Op 18 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 22 februari 2019, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 31 januari 2019 door de Sąd Okręgowy w Zamościu II Wydział Karny in Polen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn gemachtigd raadsman, mr. J.S. Dobosz, was wel aanwezig.
De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de verzochte overlevering. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een vrijheidsstraf van acht maanden die aan de opgeëiste persoon is opgelegd door de Sąd Rejonowy in Hrubieszów.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was op de terechtzitting die leidde tot het vonnis. Er was geen sprake van uitzonderingen die de weigeringsgrond zouden uitsluiten. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en vastgesteld dat het geschorste bevel tot overleveringsdetentie is vervallen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.