Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. De heffingsambtenaar heeft naheffingsaanslag I opgelegd omdat de auto met [kenteken 1] op 17 februari 2018 om 20:33 uur stil stond ter hoogte van [adres 1] in Amsterdam, zonder dat parkeerbelasting was betaald (zaak AMS 18/6009).
2. De heffingsambtenaar heeft naheffingsaanslag II opgelegd omdat de auto met [kenteken 2] op 20 april 2018 om 18:19 uur stil stond ter hoogte van [adres 2] in Amsterdam, zonder dat parkeerbelasting was betaald (zaak AMS 18/6007).
3. De heffingsambtenaar heeft naheffingsaanslag III opgelegd omdat de auto met [kenteken 2] op 28 april 2018 om 19:52 uur stil stond ter hoogte van [adres 3] in Amsterdam, zonder dat parkeerbelasting was betaald (zaak AMS 18/6008).
4. [eiser] voert aan dat de auto’s bestellingen bezorgden voor bezorgrestaurant [bedrijf 2] . [eiser] voert aan dat voor de bestelling van 17 februari 2018 vier maaltijdboxen, voor de bestelling van 20 april 2018 twee maaltijdboxen en voor de bestelling van 28 april 2018 één maaltijdbox is afgeleverd. Een maaltijdbox weegt volgens [eiser] 1 à 2 kilo en is 60 cm breed en 30 cm hoog. Hierdoor is het niet mogelijk gebleken om de maaltijdboxen per scooter te vervoeren. [eiser] wijst erop dat hij leasecontracten voor scooters heeft moeten opzeggen, terwijl het voor zijn bedrijf juist voordeliger zou zijn om de bezorging per scooter te laten verlopen. Dat [eiser] de maaltijdboxen desondanks niet per scooter laat vervoeren, is steun voor de stelling dat het vervoer per scooter niet goed mogelijk is, zo begrijpt de rechtbank dit betoog. Volgens [eiser] was dus geen sprake van parkeren maar van ‘onmiddellijk laden en lossen’.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank overweegt dat [eiser] alle naheffingsaanslagen heeft voldaan. [eiser] is daarom in alle zaken belanghebbende.
6. [eiser] doet een beroep op artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet. Volgens dit artikel valt onder het begrip parkeren niet de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het onmiddellijk laden of lossen van zaken.
7. Volgens de Hoge Raad wordt onder ‘onmiddellijk laden en lossen’ verstaan het bij voortduring inladen of uitladen van zaken van enige omvang of enig gewicht, onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht en gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Het moet gaan om zaken van een zodanige omvang of gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig ter plaatse kunnen worden gehaald of gebracht.
8. De bewijslast dat sprake was van ‘onmiddellijk laden en lossen’ rust, anders dan [eiser] betoogt, op degene die zich op deze uitzondering beroept.
9. [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de maaltijdboxen van zodanig gewicht en omvang waren dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig ter plaatse konden worden gebracht. Wat betreft het gewicht van een maaltijdbox heeft [eiser] gesteld dat een maaltijdbox 1 à 2 kilogram weegt. De rechtbank stelt voorop dat zij een gewicht van 1 à 2 kilogram op zichzelf genomen onvoldoende acht om aan te nemen dat een maaltijdbox hierdoor niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig vervoerd kan worden. Verder is van belang dat [eiser] het vermeende gewicht van een maaltijdbox alleen heeft gesteld, maar dat niet nader heeft onderbouwd. Dat een (gevulde) maaltijdbox een gewicht heeft van 1 à 2 kilogram, is dus niet aannemelijk gemaakt. Met betrekking tot de bestelling op 17 februari 2018, volgens [eiser] de zwaarste bestelling, merkt de rechtbank nog op dat zij uit de overgelegde bestelbon niet kan opmaken dat het om vier maaltijdboxen gaat. Het lijkt eerder te gaan om twee keer dezelfde bestelbon; de bestelling en het totaalbedrag zijn aan de linker- en aan de rechterzijde hetzelfde. In de overgelegde bestellijst staat verder het totaalbedrag van € 41,30 vermeld, wat volgens de bestelbon strookt met twee maaltijdboxen.
De rechtbank ziet ook niet in waarom een maaltijdbox van 60 cm breed en 30 cm hoog niet per fiets of scooter te vervoeren is. Daarbij komt dat ook de omvang van een maaltijdbox niet geheel duidelijk is geworden. De afmetingen die de gemachtigde van [eiser] op zitting heeft genoemd (60 x 30 cm), waarbij dus een onderlinge verhouding geldt van 2(breed):1(hoog), stroken niet met de omvang van de maaltijdboxen, zoals te zien op de door hem overgelegde foto. Dat wil zeggen, de verhouding tussen de breedte en hoogte van de dozen op de foto is duidelijk niet de verhouding 2(breed):1(hoog) zodat de aangegeven afmetingen van 60 cm x 30 cm de rechtbank niet juist voorkomen.
De rechtbank acht tenslotte de omstandigheid dat [eiser] de leasecontracten van de scooters heeft opgezegd op zichzelf genomen onvoldoende om hem te volgen in zijn standpunt dat de maaltijdboxen vanwege hun omvang of gewicht niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig vervoerd konden worden.
10. Het bovenstaande betekent dat telkens sprake was van parkeren en dat parkeerbelasting verschuldigd was. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslagen daarom terecht opgelegd.
11. De beroepen zijn ongegrond. [eiser] krijgt dus geen gelijk.
12. Voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.