Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[de vrouw] ,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw werd vertegenwoordigd door advocaat mr. F.C. van 't Hooft en de man door advocaat mr. H.A. Rispens. De rechtbank had eerder op 22 mei 2019 de echtscheiding uitgesproken en de behandeling van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden pro forma aangehouden. De vrouw heeft op 17 juni 2019 een brief ingediend, maar de man heeft geen reactie gegeven. De rechtbank heeft vervolgens de datum van de beschikking bepaald op 17 juli 2019.
De rechtbank heeft de verzoeken van partijen met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden beoordeeld. De man stelde dat partijen naar een mediator moesten worden verwezen om in onderling overleg afspraken te maken. De vrouw daarentegen was niet bereid om in mediation te gaan. De rechtbank concludeerde dat partijen niet ontvankelijk waren in hun verzoeken, omdat zij niet konden worden gedwongen om mee te werken aan de mediation, die op vrijwilligheid berust. De rechtbank oordeelde dat de geschillenregeling in de huwelijkse voorwaarden in overeenstemming was met de bedoeling van partijen, maar dat de vrouw niet bereid was om deze regeling na te leven.
Uiteindelijk heeft de rechtbank partijen niet ontvankelijk verklaard in hun verzoeken met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en bepaald dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier T. Jelierse. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen de gestelde termijnen.