ECLI:NL:RBAMS:2019:4526

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
13/751159-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in verband met afwezigheid van de opgeëiste persoon tijdens de terechtzitting

Op 18 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 22 februari 2019, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 31 januari 2019 door de Sąd Okręgowy w Zamościu II Wydział Karny in Polen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn gemachtigd raadsman, mr. J.S. Dobosz, was wel aanwezig.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de verzochte overlevering. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een vrijheidsstraf van acht maanden die aan de opgeëiste persoon is opgelegd door de Sąd Rejonowy in Hrubieszów.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was op de terechtzitting die leidde tot het vonnis. Er was geen sprake van uitzonderingen die de weigeringsgrond zouden uitsluiten. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en vastgesteld dat het geschorste bevel tot overleveringsdetentie is vervallen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751159-19
RK nummer: 19/1758
Datum uitspraak: 18 juni 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 februari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 januari 2019 door
Sąd Okręgowy w Zamościu II Wydział Karny (District Court in Zamość Second Penal Division), te Polen en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 juni 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is niet ter zitting verschenen. Zijn gemachtigd raadsman, mr. J.S. Dobosz, advocaat te Zoetermeer, is wel ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
legally valid sentence of Sąd Rejonowy (Regional Court) in Hrubieszów of 25 January 2012, which became legally valid on 2 February 2012 (II K 1281/11)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de verzochte overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 van de OLW. Uit het voornoemde EAB blijkt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest op de terechtzitting die heeft geleid tot het vonnis. Uit nadere door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie blijkt verder dat geen sprake is van een van de situaties genoemd onder a tot en met d in artikel 12 van de OLW op grond waarvan de weigeringsgrond niet van toepassing zou zijn.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 van de OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon] .
STELT VASTdat het geschorste bevel overleveringsdetentie is vervallen.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juni 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.