ECLI:NL:RBAMS:2019:4393

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
13-751474-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door Duitse autoriteiten

Op 20 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 31 mei 2019 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van twee strafbare feiten volgens Duits recht. Het EAB, uitgevaardigd door het Amtsgericht Mönchengladbach op 28 mei 2019, betreft een arrestatiebevel in verband met een diefstal en een poging tot aanhouding door de politie.

Tijdens de openbare zitting op 6 juni 2019 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, die verklaarde de Duitse nationaliteit te hebben. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een diefstal van sigaretten ter waarde van ongeveer € 5.000,00 en een aanrijding met een politievoertuig tijdens een achtervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet, waardoor het onderzoek naar dubbele strafbaarheid niet nodig is.

De rechtbank heeft ook de weigeringsgrond van artikel 13, eerste lid, OLW overwogen, maar heeft geoordeeld dat de officier van justitie in redelijkheid heeft kunnen besluiten om van deze weigeringsgrond af te zien. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Duitse autoriteiten toegestaan en de afgifte van een in beslag genomen kentekenplaat bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751474-19
RK nummer: 19/3363
Datum uitspraak: 20 juni 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 mei 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 mei 2019 door het
Amtsgericht Mönchengladbach(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 juni 2019.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van de Rechtbank van Eerste Aanleg Mönchengladbach van 11 april 2019.
Dossiernummer: 59 Gs 345/19 (300 Js 1117/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan twee naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn als volgt omschreven in onderdeel e) van het EAB:
Daadtijd/daadperiode: 10.04-2019
Daadplaats: Wegberg
Toedracht: OP 10-04-2019 omstreeks 04.15 uur braken de vervolgde en zijn mededader [mededader] op grond van een gemeenschappelijk daadbesluit de automatische toegangsdeur van de verkoopruimte van het benzinestation aan de [adres] in Wegberg open en drongen in de verkoopruimte binnen. Uit de verkoopruimte stalen zij cigaretten met een totale waarde van ca. € 5.000,00, die zu (sic) met plastic zakken in de van hen gebruikte personenwagen Ford Mondeo, waaraan de gestolen kentekens van een VW Polo [kenteken 1] aangebracht waren, brachten. Daarbij handelden de vervolgde en zijn mededader, om zich een niet alleen voorlopige, niet geheel onbeduidende bron van inkomsten te verschaffen.
Aansluitend vluchtten zij met de personenwagen Ford Mondeo, waarbij de vervolgde het voertuig bestuurde. Gedurende de achtervolgingsjacht met de politie, onder andere door het Roergebied, ramde de vervolgde op de BAB 3 in rijrichting Oberhausen in de ongelijkvloerse kruising van twee autosnelwegen Oberhausen Sterkade met de van hem bestuurde personenwagen het inzetvoertuig van de politie VI 21/41, om dit af te schudden en zich en zijn mededader aan een identificatie en arrestatie te onttrekken. Daarbij veroorzaakte hij een materiële schade aan het inzetvoertuig en bracht de politieambtenaren in het gevaar van een verkeersongeval met lichamelijke letsels.
Aard van de deelneming: mededader.
Nadat het EAB was uitgevaardigd, is door de Duitse autoriteiten verzocht om afgifte van de inbeslaggenomen kentekenplaat (Duitsland [kenteken 2]), die in het bezit van de opgeëiste persoon is aangetroffen. Daartoe heeft de officier van justitie een aanvullende vordering ingediend gedateerd 5 juni 2019 waarbij zij vordert dat de rechtbank mede over het verzoek om afgifte aan de verzoekende Staat van het in beslaggenomen goed (de kentekenplaat) zal beslissen.

4.Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

Het EAB heeft betrekking op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
In die situatie staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW de overlevering niet toe.
Met een beroep op artikel 13, tweede lid, OLW heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt afgezien van deze weigeringsgrond. Uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling behoort overlevering aan de Duitse autoriteiten plaats te vinden.
De volgende argumenten zijn aangevoerd:
  • Het onderzoek is reeds in Duitsland aangevangen.
  • De slachtoffers bevinden zich in Duitsland.
  • Bewijs bevindt zich deels in Duitsland.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Daarom moet van bedoelde weigeringsgrond worden afgezien.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, moet de overlevering worden toegestaan.
Daaruit volgt dat de afgifte van de in beslag genomen kentekenplaat aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7, 13, 49 en 50 Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Amtsgericht Mönchengladbach, Duitsland.
Beveeltde afgifte van de in beslag genomen kentekenplaat (Duitsland [kenteken 2], beslagnummer PL0600-2019155089-1963709) aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Aldus gedaan door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en F.A.N.J. Goudappel, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2019.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.