Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2019.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een echtpaar dat appartementen verhuurde, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft de oplegging van vier bestuurlijke boetes van elk € 6.000 wegens overtreding van de Huisvestingswet 2014. Eisers hebben zonder vergunning vier zelfstandige woningen omgezet in meerdere onzelfstandige woonruimten. De primaire besluiten tot boeteoplegging werden genomen op 18 augustus 2017, en de bezwaren van eisers werden op 7 juni 2018 ongegrond verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 17 december 2018 hebben eisers hun standpunt toegelicht, bijgestaan door hun gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de eisers niet hebben betwist dat de appartementen aan meerdere huishoudens werden verhuurd, wat in strijd is met de Huisvestingswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woningen altijd de bestemming wonen hebben gehad en dat er geen vergunning voor de omzetting was aangevraagd. De rechtbank heeft het standpunt van verweerder, dat de boetes terecht zijn opgelegd, onderschreven en geoordeeld dat de eisers niet konden worden vrijgesteld van de boetes op basis van het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.