ECLI:NL:RBAMS:2019:4378

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
13-124248-02 2019
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van terbeschikkingstelling na positieve ontwikkeling en stabiliteit

Op 6 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een terbeschikkinggestelde, geboren in 1966, die eerder ter beschikking was gesteld voor verpleging na een veroordeling voor een reeks (pogingen tot) verkrachtingen. De terbeschikkingstelling was eerder verlengd en voorwaardelijk beëindigd. De officier van justitie heeft verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar. Tijdens de zitting zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman, de officier van justitie en deskundigen gehoord. De deskundigen gaven aan dat de terbeschikkinggestelde een stabiel leven heeft opgebouwd met beschermende factoren zoals een eigen woning en vrijwilligerswerk. De behandelingen hebben geleid tot een positief zelfbeeld en inzicht in zijn probleemgedrag. De deskundigen adviseerden om de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk te beëindigen, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en de terbeschikkingstelling beëindigd, met de overtuiging dat de terbeschikkinggestelde in staat is om externe hulp te zoeken indien nodig.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-124248-02
Beslissing op de op 6 mei 2019 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van in de zaak tegen:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende op het adres [adres] , [plaats] ,
die bij vonnis van deze rechtbank van 24 december 2002 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikking-stelling bij beslissing van deze rechtbank van 16 mei 2018 voor de tijd van één jaar werd verlengd en welke verpleging van overheidswege bij beslissing van 16 mei 2018 voorwaardelijk is beëindigd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 11 april 2019 op grond van artikel 509o lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) uitgebrachte advies van Reclassering Nederland, Toezichtunit 6 Zuid te Roermond, strekkende tot het niet verlengen van deze terbeschikking-stelling;
  • het op 21 februari 2019 op grond van artikel 509o lid 3 Sv uitgebrachte advies van de psychiater J.C. Zwemstra, strekkende tot het onvoorwaardelijk beëindigen van deze terbeschikkingstelling.
De rechtbank heeft op 6 juni 2019 de officier van justitie mr. A.C. Bennis, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. S. Burmeister, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundigen A. Soumokil, verbonden aan Reclassering Nederland Toezichtunit 6 Zuid te Roermond en psychiater J.C. Zwemstra, ter openbare zitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan het advies van de Reclassering Nederland Toezichtunit 6 Zuid te Roermond van 11 april 2019 en het rapport van psychiater J.C. Zwemstra van 21 februari 2019 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Behandelverloop
Betrokkene is op 24 december 2002 veroordeeld ter zake van een reeks (pogingen tot) verkrachtingen. Hij werd qua verkrachter-typologie geclassificeerd als een wraakzuchtige verkrachter. De behandeling van de tbs-maatregel is gestart in De Rooyse Wissel in maart 2008, waarna hij in februari 2009 is opgenomen op een behandelafdeling voor patiënten met een persoonlijkheidsstoornis. De behandel-interventies waren gericht op het verwerken van de identiteit, de seksualiteit, het versterken van de coping en het vergroten van het netwerk.
Betrokkene heeft altijd constructief geparticipeerd in zijn behandeling, waarvan de diagnostiek betrekkelijk consistent is geweest. De hoofddiagnose was een persoonlijkheidsstoornis met vermijdende en in mindere mate afhankelijke, borderline en narcistische kenmerken. Met name de laatste twee jaren werd duidelijk dat de persoonlijkheidsstoornis minder uitgesproken dan wel milder was geworden, en dan met name nog met vermijdende kenmerken.
Betrokkene heeft een stabiel leven opgebouwd met een groot aantal beschermende factoren zoals een eigen woning, vrijwilligerswerk, financiën en een ondersteunend netwerk. Het huidige risico management bestaat uit tweewekelijkse gesprekken met de reclassering. Naast de uitbouw van de beschermende factoren heeft betrokkene baat gehad bij de tbs-behandeling. Hij heeft een positief zelfbeeld ontwikkeld en zegt de oorzaken van zijn probleemgedrag te kennen, met name de vermijding.
Betrokkene lijkt zicht te hebben op de dynamiek van zijn delict gedragingen en hij heeft meer grip op zijn emoties. De coping heeft zich ontwikkeld. De vermijdende kenmerken zullen altijd deel blijven uitmaken van zijn persoonlijkheid.
De belangrijkste reden voor terugval zou een nieuwe relatievorming en daaruit voortkomende spanningen kunnen zijn. Dit onderdeel van de behandeling is niet optimaal bewerkt, omdat hij geen nieuwe relatie is aangegaan, maar op cognitief niveau kan betrokkene deze dynamiek goed overzien. Dit maakt dat de risico’s als laag worden ingeschat.
Conclusie en advies
Betrokkene functioneert - zonder enig incident - adequaat binnen de opgebouwde structuur van een eigen woning, vrijwilligerswerk en het onderhouden van zijn (beperkte) netwerk. Hij heeft zicht op risico signalen die door een (dominante) partner kunnen worden veroorzaakt en doordat hij meer grip op zijn emoties heeft, is hij beter in staat zijn eigen grenzen te bewaken. Hoewel de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege pas één jaar aan de orde is, is er sprake van stabiliteit en vooruitgang. Hoewel de relationele dynamiek niet actief in beeld is geweest door het niet actief volgen van een nieuwe relatie (een dilemma dat ook volgend jaar aan de orde kan zijn) kan dit geen doorslaggevende overweging zijn om toch tot een verlenging te komen. De cognitieve overwegingen die betrokkene ten aanzien van een hypothetische toekomstige relatie naar voren brengt zijn in dit verband vertrouwenwekkend.
Gelet de bevestiging van de positieve ontwikkeling door de eerdere behandelaar en de reclassering is het advies om de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk te beëindigen.
De deskundigen hebben dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
De rechtbank is, gelet op de adviezen en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. De wijze waarop de terbeschikkinggestelde heeft toegewerkt naar een beëindiging van de TBS en zijn inzicht en bereidheid om indien nodig hulp te zoeken, sterken de rechtbank in haar overtuiging dat het verantwoord is de TBS te beëindigen. De terbeschikkinggestelde heeft baat gehad bij de behandeling en de rechtbank heeft er vertrouwen in dat de terbeschikkinggestelde (externe) hulp zal zoeken als hij dat nodig heeft.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af en
beëindigt de terbeschikkingstelling van [betrokkene] .
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. M.E.A. Nijssen en P.J.H. van Dellen, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 6 juni 2019.
.