In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld, vernieling en het voorhanden hebben van een nepvuurwapen. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een onderzoek op de terechtzittingen van 3 januari, 5 maart en 23 mei 2019. De officier van justitie, mr. R.A. Kloos, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. M.G. van Wijk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een ander, op 23 september 2018 in Amsterdam een woningoverval heeft gepleegd waarbij geweld is gebruikt tegen het slachtoffer. De verdachte heeft bekend dat hij de woning is binnengedrongen, het slachtoffer heeft vastgebonden en goederen heeft weggenomen. Daarnaast heeft hij samen met zijn stiefvader een vernieling gepleegd en een nepvuurwapen voorhanden gehad. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte als bewijs aangenomen, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de vernieling van een ruit, omdat niet kon worden bewezen dat hij daar een bijdrage aan heeft geleverd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en andere psychische problemen, wat heeft geleid tot de beslissing om de Tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten, de jonge leeftijd van de verdachte en het hoge recidiverisico in overweging genomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, en de Tbs-maatregel is opgelegd om de verdachte de kans te geven aan zijn problematiek te werken en herhaling van geweldsdelicten te voorkomen.