ECLI:NL:RBAMS:2019:4076

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
7295632 CV EXPL 18-23419
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering over overeengekomen, maar niet door de werkgever ingeroosterde, uren

In deze zaak vordert de eiseres, Melrose Security BV, betaling van loon en cursuskosten van haar werkgever, Melrose. De eiseres was werkzaam bij Melrose van 8 oktober 2014 tot 28 maart 2018, eerst op basis van een oproepovereenkomst en later op basis van een arbeidsovereenkomst. De eiseres stelt dat zij over bepaalde perioden te weinig loon heeft ontvangen en dat er onterecht cursuskosten op haar loon zijn ingehouden. Melrose betwist de vordering en stelt dat de eiseres zelf niet beschikbaar was voor werk en dat de cursuskosten terugbetaald moeten worden op basis van de CAO Particuliere Beveiliging. De kantonrechter oordeelt dat het niet aan Melrose te wijten is dat de eiseres minder uren heeft gewerkt en dat de vordering tot betaling van het loon toewijsbaar is. Ook de vordering tot terugbetaling van de cursuskosten wordt toegewezen, omdat deze betrekking hebben op door de werkgever verplichte cursussen. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van wettelijke verhogingen en rente toe, evenals de vordering om gecorrigeerde salarisspecificaties te verstrekken. Melrose wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7295632 CV EXPL 18-23419
vonnis van: 15 april 2019
fno.: 609

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. H. Hulshof
t e g e n

de besloten vennootschap Melrose Security BV

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Melrose
gemachtigde: mr. R.G.E. de Vries

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter heeft acht geslagen op de volgende processtukken en proceshandelingen:
- de dagvaarding van 16 oktober 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord en een akte waarbij de productie van de in de conclusie van
antwoord vermelde productie is overgelegd;
- het instructievonnis van 28 januari 2019;
- de dagbepaling van de comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 18 maart 2019. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Melrose heeft zich doen vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] , bijgestaan door mr. R.R.B. Dayala namens de gemachtigde. [eiseres] heeft ten behoeve van de comparitie stukken overgelegd. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiseres] is van 8 oktober 2014 tot 28 maart 2018 werkzaam geweest bij Melrose, een beveiligingsbedrijf. [eiseres] was tot 12 mei 2017 voor Melrose werkzaam op basis van een oproepovereenkomst voor minimaal 8 uren per
4 weken. Vanaf 12 mei 2017 was [eiseres] werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor gemiddeld 32 uren per week. Het overeengekomen basisuurloon bedraagt, als [eiseres] wordt ingezet als horecaportier of evenementen-begeleider, € 11,53 exclusief vakantiedagentoeslag en vakantietoeslag. De loonbetaling heeft steeds per aansluitende perioden van 4 weken plaats gehad.
1.2.
In de op 10 mei 2017 opgemaakte en door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst is bepaald dat op deze arbeidsovereenkomst de huidige en toekomstige bepalingen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Evenementen en Horecabeveiliging van toepassing zijn en dat indien de werknemer wordt ingezet als beveiliger de Collectieve Arbeidsovereenkomst Particulierebeveiliging van toepassing is.
1.3.
[eiseres] heeft per 28 maart 2018 ontslag genomen.
1.4.
[eiseres] heeft bij brief van 4 juni 2018 onder andere aan Melrose bericht dat zij over de perioden 6 t/m 13 van 2017 totaal over 146,25 uren te weinig aan loon betaald heeft gekregen, totaal een bedrag van € 1.686,26 en dat in periode 3 van 2018 ten onrechte € 381,00 aan cursuskosten op het loon in mindering is gebracht. [eiseres] heeft Melrose gevraagd de hiervoor genoemde bedrag alsnog aan haar te betalen. Melrose heeft dat niet gedaan.

Vordering

2. [eiseres] vordert dat Melrose veroordeeld wordt tot betaling van € € 1.686,26 bruto aan loon en € 381,00 netto aan cursuskosten, beide bedragen te verhogen met eerst 50% aan wettelijke verhoging en vervolgens de wettelijke rente vanaf 4 juni 2018 tot aan de voldoening. [eiseres] vordert ook Melrose te veroordelen tot het verstrekken van gecorrigeerde, juiste salarisspecificaties over de perioden waarop het na te betalen loon en de cursuskosten betrekking hebben, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00.
3. [eiseres] voert aan dat zij over de perioden 6 tot en met 11 en 13 van 2017 over totaal 146,25 uren te weinig loon betaald heeft gekregen. [eiseres] betoogt dat zij beschikbaar was om het overeengekomen aantal uren per week te werken, maar dat Melrose hiervan voor het hiervoor genoemde aantal uren geen gebruik heeft gemaakt. [eiseres] voert aan dat er sprake was van tijdelijke terugloop in beveiligingsopdrachten en dit een oorzaak is die voor rekening en risico van Melrose komt. Ten aanzien van de cursuskosten voert [eiseres] aan dat het om een verplichte cursus ging en dat zij alleen kosten verschuldigd is in geval werknemers zich te laat afmelden of niet komen opdagen. Hiervan is geen sprake, aldus [eiseres] .

Verweer

4. Melrose verweert zich tegen de vordering en voert bij conclusie van antwoord aan dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vordering omdat Melrose kantoor houdt aan [adres 2] en niet op het adres [adres 1] . Melrose voert verder aan dat [eiseres] in de periode hier aan de orde meermaals zelf verstek heeft laten gaan tot het verrichten van arbeid, dan wel arbeid heeft geweigerd. Melrose verwijst ten aanzien van de cursuskosten naar een e-mail van haar van 24 oktober 2018 waarin staat dat op grond van artikel 61.1 van de CAO Particuliere Beveiliging studiekosten moeten worden terugbetaald als een medewerker op eigen initiatief uit dienst treedt.

Beoordeling

5. Voor een niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] omdat de dagvaarding aan een onjuist adres (huisnummer) zou zijn betekend bestaat geen aanleiding omdat de dagvaarding is uitgereikt aan [naam medewerker Melrose] , die als [functie werknemer Melrose] bij Melrose werkzaam is. Verder is Melrose in de procedure verschenen, waarmee de eventuele neitigheid is gedekt. Overigens wordt opgemerkt dat Melrose in de arbeidsovereenkomsten en de salarisspecificaties zelf het adres [adres 1] te [plaats] hanteert.
6. Het verweer van Melrose tegen het gevorderde loon over 146,25 niet betaalde uren komt er kort gezegd op neer dat het niet aan haar te wijten is dat [eiseres] niet het overeengekomen gemiddeld aantal uren per week heeft gewerkt. Melrose heeft ter zitting aangevoerd dat zij met [eiseres] gesprekken over haar inzetbaarheid heeft gevoerd, maar dat een en ander niet tot nadere concrete afspraken en/of maatregelen heeft geleid. Melrose voert aan dat zij een kleine, informele organisatie is, dat zij [eiseres] altijd ter wille heeft willen zijn en dat zij niet wil dat er ongemotiveerde mensen werken.
7. In reactie op het verweer van Melrose heeft [eiseres] ter zitting medegedeeld dat zij wekelijks ingeroosterd werd op donderdag tot en met zondag en dat in de periode dat zij stage liep bij een sportschool, ook op de andere dagen werd ingeroosterd. [eiseres] voert aan dat Melrose heel vaak op het laatst nog diensten wilde wijzigen en dat het een keer kan dat zijn geweest dat zij dan niet kon. Met betrekking tot de periode hier in geding heeft [eiseres] medegedeeld dat zij mogelijk één of twee keer een dienst heeft geweigerd, maar dat dit (in ieder geval) één keer was nadat zij die dag al een dienst had gedraaid. [eiseres] heeft verder medegedeeld dat zij aan Melrose heeft bericht dat zij niet meer in het Volkshotel wilde werken vanwege incidenten aldaar en de hoge parkeerkosten, die zij zelf moest voldoen. [eiseres] voert verder aan dat zij weliswaar aan Melrose heeft medegedeeld dat zij niet meer bij De Shelter wil werken, maar dat toen een collega ziek was, zij toch op die locatie is gaan werken.
8. Tegenover de betwisting van [eiseres] heeft Melrose onvoldoende gesteld op basis waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat [eiseres] in de perioden hier in geding heeft geweigerd aan door Melrose gedane oproepen om te komen werken gevolg te geven, nog los van de vraag of [eiseres] terecht een oproep om te werken zou hebben geweigerd. Verder heeft Melrose medegedeeld dat zij wel met [eiseres] over haar inzetbaarheid heeft gesproken, maar dat zij met [eiseres] geen nadere concrete afspraken over haar inzetbaarheid heeft gemaakt en dat zij [eiseres] dus ook niet in kennis heeft gesteld van de eventuele gevolgen bij schending van die afspraken. Gelet hierop kan Melrose thans [eiseres] niet tegenwerpen dat zij in onvoldoende mate inzetbaar is geweest.
9. Geconcludeerd wordt dan ook dat het verweer van Melrose niet slaagt. Het gevorderde loon over de 146,25 uren niet betaalde uren is toewijsbaar, nu het feit dat [eiseres] minder dan de overeengekomen uren heeft gewerkt, voor rekening en risico van Melrose dient te komen.
10. [eiseres] vordert verder terugbetaling van € 381,00 aan door Melrose op haar loon kosten in verband met het volgen van twee cursussen.
11. Melrose voert aan hiertoe niet gehouden te zijn en beroept zich op artikel 61.1 van de CAO Particuliere Beveiliging, waarin staat dat de werknemer de kosten van een verplichte opleiding aan de werkgever moet terugbetalen indien de arbeidsovereenkomst op zijn initiatief wordt beëindigd binnen de periode, vanaf de start van de opleiding tot 1 jaar na het behalen van het diploma.
12. In de arbeidsovereenkomst staat dat [eiseres] in dienst is getreden in de functie van beveiliger. Verder staat in artikel 3 van de arbeidsovereenkomst dat op deze overeenkomst twee CAO’s van toepassing zijn, namelijk de CAO Evenementen en Horecabeveiliging en, indien de werknemer wordt ingezet als beveiliger, de CAO Particuliere Beveiliging. Melrose heeft niet toegelicht waarom voor wat betreft de cursuskosten de CAO Particuliere Beveiliging van toepassing zou zijn en niet de CAO Evenementen en Horecabeveiliging. Zo al voor wat betreft de cursuskosten de CAO Particuliere Beveiliging van toepassing zou zijn, kan Melrose zich niet met succes op deze bepaling beroepen. [eiseres] heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de op het loon ingehouden kosten betrekking hadden op door de werkgever verplicht gestelde cursussen en niet op een opleiding om als beveiliger werkzaam te kunnen zijn. Het verweer van Melrose slaagt dan ook niet. Het bedrag van € 381,00 is dus ten onrechte ingehouden op het loon. De vordering tot het alsnog betalen van dit bedrag is toewijsbaar.
13. De gevorderde wettelijke verhoging over na te betalen loon en de ten onrechte ingehouden cursuskosten is toewijsbaar, zij het dat deze wordt gematigd tot het bij de afdeling privaatrecht, team kanton, gebruikelijke percentage van 25%.
14. De gevorderde rente over de toe te wijzen bedragen aan hoofdsom en wettelijke verhoging toewijsbaar.
15. Ook de vordering om Melrose te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis gecorrigeerde, juiste salarisspecificaties te verstrekken, op straffe van een dwangsom, is als na te melden toewijsbaar. De vordering wordt aldus opgevat dat als geen gecorrigeerde salarisspecificaties kunnen worden verstrekt, (een) specificatie(s) over het/ na te betalen bedrag(en) dienen te worden verstrekt.
16. Gelet op de uitkomst van de procedure wordt Melrose veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiseres] . Aan [eiseres] is een toevoeging verleend. Daarom zijn in deze zaak de explootkosten door de griffier voorgeschoten. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling aan de griffier van de voorgeschoten exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt Melrose tot betaling aan [eiseres] van:
- € 1.686,26 bruto aan hoofdsom, vermeerderd met € 421,57 aan wettelijke verhoging, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.107,83 bruto vanaf 4 juni 2018 tot aan de voldoening;
- € 381,00 netto, vermeerderd met € 95,25 aan wettelijke verhoging, vermeerderd met de wettelijke rente over € 476,25 vanaf 4 juni 2018 tot aan de voldoening;
veroordeelt Melrose om aan [eiseres] binnen 2 weken na betekening van dit vonnis gecorrigeerde, juiste salarisspecificaties over de periode 6 t/m 11 en 13 van 2017 en over periode 3 van 2018, dan wel (een) specificatie (s) over het/de na te betalen bedrag(en) te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat Melrose met afgifte in gebreke blijft, met een maximum van € 2.500,00;
veroordeelt Melrose in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht ` € 79,00
- aan salaris van de gemachtigde
€ 360,00
in totaal inclusief voor zover verschuldigd btw € 439,00
veroordeelt Melrose in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat Melrose niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.