ECLI:NL:RBAMS:2019:444

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2019
Publicatiedatum
24 januari 2019
Zaaknummer
13/702589-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapen en drugs in Amsterdam

Op 10 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op straat in een woonwijk een pistool, een wapenstok en munitie voorhanden had, evenals 18 gram cocaïne. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kersten, en de verdediging door mr. K. Karakaya. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een pistool, munitie, cocaïne, een vals bankbiljet en het dragen van een wapenstok. De rechtbank achtte de verdachte niet schuldig aan het voorhanden hebben van het valse bankbiljet, maar wel aan de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het dragen van een wapenstok. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 140 dagen, waarvan 103 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan ambulante behandeling. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waarbij rekening is gehouden met het reclasseringsadvies.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/702589-18
Datum uitspraak: 10 januari 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kersten, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. K. Karakaya, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. het voorhanden hebben van een pistool van het merk Reck, type Goliath, kaliber 6,35 mm Browning, op 5 oktober 2018 te Amsterdam;
2. het voorhanden hebben van 10 patronen, kaliber 6,35 mm, op 5 en/of 6 oktober 2018 te Amsterdam;
3. het opzettelijk aanwezig hebben van 18 gram cocaïne, op 5 oktober 2018 te Amsterdam;
4. het in voorraad hebben van een vals bankbiljet van 50,- euro, op 6 oktober 2018 te Leeuwarden;
5. het dragen van een wapenstok, op 5 oktober 2018 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft zij om vrijspraak verzocht.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen wat onder 4 ten laste is gelegd. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte enige wetenschap heeft gehad van het valse bankbiljet. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen wat onder 1, 2, 3 en 5 ten laste is gelegd. Gezien de bekennende verklaring van verdachte en de standpunten van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel, gelet op artikel 359 lid 3 Wetboek van Strafvordering, geen nadere motivering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
op 5 oktober 2018 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Reck, type Goliath, kaliber 6,35 mm Browning zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
op 5 oktober 2018 2018 te Amsterdam en/of Leeuwarden, voorhanden heeft gehad 10 patronen, kaliber 6,35 mm;
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
op 5 oktober 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 18 gram cocaïne;
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
op 5 oktober 2018 te Amsterdam een wapen van categorie IV, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een wapenstok, heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van de officier van justitie
Ten aanzien van de misdrijven
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 140 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 103 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden én een taakstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
Ten aanzien van de overtreding
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 5 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 225,- met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke taakstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft – op straat, in een woonwijk - een pistool, een wapenstok en munitie voorhanden gehad. Dit zijn ernstige feiten. Wapens en munitie vormen een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij en zijn daarom ten strengste verboden.
Voorts heeft verdachte 18 gram cocaïne aanwezig gehad. Ook dit is een ernstig feit. De handel en het gebruik van verdovende middelen gaan vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
De precieze beweegredenen voor verdachte om zich, voorzien van een geladen vuurwapen en in het bezit van deze hoeveelheid verdovende middelen, de bewuste dag naar Amsterdam te begeven, zijn uit het onderzoek niet duidelijk geworden. Bij de rechtbank bestaat de indruk dat verdachte hierin bepaald niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. De rechtbank zal hier bij de bepaling van de straf echter geen acht op slaan en bij het bepalen van de straf vooral kijken naar de afspraken zoals deze in de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zijn gemaakt. Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Op basis van deze oriëntatiepunten is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 december 2018 is verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 20 december 2018, opgesteld door reclasseringswerkster R. van Kesteren. Met de uitleg die verdachte over de feiten heeft gegeven, kan niet een sluitend verband worden gelegd tussen de verdenkingen en de problematiek van verdachte. Wel kan gesteld worden dat het psychosociaal functioneren van verdachte een risicofactor is voor nieuwe justitiecontacten. Ook zijn financiële situatie en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding kunnen als risicofactoren worden aangemerkt. Problematisch middelengebruik is niet naar voren gekomen, maar gelet op de aangetroffen hoeveelheid harddrugs die voor eigen gebruik zou zijn geweest, kan dit niet uitgesloten worden. Evenmin kan uitgesloten worden dat risicovolle contacten deel uitmaken van het sociale netwerk van verdachte. Een beschermende factor is de relatie met zijn vriendin en de steun van haar familie. Ook beschermend is het contact dat verdachte heeft met de laagdrempelige zorginstelling Strong ID Mental Coaching. Tot slot is het positief dat verdachte al voor zijn aanhouding professionele hulp heeft gezocht. Ondanks zijn motivatie voor hulp en verandering, is een verplicht kader geïndiceerd. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden (meldplicht reclassering, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole) geadviseerd. Een langer durende gevangenisstraf dan de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt afgeraden. Met een gevangenisstraf zullen de financiële problemen toenemen. Bovendien zal een gevangenisstraf het positieve proces waarvan momenteel sprake is, doorkruisen. Er zijn geen contra-indicaties voor een taakstraf.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij verschillende cursussen heeft gevolgd en sinds een week stage loopt bij een auto- en recyclingbedrijf.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, er aanleiding bestaat om een zodanig gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen dat verdachte niet terug hoeft in detentie en om verdachte daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. De rechtbank komt daarbij echter tot een kortere duur van de werkstraf dan gevorderd. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 140 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 103 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering worden geadviseerd én een taakstraf van 100 uren passend en geboden.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank, mede gelet op voornoemde straffen, een straf of maatregel voor de onder 5 bewezen verklaarde overtreding niet geïndiceerd.
9. Beslag
De rechtbank zal ten aanzien van het in beslaggenomen geld teruggave aan verdachte gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde:
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezene van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde tot
een gevangenisstraf van 140 dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 103 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1.
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich, zodra hij daartoe wordt opgeroepen, bij Reclassering Nederland, op het adres [adres 2] te Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde houdt zich tijdens het meldplichtcontact aan de aanwijzingen die hem door zijn toezichthouder worden gegeven;
2.
Ambulante behandeling
Veroordeelde werkt mee aan verdiepingsdiagnostiek bij de GGZ [provincie] Polikliniek forensische psychiatrie en conformeert zich het behandelplan dat wordt voorgesteld door deze instelling of door een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Een behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3.
Meewerken aan middelencontrole
Bij verondersteld harddruggebruik en indien de toezichthouder dit wenselijk acht, werkt veroordeelde mee aan controle hiervan (urinecontrole). De reclassering bepaalt óf en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid
van 100 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen.
Bepaalt dat ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. Geld Euro, waarde 640,00 euro
-
12 × 50, 4 × 10 (5640721)
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2019.
[...]