ECLI:NL:RBAMS:2019:4847

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
AMS 18/4086
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van geluidoverlast door nachtclub in Amsterdam na handhavingsverzoek

Op 9 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiser] en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, met zaaknummer AMS 18/4086. De rechtbank oordeelt dat de gemeente Amsterdam opnieuw onderzoek moet doen naar mogelijke geluidoverlast door bezoekers van de nachtclub Club San Francisco. De zaak is ontstaan na een handhavingsverzoek van [eiser] op 10 oktober 2017, waarin hij klaagde over geluidsoverlast van de club. Het college heeft het verzoek op 8 januari 2018 afgewezen, waarna [eiser] bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 9 mei 2018 ongegrond verklaard, wat leidde tot beroep bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 31 januari 2019 werd duidelijk dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de geluidoverlast, vooral rond sluitingstijden van de club. De rechtbank constateerde dat de controles niet op de juiste tijdstippen waren uitgevoerd, wat leidde tot een motiveringsgebrek in het besluit van het college. De rechtbank vernietigde het besluit en verklaarde het beroep van [eiser] gegrond. De rechtbank oordeelde dat het college een nieuw onderzoek moet uitvoeren, waarbij ook de sluitingstijden van de andere cafés in de buurt in acht moeten worden genomen.

De rechtbank heeft het college ook veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van [eiser], die zijn vastgesteld op € 1.536,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/4086

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.T.F. van Berkel),
en

het college van burgmeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. van Bruggen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen de besloten vennootschap
Club San Francisco B.V., gevestigd in Amsterdam.

Procesverloop

Op 10 oktober 2017 heeft [eiser] het college verzocht om handhavend op te treden vanwege (geluids)overlast van Club San Francisco op de Zeedijk in Amsterdam.
Op 8 januari 2018 heeft het college dit verzoek afgewezen.
[eiser] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Op 9 mei 2018 heeft het college dit bezwaar ongegrond verklaard.
[eiser] is hiertegen in beroep gegaan. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Deze zaak is behandeld op de zitting van 31 januari 2019. [eiser] en het college hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Namens Club San Francisco was [naam 1] aanwezig.

Achtergrond

1. [eiser] woont in de [staatnaam] , op korte afstand van Club San Francisco. Hij zegt geluidsoverlast te hebben vanwege het komen en gaan van bezoekers en luidruchtig personeel aan de deur. Ook zegt [eiser] last te hebben van muziek als de deuren van de club open staan. Het college heeft controles laten uitvoeren, maar daaruit blijkt niet dat bezoekers of personeel van San Francisco overlast veroorzaken. Het college heeft het handhavingsverzoek van [eiser] daarom afgewezen. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of dit terecht is.

Overlast door het komen en gaan van bezoekers

2. In zijn bezwaarschrift schrijft [eiser] dat het onderzoek van het college onzorgvuldig is, omdat op de verkeerde tijdstippen is gecontroleerd. Omdat [eiser] rond sluitingstijd het meest overlast heeft van arriverende en vertrekkende bezoekers, had het college ook rond sluitingstijd moeten controleren. Dit is niet gebeurd.
3. Het college gaat in zijn besluit op bezwaar niet in op dit argument. In zijn verweerschrift erkent het college dat de motivering van zijn besluit op dit punt tekortschiet. De rechtbank zal dit besluit vanwege dit motiveringsgebrek vernietigen en het beroep van [eiser] gegrond verklaren.
4. Het college heeft in het verweerschrift en op de zitting alsnog gemotiveerd waarom het college vindt dat wél op de juiste tijdstippen is gecontroleerd. Uit het handhavingsverzoek van [eiser] blijkt namelijk niet dat hij specifiek rond sluitingsluit geluidsoverlast ondervindt. Het college was daarom niet verplicht om ook rond sluitingstijd te controleren.
5. De rechtbank oordeelt anders. San Francisco is namelijk een nachtcafé, dat langer open is dan de andere café’s in de buurt. Het café sluit pas om 3.00 uur en in het weekeinde om 4.00 uur, terwijl de andere café’s al om 1.00 uur respectievelijk om 3.00 uur dichtgaan. Hierdoor is te verwachten dat de overlast door bezoekers vanaf de sluitingstijd van de andere café’s tot de sluitingstijd van San Francisco het grootst is. Ook is een ervaringsfeit dat overlast van cafébezoekers het grootst is rond sluitingstijd. In dit geval zijn controles uitgevoerd om 00.47 uur, 00.15 uur, 00.20 uur, 1.22 uur en 2.29 uur, telkens op een zaterdag- of zondagochtend. Er is dus geen enkele keer gecontroleerd na de sluitingstijd van de andere café’s en nooit rond de sluitingstijd van San Francisco.
6. Dat de eigen handhavers zo laat niet meer werken, is geen argument om dan niet meer te controleren. Het college heeft namelijk op de zitting toegelicht dat het ook controles kan laten uitvoeren door de politie. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan om te kunnen zeggen dat geen sprake is van een overtreding. Omdat niet is gebleken dat [eiser] inmiddels geen overlast meer heeft, moet het college een nieuw onderzoek doen en hierbij uitdrukkelijk ook aandacht besteden aan de periode rond sluitingstijden van de andere café’s en van San Francisco.

Overlast vanwege luidruchtig personeel

7. De rechtbank stelt vast dat tijdens de controles niet is vastgesteld dat sprake was van luidruchtig personeel. Het college heeft het handhavingsverzoek op dit punt terecht afgewezen.

Overlast vanwege (muziek)geluidsoverlast

8. [eiser] vindt ook dat het college handhavend had moeten optreden omdat de geluidsbegrenzer niet goed was afgesteld. De rechtbank volgt dit argument niet. [eiser] zegt namelijk muziekgeluidsoverlast te hebben als de deuren open staan. Dat de deuren van San Francisco langer open staan dan nodig is om bezoekers in en uit te laten, is echter niet gebleken. [naam 1] heeft op de zitting uitgelegd dat de deuren na 1.30 uur gesloten zijn en dat bezoekers eerst moeten aanbellen voordat zij worden binnengelaten. Ook de handhavers hebben tijdens de controles niet gezien dat de deuren open stonden. [eiser] stelt niet dat hij last heeft van de muziek als de deuren gesloten zijn. De handhavers hebben ook niet geconstateerd dat op straat muziek uit San Francisco te horen was. Dat de geluidsbegrenzer niet goed stond afgesteld, heeft daarom voor [eiser] niet geleid tot geluidsoverlast. Het college heeft zijn verzoek om handhaving op dit punt dus terecht afgewezen.

Conclusie

8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan [eiser] het griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt het college in de proceskosten die [eiser] heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.536,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 9 mei 2018;
  • draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 170,- aan [eiser] te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van [eiser] tot een bedrag van € 1.536,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. van der Schaft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.