Op 18 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 25 maart 2019 door de Staatsanwaltschaft Duisburg is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1968 in voormalig Joegoslavië, is in Nederland ingeschreven en heeft verklaard de Nederlandse nationaliteit te bezitten. Tijdens de openbare zitting op 18 juni 2019 was de officier van justitie, mr. M. Diependaal, aanwezig, evenals de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. S.M. Kurvers.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht. In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 18 maart 2019, en de overlevering wordt verzocht in verband met strafbare feiten die de opgeëiste persoon volgens het Duitse recht zou hebben gepleegd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het Duitse Openbaar Ministerie niet bevoegd is om een EAB uit te vaardigen, zoals bevestigd door een arrest van het Europese Hof van Justitie op 27 mei 2019. Dit leidde tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering tot behandeling van het EAB.
De rechtbank heeft vervolgens besloten de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB en heeft vastgesteld dat het geschorste bevel overleveringsdetentie is vervallen. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. M. van Mourik, en de rechters mrs. C.A. van Dijk en R. Godthelp, in aanwezigheid van griffier mr. R.R. Eijsten. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.