ECLI:NL:RBAMS:2019:4398

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
RK 19/337
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.J.C. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot teruggave van in beslag genomen horloges in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juni 2019 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die verzocht om teruggave van vier horloges die in beslag waren genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. Het klaagschrift werd op 17 januari 2019 ingediend en het Openbaar Ministerie (OM) heeft op 10 mei 2019 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare raadkamer op 14 mei 2019 werd klager gehoord, evenals zijn raadsman en de officier van justitie. Klager betwistte de rechtmatigheid van het conservatoir beslag dat op de horloges was gelegd, en voerde aan dat de horloges niets te maken hadden met de verdenking van overtreding van de Opiumwet. Het OM verzet zich tegen de teruggave, stellende dat klager wordt verdacht van witwassen en dat het beslag noodzakelijk is voor het veiligstellen van een eventueel te betalen geldboete of ontnemingsmaatregel.

De rechtbank oordeelde dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de horloges, omdat er een verdenking van witwassen bestaat en het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat klager later een geldboete of ontnemingsmaatregel opgelegd zal krijgen. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat het niet de bedoeling is om vooruit te lopen op de uitkomst van een eventuele hoofdzaak. De rechtbank verklaarde het beklag ongegrond, wat betekent dat de in beslag genomen horloges niet worden teruggegeven aan klager.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 19/337
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1962 te [plaats] ,
te dezen woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. I. Appel, [adres 1] ,
klager, tevens beslagene (hierna: klager).

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 17 januari 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft op 10 mei 2019 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 14 mei 2019 klager, zijn raadsman en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Tijdens de behandeling in openbare raadkamer heeft de raadsman te kennen gegeven dat hij pas vorige week van de parketsecretaris heeft vernomen dat sprake is van conservatoir beslag op de in beslag genomen vier horloges en dat hij uit het beschikbare dossier niet kan afleiden op grond waarvan de rechter-commissaris op 28 maart 2019 een machtiging conservatoir beslag voor een bedrag van € 446.760.- heeft verleend.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling de officier van justitie in de gelegenheid gesteld het beklagdossier te completeren met een proces-verbaal inzake de verdenking tegen klager, het proces-verbaal dat ten grondslag heeft gelegen aan de machtiging conservatoir beslag en een eventuele nadere toelichting waarom het OM zich verzet tegen teruggave van de vier horloges. Hierna heeft de raadsman twee weken de gelegenheid gekregen om te reageren.
De rechtbank heeft op 27 mei 2019 een e-mail van het OM ontvangen, met als bijlagen een PV aanvraag machtiging tot handhaven van beslag als conservatoir beslag van 20 februari 2019, de vordering machtiging conservatoir beslag (art. 103 Sv) handhaven van 26 maart 2019, met als bijlage een lijst met voorwerpen.
De rechtbank heeft op 6 juni 2019 per e-mail het standpunt van de raadsman ontvangen.
Met instemming van de officier van justitie, klager en de raadsman zal de rechtbank na ontvangst van deze standpunten, zonder nadere mondelinge behandeling een beslissing op het klaagschrift nemen.

2.Het standpunt van klager

Het primaire verzoek van klager is dat het klaagschrift gegrond wordt verklaard en dat de vier in beslag genomen horloges worden teruggegeven.
Subsidair heeft klager aangevoerd dat het klaagschrift deels gegrond dient te worden verklaard en dat het horloge waarop blijkens de vordering machtiging beslag thans geen conservatoir beslag rust, wordt teruggegeven.
De horloges, die niets van doen hebben met de vermeende verdenking van overtreding van de Opiumwet, zijn na een doorzoeking in het pand van klager in beslag genomen. Uit de aanvullende stukken blijkt dat er in totaal € 31.800.- aan contant geld in beslag is genomen. De in beslag genomen horloges en sieraden vertegenwoordigen volgens de stukken een waarde van ongeveer € 70.000.-.
Blijkens het onderzoek op de bankrekeningen van klager en de aan hem gelieerde bedrijven (...) is in de onderzoeksperiode van 1 januari 2015 tot en met 21 januari 2019 in totaal
€ 366.760.- aan contante geldbedragen gestort. Klager vermag niet in te zien hoe hieruit de conclusie kan worden getrokken dat hij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen van
€ 366.760.-.
Het is onduidelijk waar deze onderzoeksperiode op is gebaseerd. In het onderzoek is niets vastgesteld over een (criminele) herkomst van deze gelden en nu niet is vastgesteld of deze gelden allen voor rekening van klager zouden komen, terwijl wel vastgesteld had kunnen worden dat hij in ieder geval belasting heeft betaald, is het thans hoogst onwaarschijnlijk dat - bij die stand van zaken - een geldbedrag wordt ontnomen die de waarde van het contante geldbedrag en de overige sieraden (die naast de horloges in beslag zijn genomen) overstijgt noch dat hem een geldboete zal worden opgelegd die die bedoelde waarde overstijgt.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich verzet tegen teruggave van de in beslag genomen vier horloges aan klager.
Uit het proces-verbaal dat ten grondslag ligt aan de machtiging conservatoir beslag blijkt de verdenking tegen klager. De reden van verzet tegen teruggave van de horloges is gelegen in het conservatoir beslag dat op deze horloges ligt. Klager wordt verdacht van witwassen. Dat is een feit waartoe een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en waarvoor het waarschijnlijk is dat een rechter een geldboete dan wel een ontnemingsmaatregel zal opleggen.
Uit het onderzoek is gebleken is dat klager in de periode van 1 januari 2015 tot 21 januari 2019 een groot aantal contante bedragen heeft ontvangen op zijn privé- en bedrijfsrekeningen. Op basis van deze contante stortingen is een berekening gemaakt waaruit een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel komt van € 366.760.-.
Tezamen met het bedrag van de maximale geldboete van € 82.000,-, betreft dat een bedrag van € 448.760.-. Voor het gevorderde bedrag van € 446.760.- is vervolgens door de rechter-commissaris een machtiging conservatoir beslag afgegeven. Onder dit conservatoir beslag vallen ook de in het klaagschrift genoemde horloges.
Het conservatoir beslag op de horloges dient tot bewaring van het recht van verhaal voor een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van het door beslagene wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel tot het recht van verhaal voor een eventueel op te leggen geldboete.

4.De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
De vier horloges zijn op 7 januari 2019 na een doorzoeking in de woning van klager in beslag genomen. Hieraan voorafgaand heeft op 27 december 2018 een doorzoeking plaatsgevonden in een bedrijfsruimte van klager, gevestigd aan de [adres 2] . In een verborgen ruimte werden twee kluizen aangetroffen. In een van de kluizen werd onder andere € 31.800.- aan contant geld, 6 horloges en diverse diamanten sieraden aangetroffen. Na een voorlopige taxatie bleken deze sieraden een waarde van ongeveer € 70.000.- te vertegenwoordigen.
Gelet op het feit dat klager de beschikking heeft over grote hoeveelheden contant geld bestond het vermoeden dat hij onverklaarbaar inkomen, dan wel onverklaarbaar vermogen heeft en zich schuldig maakt aan witwassen. Bij de doorzoeking in de woning zijn ook diverse stortingsbewijzen van geldhoeveelheden aangetroffen en uit verder onderzoek is gebleken dat er de periode van 1 januari 2015 tot 21 januari 2019 grote hoeveelheden contante stortingen zijn gedaan op privé- en bedrijfsrekeningen; in totaal € 366.760.-.
Uit het proces-verbaal ‘aanvraag machtiging tot handhaven van beslag als conservatoir beslag’ van 20 februari 2019 volgt dat de in beslag genomen voorwerpen - waaronder de vier horloges - op grond van artikel 94 Sv zijn in beslag genomen, vatbaar zijn voor conservatoir beslag ex artikel 94a Sv. Op vordering van de officier van justitie heeft de rechter-commissaris daartoe op 28 maart 2019 een machtiging conservatoir beslag verleend tot een maximum van € 446.760.-.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechtbank niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel.
In de onderhavige procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, of klager redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor – in dit geval – artikel 94a Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt.
In het onderhavig geval is sprake van voorwerpen die volgens het OM aan klager toebehoren en die dienen tot bewaring van het recht van verhaal voor een aan klager op te leggen geldboete en/of een aan klager op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van het door klager wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank dient in dit geval te beoordelen of sprake is van een verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de
1) vijfde categorie kan worden opgelegd en of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, in de strafzaak tegen klager een geldboete zal opleggen (artikel 94a lid 1 Sv),
2) vijfde categorie kan worden opgelegd en het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, in de ontnemingszaak tegen klager, aan hem de verplichting tot betaling aan de staat van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen (artikel 94a lid 2 Sv).
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank in dit stadium van het onderzoek en gelet op het summiere karakter van de beklagprocedure, van oordeel dat - nu sprake is van een verdenking ter zake witwassen waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd - het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan klager een geldboete zal opleggen en/of in de ontnemingszaak aan klager/verdachte de verplichting tot betaling aan de staat van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Voor zover door klager subsidiair is aangevoerd dat het conservatoir beslag niet rust op het horloge dat niet is vermeld op de lijst behorende bij de vordering machtiging conservatoir beslag, overweegt de rechtbank dat de machtiging zich blijkens voornoemd proces-verbaal ‘aanvraag machtiging tot handhaven van beslag als conservatoir beslag’ niet beperkt tot de op de lijst genoemde voorwerpen. Het enkele feit dat het horloge, dat overigens wel in het pv ‘aanvraag machtiging tot handhaven van beslag als conservatoir beslag’ genoemd staat, niet op de lijst staat vermeld, levert geen reden op tot gegrondverklaring van het beslag.
De beslissing
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag
ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.J.C. Hamming, rechter,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2019.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.