4.3.1Vrijspraak van het onder 1. (achtste feitelijkheid), 3. en 5. ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder feit 1. (achtste feitelijkheid), 3. (de bedreiging) en 5. (de vernieling van het horloge) is ten laste gelegd. Aangeefster heeft weliswaar over deze punten verklaard, maar naar het oordeel van de rechtbank is er met betrekking tot deze feiten onvoldoende steun in de overige bewijsmiddelen te vinden om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Ten aanzien van de bedreiging van verdachte haar familie iets aan te doen, zoals het overgieten met zoutzuur, is de rechtbank van oordeel dat dit enkel is gebaseerd op de verklaring van aangeefster. Het feit dat de voormalige werkgever van verdachte een zelfde vergelijkbare dreigement heeft gemeld bij de politie doet daar niet aan af.
Verdachte heeft ten aanzien van de vernieling van het horloge enkel verklaard dat hij de tassen van aangeefster naar buiten heeft gegooid, maar niet dat hij specifiek een horloge heeft weggegooid respectievelijk vernield. Overig bewijs ten aanzien van de vernieling van het horloge ontbreekt. Dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Verdachte zal hiervan daarom worden vrijgesproken.
4.3.2Feiten en omstandigheden
Aangeefster heeft meerdere gedetailleerde verklaringen afgelegd, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris. Haar eerste verklaring dateert van 22 december 2016, haar laatste verklaring van 5 juni 2018. De rechtbank constateert dat deze verklaringen, ondanks het tijdsverloop, consistent zijn en slechts op ondergeschikte punten van elkaar afwijken. Voorts vinden haar verklaringen – wat betreft de andere feiten dan hiervoor onder 4.3.1 bedoeld - steun in de overige bewijsmiddelen.
Aangeefster heeft - kort samengevat - verklaard dat zij verdachte omstreeks september 2013 heeft leren kennen, toen hij nog een relatie met [persoon 1] had. Eind september 2013, kregen aangeefster en verdachte al een relatie met elkaar. Aangeefster heeft kort daarna aan verdachte verteld dat bij haar ASS (Autisme Spectrum Stoornis), in het bijzonder pdd-nos, was vastgesteld. Dit is een aandoening die tot gevolg heeft dat zij veel kan hebben, snel boos kan worden, maar ook snel over haar boosheid heen kan stappen, waardoor zij kwetsbaar is voor misbruik.
Nadat aangeefster en verdachte een relatie kregen werd het haar al snel duidelijk dat verdachte geld nodig had omdat hij schulden had die hij niet met zijn inkomsten, kennelijk mede gegeven zijn uitgavenpatroon, zelf kon aflossen.
Aangeefster is in eerste instantie vanuit haar studiefinanciering meer gaan lenen bij [instantie] . Het geld dat zij hiermee verkreeg heeft zij grotendeels aan verdachte gegeven. Toen deze inkomstenbron opdroogde, had verdachte nog steeds geld nodig. Aangeefster is daarop als escort gaan werken om het benodigde geld te verdienen. Zij heeft dit gedaan omdat zij erg verliefd op verdachte was en er alles aan wilde doen om hem te helpen met zijn schulden. Verdachte dreigde bovendien de relatie met aangeefster te beëindigen als zij geen/niet voldoende escortwerkzaamheden zou verrichten en niet voldoende zou verdienen om hem financieel te ondersteunen. Hij schermde met andere meisjes die meer konden bieden dan aangeefster en had tijdens de relatie met aangeefster meerdere relaties met andere, soms zeer jonge, vrouwen. Aangeefster moest zich voor verdachte bewijzen, alleen dan maakte zij een kans bij hem. Zij moest van hem afvallen tot 52 kilogram om er beter uit te zien als escort en om meer bij verdachte in de smaak te vallen. Aangeefster verhuisde van [plaats 2] naar [plaats 1] en ging bij verdachte wonen omdat in Amsterdam meer kans op werk was.
Verdachte heeft aangeefster na verloop van tijd onder druk gezet om zich, mede gezien zijn toenemende financiële behoefte, bij een tweede escortbureau in te schrijven dan wel via [bureau] te gaan werken. Als aangeefster geen geld zou verdienen dan zou hij het door een andere vrouw laten doen om op die manier geld te verwerven. Verder heeft verdachte aangeefster gedreigd om een seksueel getint filmpje aan al haar contactpersonen te sturen als zij zich niet beschikbaar stelde op de website van de escortservice.
Aangeefster gaf 45% van haar netto-inkomsten uit escortwerkzaamheden aan verdachte en zij betaalde van haar deel daarnaast nog voor de benzine voor het brengen en halen, dagelijkse boodschappen, reparatie aan zijn auto, injecties met anabolen voor verdachte en benodigdheden voor haar werk in de escort zoals duurdere lingerie. Zij heeft op 12 april 2013 gesolliciteerd bij het escortbureau en heeft van 7 juni 2014 tot en met 28 oktober 2016 boekingen gehad via dit bureau. Hierna heeft de eigenaresse van het escortbureau, [persoon 2] , de samenwerking met aangeefster beëindigd in verband met haar beperkte beschikbaarheid.
Op 22 december 2016 is de relatie tussen aangeefster en verdachte definitief tot een einde gekomen toen verdachte aangeefster tijdens een heftige ruzie, waarbij de hulp van de politie werd ingeroepen, heeft mishandeld door haar keel dicht te knijpen en haar op haar hoofd te slaan. Verdachte heeft aangeefster met haar spullen het huis uitgegooid.
De verklaring van aangeefster vindt ondersteuning in andere bewijsmiddelen.
In de eerste plaats in de verklaringen van verdachte zelf. Hij heeft bevestigd dat hij een relatie met aangeefster heeft gehad, dat hij bekend was met haar stoornis, dat zij in de prostitutie heeft gewerkt en dat zij een aanzienlijk deel van haar verdiensten aan hem afdroeg. Tevens heeft hij verklaard dat aangeefster boodschappen deed voor hen beiden en zij geld voor benzine gaf. Ten slotte heeft verdachte erkend dat hij aangeefster agressief heeft bejegend en heeft gedreigd voor haar compromitterende filmpjes en foto’s te verspreiden onder haar familie, vrienden en kennissen.
De verklaring van aangeefster vindt ook steun in de verklaringen die de getuigen [persoon 1] , [getuige 1] en [getuige 2] hebben afgelegd over hun relaties met verdachte - deels ten tijde van de relatie van verdachte met aangeefster. Zij verklaren over zijn agressieve en dwingende gedrag jegens hen en soms tegen familieleden van deze vrouwen. Dat verdachte slechts werd gedreven door lustgevoelens is - wat daarvan zij - in het licht van de geregistreerde gesprekken niet aannemelijk en deze relaties werden, naar het oordeel van de rechtbank ook instrumenteel door verdachte ingezet.
Verder vinden de verklaringen van aangeefster in hoge mate steun in de diverse WhatsApp-gesprekken tussen aangeefster en verdachte.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij aangeefster niet heeft uitgebuit, dat zij een gewone liefdesrelatie hadden en dat de dreigementen met compromitterende beelden en de dreiging om de relatie te beëindigen niet werden geuit om aangeefster te dwingen om escortwerkzaamheden te (blijven) verrichten en geld af te dragen, tegen deze achtergrond niet geloofwaardig en strijdig met de bewijsmiddelen.
Zo blijkt uit WhatsApp-conversaties tussen aangeefster en verdachte, dat hij vaak dringend geld nodig had om zijn luxe levensstijl te bekostigen, dat hij aangeefster sterk onder druk zette om meer te (gaan) werken, door zich bij een tweede escortbureau in te schrijven of via [bureau] te gaan werken, en dat hij er mee dreigde de relatie te beëindigen en/of andere meisjes voor hem te laten werken. Daarnaast heeft verdachte compromitterende filmpjes van aangeefster gemaakt die hij dreigde aan haar familie en (facebook)vrienden te sturen, als zij niet aan zijn wensen voldeed. Hij heeft zelfs eenmaal daadwerkelijk (een begin van) uitvoering aan dit dreigement gegeven door een screenshot uit één van de filmpjes aan de zus van aangeefster te zenden. De zus heeft verklaard dat zij aangeefster heeft herkend.
Mensenhandel, artikel 273f, lid 1, sub 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte door dreiging met één of meer andere feitelijkheden en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, aangeefster heeft geworven, vervoerd, overgebracht en opgenomen.
Verdachte heeft gebruik gemaakt van de omstandigheid dat aangeefster tot over haar oren verliefd op hem was en in verband met een Autisme Spectrum Stoornis minder goed in staat was om haar grenzen aan te geven. Zij is voor verdachte vanuit [plaats 2] naar [plaats 1] verhuisd. Aangeefster was zo verliefd op hem, dat zij bereid was om buitengewoon ver te gaan, en haar grenzen regelmatig te overschrijden, om verdachte niet te verliezen. Hij heeft daarvan gebruik gemaakt door haar aan te zetten om escortwerkzaamheden te verrichten teneinde een bron van inkomsten voor zichzelf te creëren. Aangeefster woonde bij verdachte en zijn moeder in huis, verdachte bracht haar naar een deel van haar geboekte klanten en hij hield actief toezicht op haar werkzaamheden en verdiensten als escort. Aangeefster moest een vast percentage van 45% van haar netto-inkomsten afstaan. Van de overige 55% betaalde zij bovendien nog gezamenlijke kosten als boodschappen en benzine voor de auto waarin verdachte reed. Ten slotte betaalde zij ook voor de wekelijkse regelmatige injecties met anabolen voor verdachte.
Verder heeft hij compromitterende beelden gemaakt van de hiervoor genoemde seksuele handelingen die aangeefster bij hem verrichtte en haar gedreigd deze beelden aan familie, vrienden en kennissen te zenden. Uit de inhoud van de WhatsApp gesprekken blijkt dat ook deze dreigementen met compromitterende beelden wel degelijk werden geuit om aangeefster te dwingen om escortwerkzaamheden te (blijven) verrichten en geld aan verdachte af te dragen. Van enige reële inspanning door verdachte die het afstaan van enig bedrag zou kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Daarmee staat naar het oordeel rechtbank het oogmerk van uitbuiting vast.
Artikel 273f, lid 1, sub 4
Verdachte heeft door dreiging met één of meer andere feitelijkheden en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie waarin aangeefster verkeerde, haar ertoe gebracht om in te stemmen met het verrichten van escortwerkzaamheden. Zoals hiervoor reeds ter sprake is gekomen, had verdachte daarbij het oogmerk om aangeefster uit te buiten. Ook dit onderdeel van de tenlastelegging acht de rechtbank daarom bewezen.
Artikel 273f, lid 1, sub 6
Aangeefster heeft in de periode dat zij als escort heeft gewerkt steeds 45% van haar verdiensten aan verdachte afgegeven. Verdachte gebruikte dit geld voor zijn levensonderhoud, in het bijzonder dure merkkleding en schoenen, alsmede anaboleninjecties en voor zijn training benodigde middelen als eiwitten. Voor zijn luxe levensstijl was verdachte aangewezen op de verdiensten van aangeefster. Verdachte is door dit geld verrijkt, hij heeft in die periode geen noemenswaardig eigen inkomen gegenereerd. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van aangeefster.
Artikel 273f, lid 1, sub 9
Verdachte en aangeefster zijn overeengekomen dat aangeefster 45% van haar in de prostitutie verdiende geld aan hem zou afgeven. Aangeefster ging hiermee akkoord omdat zij enorm verliefd op verdachte was en zij (in eerste instantie) meende dat hij dit geld nodig had om zijn problematische schulden af te lossen. Nadien is aangeefster akkoord gegaan met afgifte van haar verdiensten omdat zij bang was dat verdachte de relatie met haar zou beëindigen dan wel compromitterende filmpjes en foto’s van haar aan familie, vrienden en kennissen zou sturen. Ook dit onderdeel van de tenlastelegging acht de rechtbank daarom bewezen.
Bewezen verklaarde periode
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster al snel na aanvang van de relatie geld aan verdachte begon over te maken ten behoeve van zijn schulden. Het betrof toen nog haar studiefinanciering. De rechtbank acht, gelet op de verklaringen van aangeefster, alsmede de verklaringen van de getuigen [persoon 1] en [getuige 1] , bewezen dat verdachte betrekkelijk snel na aanvang van de relatie aangeefster is gaan voorbereiden op het verrichten van escortwerkzaamheden, onder meer door haar te laten afslanken. Om die reden houdt de rechtbank als beginmoment van de bewezen verklaarde periode 1 januari 2014 aan.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte zich in de periode 1 januari 2014 tot en met 22 december 2016 heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel, zoals ten laste gelegd onder feit 1.