Beoordeling
5. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
6. Eigen Haard voert aan dat zij de woning op goede grond niet aan [eiser] heeft toegewezen. Zij kan daarom niet verplicht worden om een andere, gelijksoortige vier-kamer woning aan hem toe te wijzen. De woning kon op grond van de Huisvestingsverordening alleen aan [eiser] worden toegewezen indien hij de woning met twee personen zou gaan bewonen. Gelet op de informatie die [eiser] bij zijn inschrijving op Woningnet heeft vermeld, diende die tweede persoon met wie hij de woning zou gaan bewonen zijn dochtertje te zijn. Dat hij de woning in ieder geval drie dagen per week tezamen met zijn dochtertje zou gaan bewonen, diende [eiser] aan te tonen aan de hand van een ouderschapsplan. Eigen Haard baseert dat op de informatie die daarover is gegeven op de website van Woningnet en die dus bij [eiser] bekend was of had moeten zijn. Eigen Haard heeft [eiser] in haar e-mail van 19 juni 2019 bovendien ook gewezen op het vereiste van een ouderschapsplan. [eiser] heeft desondanks niet, althans niet tijdig een ouderschapsplan aan Eigen Haard doen toekomen en zij heeft de woning om die reden dan ook niet aan [eiser] hoeven toewijzen, aldus Eigen Haard.
7. Dit standpunt van Eigen Haard snijdt geen hout en wordt daarom niet gevolgd. Daartoe is het volgende redengevend.
8. Van belang is dat [eiser] en zijn vriendin/partner, tevens de moeder van zijn dochtertje, apart wonen en niet hebben samengewoond. Er is geen gesprake van een verbroken samenwoning, huwelijk of geregistreerd partnerschap. Zij hebben besloten dat hun dochtertje niet alleen in [woonplaats] , bij de vriendin/partner van [eiser] zal wonen, maar ook bij hem. [eiser] hoefde daarom, anders dan Eigen Haard betoogt, uit de e-mail van 29 mei 2019 van Eigen Haard niet af te leiden, dat hij naast de “algemene gegevens” die elke (woning)kandidaat dient aan te leveren, ook een ouderschapsplan aan Eigen Haard moest doen toekomen. Het vereiste van het overleggen van een ouderschapsplan is volgens die e-mail van Eigen Haard namelijk “afhankelijk van [de] situatie” en geldt alleen als een kandidaat voor een woning “recent gescheiden” is. In zo’n geval wordt in de e-mail namelijk een kopie van het vonnis van de rechtbank na echtscheiding gevraagd, “inclusief het eventuele ouderschapsplan”, maar die situatie deed zich bij [eiser] , zoals hiervoor is overwogen, echter niet voor.
9. De informatie op de website van Woningnet, waarop Eigen Haard zich eveneens beroept, vormde evenmin aanleiding voor [eiser] tot overlegging van een ouderschapsplan aan Eigen Haard alvorens de woning aan hem toegewezen zou worden. Eigen Haard gaat er ten onrechte aan voorbij dat ook de informatie op de website van Woningnet betrekking heeft op woningzoekenden die in de situatie verkeren waarin sprake is van co-ouderschap “na het verbreken [van] samenwoning, huwelijk of geregistreerd partnerschap”.
10. Voor zover het beroep van Eigen Haard op de artikelen 1:252 lid 1 jo. 247a BW aldus moet worden begrepen dat de door haar aan [eiser] gestelde eis van overlegging van een ouderschapsplan desondanks redelijk was omdat [eiser] op grond van die bepalingen over een ouderschapsplan beschikte, kan aan dat standpunt geen gewicht worden toegekend. Het berust namelijk op een onjuiste lezing van de wet. Op grond van artikel 1:247a BW dienen ouders die gezamenlijk gezag hebben
en hun samenleving beëindigenover te gaan tot het opstellen van een ouderschapsplan.
11. Eigen Haard moest vanzelfsprekend de huishoudsamenstelling van [eiser] toetsen aan de bepalingen van de Huisvestingsverordening voordat zij kon overgaan tot toewijzing van de woning aan [eiser] . In een poging daaraan te voldoen heeft [eiser] na ontvangst van de e-mail van 29 mei 2019 van Eigen Haard op 3 juni 2019 dan ook een verklaring van zijn vriendin/partner, met wie hij het gezamenlijk gezag over hun dochtertje uitoefent, aan Eigen Haard doen toekomen. Voor zover Eigen Haard van mening was dat die verklaring haar onvoldoende houvast bood om toetsing aan de criteria voor toewijzing van de woning te laten plaatsvinden, had zij daarover, ook gelet op de taak die zij als woningcorporatie heeft te vervullen en het grote belang dat voor [eiser] op het spel stond, in contact moeten treden met [eiser] . In plaats daarvan heeft Eigen Haard echter één dimensionaal volhard in haar standpunt dat [eiser] alleen aan de hand van een ouderschapsplan kon en moest aantonen dat hij (minimaal drie dagen in de week) met zijn dochtertje in de woning zou gaan wonen. Als gevolg daarvan heeft zij miskend dat zich de situatie kan voordoen waarin een woningzoekende, zoals [eiser] , niet heeft samengewoond met zijn vriendin/partner maar zij wél het gezamenlijk gezag over hun kind uitoefenen en dus níet beschikken over een ouderschapsplan. Uit de eigen e-mail van Eigen Haard van 29 mei 2019 en informatie op de website van Woningnet blijkt dan ook dat alleen in andere situaties, die zich in het geval van [eiser] niet voordoen, overlegging van een ouderschapsplan wordt verlangd.
12. Eigen Haard heeft, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen in redelijkheid niet kunnen besluiten, zoals zij in haar e-mail van 19 juni 2019 aan [eiser] heeft bericht, dat de woning niet aan hem werd toegewezen omdat hij niet kon aantonen dat hij aan de bezettingsnorm zou voldoen en dat dit uitsluitend aangetoond kon worden “via een ouderschapsplan.”
13. Andere concrete feiten of omstandigheden op grond waarvan de woning niet door Eigen Haard aan [eiser] kon worden toegewezen, heeft Eigen Haard niet naar voren gebracht. Voor zover Eigen Haard in dat verband aan [eiser] tegenwerpt dat hij op enig moment kenbaar heeft gemaakt dat zijn vriendin/partner (ook) in de woning zou komen te wonen hoewel hij dat niet bij zijn inschrijving op Woningnet kenbaar heeft gemaakt, kan dat haar niet baten. Dat is terug te voeren tot de onduidelijkheid die Eigen Haard zelf heeft geschapen door de woning ten onrechte als vijf-kamer woning aan te bieden terwijl het in werkelijkheid een vier-kamer woning betreft.
14. De slotsom is dat Eigen Haard de woning aan [eiser] had moeten toewijzen. De daarop gerichte, bij dagvaarding gevorderde voorlopige voorziening zou toewijsbaar zijn geweest indien Eigen Haard het oordeel over die vordering zou hebben afgewacht. In plaats daarvan heeft Eigen Haard de woning echter, zonder verdere mededeling aan [eiser] , twee dagen voor de behandeling van het kort geding aan een derde toegewezen. Eigen Haard heeft ter zitting medegedeeld dat het een reële verwachting is dat binnen drie maanden een andere vier-kamer woning in [woonplaats] beschikbaar zal komen. In de gegeven omstandigheden is de gewijzigde vordering van [eiser] dan ook toewijsbaar als hierna te melden.
15. Het standpunt van Eigen Haard dat geen dwangsom kan worden toegewezen omdat [eiser] in zijn (gewijzigde) vordering daaraan geen maximum heeft verbonden, wordt verworpen. De rechter heeft bij het opleggen van een dwangsom op grond van artikel 611a Rv een discretionaire bevoegdheid. Op grond daarvan is de rechter vrij in het bepalen van de hoogte van de dwangsom en dus ook bij het stellen van een maximum daaraan.
16. Eigen Haard zal als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten worden belast.