Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser bij dagvaarding sub 1] ,
1.De procedure
2.De feiten
Als vervolg op ons telefonisch contact heb ik inmiddels overleg gehad met de heer [eiser bij dagvaarding sub 1] .
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam op 7 juni 2019, hebben eisers, waaronder [eiser bij dagvaarding sub 1] en verschillende vennootschappen, een kort geding aangespannen tegen de vennootschap naar Duits recht, WILHELM FLEISCHHUT KG. De eisers vorderden onder andere dat Fleischhut het faillissementsverzoek zou intrekken en haar zou verbieden om een eerder vonnis van 11 april 2018 te executeren. Dit vonnis had de vennootschappen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Fleischhut.
De procedure begon met een zitting op 24 mei 2019, waar de eisers hun standpunten toelichtten en Fleischhut verweer voerde. De kern van het geschil was of er een finale kwijting was verleend aan de vennootschappen, zoals de eisers stelden, of dat dit alleen gold voor [eiser bij dagvaarding sub 1]. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat Fleischhut had begrepen dat de finale kwijting ook voor de vennootschappen gold. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet konden aantonen dat de bodemrechter zou oordelen dat er ook jegens de vennootschappen finale kwijting was verleend.
De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde de eisers in de proceskosten, die aan de zijde van Fleischhut werden begroot op € 1.619,00. Het vonnis werd openbaar uitgesproken op 7 juni 2019.