertuig staat op naam van verdachte en hij maakte veel gebruik van de auto. Een verklaring van verdachte van wie de
jammerdan zou zijn, blijft uit.
Kennelijke vergissing
In zaak 4 heeft de rechtbank geconstateerd dat in het proces-verbaal van bevindingen van 15 januari en in het ongetekende proces-verbaal van bevindingen van 4 januari 2019 wordt geverbaliseerd omtrent gedragingen op 4 januari 2019, terwijl de aangifte van 15 januari 2019 en in de getuigenverklaring van [naam getuige 3] 3 januari wordt genoemd. Nu in deze stukken omtrent dezelfde gebeurtenissen wordt geverbaliseerd gaat de rechtbank er van uit dat er sprake is van een kennelijke vergissing. De verdachte wordt hiermee niet in zijnverdediging geschaad, omdat door de omschrijving van de handelingen duidelijk is waar het over ging.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1, primair, ten laste gelegde:
op 5 december 2018 te Breda tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen (kenteken: [kenteken] ) heeft weggenomen 29 telefoons (van onder andere het merk Apple en/of Samsung), toebehorende aan Ritel B.V.;
ten aanzien van het onder 2, primair, ten laste gelegde:
op 12 december 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, weg te nemen uit een vrachtwagen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben verschaft door middel van inklimming, immers is verdachte en/of zijn mededader in de laadruimte van die vrachtwagen geklommen op zoek naar geld en/of goederen van zijn gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 3, primair, ten laste gelegde:
op 17 december 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bestelbus heeft weggenomen 20 horloges, toebehorende aan het Rijksmuseum te Amsterdam of UPS;
ten aanzien van het onder 4, primair, ten laste gelegde:
op 3 januari 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen (met kenteken: [kenteken] ) heeft weggenomen 2 Dyson stofzuigers, toebehorende aan Logistiekcentrum Stad Alkmaar B.V. of de Bijenkorf;
ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
op 5 februari 2019 te Den Haag munitie van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 14 stuks munitie (soort: 9mm x 19, merk: CBC Luger) en 10 stuks munitie (soort: 9mm x 17, merk: Geco 9mm K) en1 stuks munitie (soort: 7.65 mm Browning, merk: Geco) voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde:
op 5 februari 2019 te 's-Gravenhage in een auto, merk Citroen Berlingo, kenteken [kenteken] en in een woning aan de [adres] , met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350c Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, meerdere technische hulpmiddelen die hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen zijn tot het plegen van een zodanig misdrijf, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.
De in beslag genomen Citroën Berlingo dient verbeurdverklaard te worden, omdat de bewezen geachte feiten zijn begaan met behulp van de auto.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde gevangenisstraf disproportioneel is. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat aansluiting moet worden gezocht bij de LOVS oriëntatiepunten voor winkeldiefstallen, omdat de gestolen goederen naar hun aard bezien winkelgoederen zijn.
Ten aanzien van de in beslag genomen auto geeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze dient te worden teruggegeven aan verdachte.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan meerdere ladingdiefstallen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie en twee
jammers. Verdachte heeft gehandeld ten behoeve van zijn eigen financieel gewin. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij enkel uit dit oogmerk heeft gehandeld en zich kennelijk geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen voor de benadeelde leveranciers en winkeliers. Het is uitermate brutaal om in een winkelgebied waar leveranciers winkels bevoorraden goederen weg te nemen uit een bus of vrachtwagen.
De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte zelfs na zijn aanhouding op 17 december 2018 zijn criminele praktijken heeft voortgezet. Dit getuigt van een zeer criminele inslag. Tenslotte rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij - met zijn proceshouding - geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen en inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn gedrag.
Uit het Uittreksel Justitiële documentatie van 14 april 2019 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. Deze veroordelingen zijn echter wel meer dan 5 jaar geleden, zodat de rechtbank daar bij de strafoplegging niet in straf verhogende zin rekening mee zal houden.
De rechtbank heeft minder bewezen verklaard dan door de officier van justitie gevorderd, reden waarom de rechtbank een lagere gevangenisstraf dan gevorderd zal opleggen aan verdachte.
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, een bestelauto met kenteken [kenteken] , Citroën Berlingo 2009, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp de onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zijn begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 311 en 350d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 5 ten laste gelegde
niet bewezenen
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4:

diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:

poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
ten aanzien van feit 6:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 7:

met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350a, eerste lid, of 350c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurdeen bestelauto met kenteken [kenteken] , Citroën Berlingo 2009.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2019.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.